ECLI:NL:RBGEL:2018:1734

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
05/881547-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens medeplegen van gewapende overval in woning

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval in een woning te Ede op 14 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de woning is binnengekomen met het oogmerk om goederen te stelen. Tijdens de overval heeft de verdachte geweld gebruikt tegen de bewoners, waaronder het slaan van de vrouw en het bedreigen met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, met uitzondering van het gebruik van het vuurwapen tegen de slachtoffers, waarvoor de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881547-17
Datum uitspraak : 17 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 03 april 2018, 16 januari 2018 en 14 november 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer 2] op/tegen zijn linkerwang, althans zijn gezicht, heeft/hebben geslagen met een (hard) object en/of
- aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "hij is geladen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij moest gaan zitten en/of
- aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, waar is het geld of wij willen geld zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist op/tegen haar hoofd en/of buik heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft/hebben vastgepakt en/of getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] om geld heeft/hebben gevraagd en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] gezegd dat ze stil moest zijn en/of
- die [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of (daarbij) gezegd dat die [slachtoffer 1] stil moest zijn en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of
- de trekker van een vuurwapen meermalen heeft/hebben overgehaald en/of
- een vuurwapen heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 3] en/of
- ( vervolgens) een schot heeft/hebben gelost in de lucht ten aanzien van die [slachtoffer 3] (op de openbare weg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat een vuurwapen is gericht op aangevers en dat de trekker is overgehaald. De verdediging heeft verzocht dit onderdeel uit de bewezenverklaring te schrappen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat het richten van het vuurwapen op [slachtoffer 3] en het schieten in de lucht niet aan verdachte verweten kan worden. De verdediging heeft verzocht om verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 14 maart 2017 op bed lag in de slaapkamer, boven in de woning. Hij hoorde zijn vrouw beneden in de woning schreeuwen. Aangever is naar beneden gegaan. Toen hij in de hal stond en de woonkamer in wilde lopen, stond er ineens een onbekende persoon voor hem en voelde hij een harde klap op zijn linkerwang. Deze persoon riep: “hij is geladen”. Van de overvaller moest aangever aan de eettafel gaan zitten. In de woonkamer zag aangever dat bij zijn vrouw een tweede persoon stond. Deze persoon pakte zijn vrouw vast bij haar haren en sloeg haar met de andere hand in haar buik. Eén van de mannen riep: “geld, waar is het geld” of “wij willen geld zien”. De man die bij zijn vrouw stond, schreeuwde regelmatig: “geld, waar is het geld”. Vervolgens sloeg hij haar dan in de buik en in haar gezicht of trok hij aan haar haren. [2]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat ze beneden in haar woning was. Ze zag dat er twee mannen via de achterdeur naar binnen kwamen. Eén van de personen hield zijn wijsvinger voor zijn mond en zei ‘ssst, geld’. Aangeefster riep haar man, die boven op bed lag. De persoon die tegen haar sprak, sloeg met zijn vuisten op haar hoofd en in haar buik. Hierdoor had ze overal pijn. Aangeefster hoorde dat haar man naar beneden kwam. Hij stond op de trap en ze hoorde dat hij ‘au’ zei. De andere man had een vuurwapen. [3]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 14 maart 2017 omstreeks 12.45-13.00 uur op de kruising van de Witte de Withstraat met de Kraatsweg te Ede was. Hij zag dat er twee jongens aan kwamen lopen. Zij wandelden snel en gedroegen zich paranoïde, aldus [slachtoffer 3] . Hij is achter de jongens aangegaan. Bij de Molenstraat staken zij de straat over. Op de groenstrook bleef één van de jongens stil staan. Vanachter zijn broeksband trok hij een vuurwapen en richtte het wapen op [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] zag en hoorde dat de jongen het pistool in de lucht richtte en één keer in de lucht schoot. [4] De andere jongen was doorgerend. [5]
Verdachte heeft verklaard dat zijn maat een tip had voor een inbraak. Verdachte had het moeilijk in die tijd en besloot om mee te gaan. Met zijn maat is hij naar de woning toegegaan. Zijn maat ging eerst naar binnen en liep naar boven. Verdachte liep de woonkamer in en zag een vrouw zitten. Ze begon te schreeuwen. Verdachte is naar haar toegelopen en heeft gezegd dat ze stil moest zijn. Zijn maat kwam binnen met een man en zijn maat had een vuurwapen in zijn hand. De vrouw sloeg verdachte met een hard voorwerp tegen de zijkant van zijn gezicht. Verdachte heeft haar vervolgens vier of vijf klappen gegeven met zijn vuist. Ze zijn weg gegaan en zijn de tuin uit gerend. Verdachte liep voorop. Toen verdachte de weg was overgestoken, hoorde hij een knal. Zijn maat zei dat hij had geschoten omdat een man achter hen aan rende. [6] Vervolgens zijn ze teruggegaan naar de auto en zijn ze weggereden. [7]
Overwegingen
Uit de vorengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 14 maart 2017 is verdachte samen met een maat op pad gegaan om een inbraak te plegen in een woning. Daarvoor heeft hij een koevoet meegenomen. Eenmaal bij de woning bleek de achterdeur geopend te zijn. Verdachte en zijn maat zijn naar binnen gegaan en eenmaal in de woning bleken de bewoners thuis te zijn. Verdachte heeft tegen aangeefster [slachtoffer 1] gezegd dat ze stil moest zijn. Hij heeft aan haar haren getrokken en hij heeft haar met zijn vuisten geslagen. Zijn maat had een wapen, daarmee heeft zijn maat aangever [slachtoffer 2] geslagen.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat in de woning een wapen is gericht op aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat daarbij de trekker is overgehaald. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Verdachte en zijn maat zijn zonder buit vertrokken. Eenmaal uit de woning zijn ze weggerend. Zijn maat heeft daarbij het wapen gericht op een omstander, [slachtoffer 3] , die hen achterna zat en heeft in de lucht geschoten. Daarna zijn ze samen in een auto weggereden.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte niet degene is geweest die het wapen heeft gericht op [slachtoffer 3] en met het wapen in de lucht heeft geschoten, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de tijdspanne - het richten van het wapen op de omstander onderdeel uitmaakte van de overval. De overval vond plaats op klaarlichte dag: op een dinsdagmiddag omstreeks 13.00 uur. De achterdeur van de woning bleek niet afgesloten. Verdachte en zijn maat moesten er dan ook rekening mee houden dat de bewoners nog in de woning aanwezig waren en dat zij tijdens de overval of tijdens de vlucht tegenstand zouden ondervinden van de bewoners of derden. Pas in de woning kwam verdachte er achter dat zijn maat een vuurwapen mee had, aldus verdachte. Hij heeft zich vervolgens echter niet gedistantieerd, maar hij is gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank lag het gebruik van het wapen, in ieder geval vanaf dat moment, in het overval plan besloten.
De rechtbank is van oordeel dat de voor omschreven wijze waarop verdachte en zijn maat zijn gevlucht als een waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in de eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval ook voor wat betreft het eventuele gebruik van een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp. Aldus kan worden gezegd dat ook wat betreft de vlucht zo nauw en bewust is samengewerkt dat van medeplegen kan worden gesproken.
Gelet op het vorengaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met zijn onbekend gebleven maat, het tenlastegelegde heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 maart 2017 te Ede,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
goederen en/ofgeld, geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen en
/ofte doen volgen van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer 2]
op/tegen zijn linkerwang,
althans zijn gezicht,heeft
/hebbengeslagen met een (hard) object en/of
- aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft
/hebbentoegevoegd: "hij is geladen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- die [slachtoffer 2] heeft
/hebbengezegd dat hij moest gaan zitten en
/of
- aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft
/hebbentoegevoegd: "Geld, waar is het geld” of “wij willen geld zien",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal,met gebalde vuist op/tegen haar hoofd en
/ofbuik heeft
/hebbengeslagen en
/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft
/hebbenvastgepakt
en/of getrokkenen
/of
- die [slachtoffer 1] om geld heeft
/hebbengevraagd en
/of (daarbij
)die [slachtoffer 1] gezegd dat ze stil moest zijn en
/of
- die [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of (daarbij) gezegd dat die [slachtoffer 1] stil moest zijn en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of
- de trekker van een vuurwapen meermalen heeft/hebben overgehaald en/of
- een vuurwapen heeft
/hebbengericht op die [slachtoffer 3] en
/of
-
(vervolgens
)een schot heeft
/hebbengelost in de lucht ten aanzien van die [slachtoffer 3] (op de openbare weg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte te berechten via het jeugdstrafrecht. Voorts heeft de verdediging verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 februari 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd 22 februari 2018, en van dr. [psychiater] , psychiater, gedateerd 20 februari 2018.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Op klaarlichte dag zijn ze via de achterdeur de woning binnen gegaan. Deze deur bleek van het slot te zijn, waardoor verdachte had kunnen vermoeden dat de bewoners thuis waren. Eenmaal in de woning bleek dit ook het geval. Aangeefster zat beneden, terwijl haar man boven op bed lag. Verdachte en zijn maat zijn niet weggegaan, maar hebben geroepen dat aangevers stil moesten zijn en hebben daarbij geweld gebruikt. Door het kranige optreden van aangever kon hulp worden ingeroepen en hebben verdachte en zijn maat uiteindelijk zonder buit de woning moeten verlaten.
De slachtoffers zijn overvallen in hun eigen woning, een plek waar zij zich juist veilig zouden moeten voelen. Dat deze gebeurtenis een grote impact heeft gehad, waarvan aangeefster nog steeds de nadelige gevolgen ondervindt, blijkt wel uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. De echtgenoot van aangeefster, die ten tijde van de overval al ernstig ziek was, is inmiddels overleden. Uit de slachtofferverklaring van aangeefster is gebleken dat hij tot aan zijn overlijden onder de gevolgen van de overval heeft geleden. Verdachte en zijn maat hebben bij hun handelen blijkbaar enkel hun eigen financieel gewin voor ogen gehad en hebben in het geheel niet stil gestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit feit des te meer aan nu het ging om kwetsbare slachtoffers. Dergelijke misdrijven roepen niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij familie en in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte kort voor het begaan van dit feit reeds strafrechtelijk was veroordeeld voor een soortgelijk delict, zo blijkt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister.
Uit het rapport van psychiater [psychiater] volgt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek. Verdachte heeft wel meegewerkt aan het psychologisch onderzoek.
In het rapport van psycholoog [psycholoog] is beschreven dat bij verdachte sprake is van kenmerken van ADHD en van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling richting antisociale persoonlijkheidsstoornis, met een te beperkte ontwikkeling van de gewetensfuncties. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en de stoornissen beïnvloedden dan ook de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive is beoordeeld als matig tot hoog, indien er geen behandeling zal zijn. Verdachte is wel gemotiveerd voor een eventuele (klinische) forensische behandeling, maar er is weinig tot geen motivatie voor behandeling, begeleiding en controle na eventuele detentie en/of klinisch verblijf. Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen en hem te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting ter klinische observatie.
De rechtbank neemt voornoemd advies niet over, voor zover dat ziet op de toepassing van het jeugdstrafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten of aanwijzingen waargenomen die toepassing van het jeugdstrafrecht indiceren. In de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, ziet de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Het volwassenstrafrecht wordt dus naar de hoofdregel voor deze 21-jarige man toegepast.
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, zijn procesopstelling en het advies om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting in lichte mate af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.047,88, bestaande uit € 47,88 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen voor wat betreft de immateriële schadevergoeding.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, als na te melden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Ten aanzien van de materiële schade zijn de opgevoerde schadeposten voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 47,88.
Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden is door de verdediging niet betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk gelet op de ernst van het feit, de leeftijd van de slachtoffers en de grote impact die het handelen van de daders heeft gehad op de slachtoffers. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen en zal de vordering toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 5.000,-.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toepasbaar vanaf 14 maart 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor en K. Heesterbeek, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2018.
Mr. J. Wiersma en K. Heesterbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017116614, gesloten op 5 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 33-34.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 51-52.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 124-125.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris.