In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toekenning van een briefadres. Eiser, die geen woonadres had, had een briefadres aangevraagd in Nijmegen. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft dit verzoek afgewezen, met de motivering dat eiser niet voornamelijk in Nijmegen verblijft. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 17 april 2018 is eiser verschenen, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke bepaling is die stelt dat een briefadres niet kan worden toegekend aan iemand die in een andere gemeente verblijft. De rechtbank verwijst naar een circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken, waarin wordt gesteld dat een briefadres zich in een willekeurige gemeente kan bevinden, afhankelijk van de vestigingsplaats van de briefadresgever.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 168 moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiser moet bijdragen met een bedrag van € 14,20. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.