Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke verweer van de rechter van 8 februari 2018;
- een emailbericht van de wrakingskamer van 8 februari 2018, waarin aan verzoeker is
,verzonden in twee delen aan de griffie van de
Rechtbank Gelderland
Op 15 maart 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, rechter in een kort geding procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 6 februari 2018 en betrof een zaak over de afwikkeling van een nalatenschap, waarbij verzoeker gedaagde was in conventie en eiser in reconventie. Verzoeker stelde dat de rechter, ondanks het ontbreken van een definitief vonnis in de onderliggende kantonzaak, had besloten om op 19 februari 2018 eindvonnis te wijzen in kort geding. Dit zou in strijd zijn met de goede procesorde en duiden op vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet had gewacht op de reactie van de rechter op een eerder ingediend bezwaar. De rechtbank oordeelde dat verzoeker eerst de beslissing van de rechter had moeten afwachten voordat hij een wrakingsverzoek indiende. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ontijdig was en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beslissing werd genomen door de rechters Lambooij, Baauw en Peerdeman, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2018.