Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige man uit Reusel. De man werd veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, in het kader van een hennepkwekerij. In een door de man gehuurde loods werden 1165 hennepplanten aangetroffen. De verdachte ontkende de (mede)eigenaar te zijn van de kwekerij en stelde slechts de ruimte beschikbaar te hebben gesteld. De rechtbank geloofde deze verklaring niet en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar, en een werkstraf van 200 uur. Daarnaast werd het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortkwam uit twee eerdere oogsten, vastgesteld op € 213.149,92.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wederrechtelijk voordeel had genoten en dat er sprake was van minimaal twee eerdere oogsten. De verdediging voerde aan dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet klopte, maar de rechtbank vond de argumenten van de verdediging niet overtuigend. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen bamboestokken en de vervuiling in de kweekruimten, die duidden op eerdere oogsten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten minste twee eerdere oogsten had gehad en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bijbehorende berekeningen moest worden vastgesteld op € 213.149,92. De rechtbank legde de verplichting op tot betaling aan de staat van dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.