ECLI:NL:RBGEL:2018:1745

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4174
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kinderopvangtoeslag wegens onterecht ontvangen toeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had in 2013 geen kinderopvang afgenomen, maar ontving desondanks een kinderopvangtoeslag van € 11.215. De Belastingdienst vorderde dit bedrag terug, omdat eiseres ten onrechte de toeslag had ontvangen. Eiseres stelde dat zij slachtoffer was van oplichting en fraude, waarbij een persoon zonder haar medeweten kinderopvangtoeslag had aangevraagd. Eiseres had aangifte gedaan van deze oplichting en stelde dat haar DigiD was misbruikt.

De rechtbank oordeelde dat er geen geschil bestond over het feit dat eiseres in 2013 geen recht had op kinderopvangtoeslag. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de Belastingdienst terecht was, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij slachtoffer was van oplichting. De rechtbank stelde vast dat de Belastingdienst voldoende bewijs had geleverd dat een deel van de ontvangen toeslag was overgemaakt naar de rekening van eiseres. Eiseres had niet gereageerd op de nieuwe gegevens die ter zitting waren gepresenteerd, waardoor de rechtbank aannam dat de stellingen van de Belastingdienst juist waren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D.J. Post, in aanwezigheid van griffier R. van Diest. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats [woonplaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en

Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2017 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag van eiseres over het jaar 2013 definitief vastgesteld op € 0. Eiseres moet als gevolg hiervan € 12.285 terugbetalen.
Bij besluit van 3 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.A. Wubs. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat een vervolgzitting achterwege wordt gelaten, tenzij één van de partijen uiterlijk op 23 maart 2018 aangeeft dat zij op een zitting wil worden gehoord. Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij op een zitting gehoord wil worden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder vordert van eiseres een bedrag van € 12.285 terug vanwege kinderopvangtoeslag die zij in 2013 ten onrechte zou hebben ontvangen. Eiseres heeft in dat jaar geen kinderopvang afgenomen en daardoor heeft zij geen recht op toeslag.
2. Eiseres kan zich met de terugvordering niet verenigen en stelt dat zij slachtoffer is van oplichting en fraude; zij heeft hier aangifte van gedaan. Eiseres heeft uit eigen beweging melding gedaan van het feit dat zij in 2013 geen recht had op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft mevrouw [naam] (verder: [naam] ) in huis genomen. Deze persoon heeft, zonder haar medeweten, kinderopvangtoeslag aangevraagd voor de jaren 2013 tot en met 2015. [naam] had toegang tot haar privé-gegevens, en dus ook haar DigiD, en post. [naam] heeft toegegeven de DigiD van eiseres te hebben verstrekt aan een derde. Ook heeft zij handtekening van eiseres vervalst; eiseres verzoekt om een onderzoek hiernaar. Ook zijn bankrekeningoverzichten vervalst. De kinderopvangtoeslag is uitbetaald aan ene [naam 2] . Eiseres wist niet van de aangevraagde kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft zelf haar DigiD pas op 9 april 2015 voor het eerst gebruikt. Beschikkingen zijn onderschept door [naam] . Eiseres wist pas van de aanvraag nadat de kinderopvangtoeslag over 2014 en 2015 werd teruggevorderd. Eiseres heeft wel eens brieven of geld ontvangen, maar heeft hierover [naam] om hulp gevraagd, die zou het voor haar oplossen. Er zijn uitdraaien van Whatsapp gesprekken opgenomen bij de stukken, die dit bevestigen, aldus eiseres. Eiseres heeft niet gereageerd op verzoeken om informatie, dit moet [naam] hebben gedaan. Verweerder had onderzoek moeten doen naar het rekeningnummer waarop de toeslagen werden betaald.
3. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres in 2013 geen kinderopvang heeft afgenomen. Tussen partijen is daardoor ook niet in geschil dat voor eiseres in 2013 geen recht bestond op kinderopvangtoeslag. In geschil is of de reeds betaalde kinderopvangtoeslag bij eiseres teruggevorderd kan worden.
4. Artikel 25 van de Awir regelt de uitbetaling van voorschotten en tegemoetkomingen. Tot 1 december 2013 kon een toeslag op een andere rekening dan die van de belanghebbende worden uitbetaald, indien de belanghebbende deze rekening had aangewezen. Sinds 1 december 2013 kan uitbetaling alleen nog plaatsvinden op de bankrekening van de belanghebbende zelf.
Artikel 26 van de Awir bepaalt dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is.
5. Het aan eiseres toegekende voorschot voor 2013 van € 11.215 is gestort op de rekening van [naam 2] . Eiseres heeft gesteld dat zij deze persoon niet kent en dat [naam] met gebruikmaking van de DigiD van eiseres heeft bewerkstelligd dat dit bedrag op de rekening van [naam 2] is gestort.
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen door middel van een vordering bij de ING de bankafschriften heeft opgevraagd van de rekening van [naam 2] waarop het bedrag van € 11.215 op 20 november 2013 is gestort. Uit het overzicht dat verweerder ter zitting heeft overgelegd blijkt dat op 20 november 2013 een bedrag van € 3.000 en een bedrag van € 2.600 is overgemaakt op de bankrekening van eiseres. In totaal gaat het dus op € 5.600 en dat is de helft van het door verweerder betaalde voorschot.
6. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij niet kan nagaan of de nieuwe gegevens kloppen, en dat zij tijd nodig heeft om dat na te gaan. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen om te reageren op de nieuwe gegevens.
Eiseres heeft niet gereageerd.
7. Nu verweerder heeft gesteld en onderbouwd dat op 20 november 2013 een bedrag van € 5.600 van de rekening van [naam 2] is overgemaakt op de rekening van eiseres, en eiseres niet meer heeft gereageerd, gaat de rechtbank er van uit dat deze stelling van verweerder juist is. Dat betekent dat de basis komt te ontvallen aan het verhaal van eiseres dat zij het slachtoffer is van oplichting en fraude. De door verweerder overgelegde gegevens duiden er integendeel op dat eiseres de Belastingdienst/Toeslagen heeft opgelicht, al dan niet tezamen met [naam 2] .
8. Eiseres heeft nog gesteld dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag niet klopt. Er is
€ 11.215 aan kinderopvangtoeslag uitbetaald in 2013, nu wordt er € 12.285 teruggevorderd.
Verweerder heeft in het verweerschrift uiteengezet dat dit komt doordat sprake is van heffingsrente.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.