ECLI:NL:RBGEL:2018:213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
05/720363-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal in het kader van een hennepkwekerij

Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige man uit Reusel. De man werd veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, in het kader van een hennepkwekerij. In een door de man gehuurde loods werden 1165 hennepplanten aangetroffen. De verdachte ontkende de (mede)eigenaar te zijn van de kwekerij en stelde slechts de ruimte beschikbaar te hebben gesteld. De rechtbank geloofde deze verklaring niet en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar, en een werkstraf van 200 uur. Daarnaast werd het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortkwam uit twee eerdere oogsten, vastgesteld op € 213.149,92.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wederrechtelijk voordeel had genoten en dat er sprake was van minimaal twee eerdere oogsten. De verdediging voerde aan dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet klopte, maar de rechtbank vond de argumenten van de verdediging niet overtuigend. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen bamboestokken en de vervuiling in de kweekruimten, die duidden op eerdere oogsten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten minste twee eerdere oogsten had gehad en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bijbehorende berekeningen moest worden vastgesteld op € 213.149,92. De rechtbank legde de verplichting op tot betaling aan de staat van dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720363-16
Datum zitting : 08 januari 2018
Datum uitspraak: 22 januari 2018
tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[naam](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [plaats] ,
raadsman : mr. G.A.C. Beckers, advocaat te Sittard.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 319.724,88.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 8 januari 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 8 januari 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat te Sittard.
De officier van justitie, P. Pereira, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en wel als volgt.
De officier van justitie gaat bij zijn berekening uit van één eerdere oogst uit de aangetroffen 2.939 lege stekkentrays. Gelet op de grootte van de totaal 6 aanwezige kweekruimten, zouden er 26 planten per vierkante meter hebben gestaan. Dit leidt tot een opbrengst van 22,4 gram per plant. 22,4 gram x 2.939 planten levert 65.834 kilogram hennep op. De verkoopprijs per kilo kan vastgesteld worden op € 3.280,00 waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gesteld op € 215.934,21. Wegens relevante kosten dient een bedrag van € 18.963,02 alsmede de electriciteitsrekening van [Naam N.V.] € 6.924,60 (ondanks dat deze laatste rekening nog niet is betaald door veroordeelde) in mindering te worden gebracht waardoor een te ontnemen bedrag van € 190.046,59 resteert.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd en, na het gewijzigde standpunt van de officier van justitie, het navolgende aangevoerd.
De officier van justitie baseert zijn berekening op de aangetroffen stekkentrays. De officier van justitie gaat er dan dus vanuit dat elk gaatje gevuld is geweest met een stek. Dat is een aanname die niet nader wordt onderbouwd. Stekkentrays zijn niet specifiek gemaakt voor hennepplanten en hoeveel stekken er werkelijk in de trays hebben gezeten, blijft onduidelijk. De verdediging kan daarom de berekening van de officier van justitie niet volgen. Indien een voordeelsontneming ten laste van veroordeelde wordt uitgesproken, dan is de verdediging van oordeel dat dit hooguit een bedrag van € 2.500,-- kan zijn, immers dat is het bedrag dat veroordeelde éénmaal na één oogst heeft ontvangen. Subsidiair stelt de verdediging dat het te ontnemen bedrag door drie moet worden gedeeld, nu sprake is van anderen die van de opbrengst zouden hebben geprofiteerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 22 januari 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis in welk vonnis hij is veroordeeld ter zake het medeplegen van het in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en ter zake het medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking, meermalen gepleegd
.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank overweegt als volgt.
Anders dan de officier van justitie en veroordeelde is de rechtbank ervan overtuigd dat sprake is geweest van minimaal twee eerdere oogsten.
Veroordeelde heeft zelf verklaard dat er één keer eerder is geoogst. [2] Maar in kweekruimte 1 werden bamboestokken aangetroffen die eerder zijn gebruikt in de kwekerij ter ondersteuning van de hennepplanten. Sommige van deze bamboestokken werden op dat moment niet gebruikt voor de ondersteuning van hennepplanten, maar waren wel aan twee kanten zwart verkleurd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze zwarte verkleuring veroorzaakt doordat ze eerder in potgrond waren geplaatst. Dit houdt in dat die stokken twee keer eerder zijn gebruikt.
Daarnaast is in elke kweekruimte een zodanige vervuiling, te weten stof op voorwerpen en kalkafzetting, aangetroffen dat de rechtbank concludeert dat sprake is van ten minste een eerdere oogst.
Ook werden in de gang voor kweekruimte 1, lege stekkentrays aangetroffen die ruimte hebben geboden aan (totaal) 4.101 stekjes. [3] Wanneer de 1.165 aangetroffen hennepplanten vanuit die lege stekkentrays afkomstig zijn, waarvan de rechtbank uitgaat bij gebreke van een andersluidende aannemelijke verklaring van verdachte, dan zouden er nog (4.101 – 1.165) 2.936 planten in de stekkentrays moeten hebben gezeten waarvoor verdachte geen verklaring heeft gegeven. Weliswaar is door de verdediging gesteld dat niet elke stekkentray gevuld zal zijn geweest met een hennepstek, maar de verdediging onderbouwt dit niet.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er in totaal (ten minste) 4.101 hennepplanten, verspreid over diverse oogsten, zijn gebruikt ten behoeve van deze kwekerij. De rechtbank acht derhalve aannemelijk dat verdachte ten minste twee keer eerder heeft geoogst en dat de aangetroffen hennepplanten een derde oogst zouden moeten opleveren. .
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de twee eerdere oogsten zal de rechtbank uitgaan van 1.165 hennepplanten, per oogst, overeenkomstig het aantal hennepplanten zoals aangetroffen op 22 augustus 2016.
Kweekruimte 1:
In kweekruimte 1 zijn 297 hennepplanten aangetroffen. Per vierkante meter stonden er 16 hennepplanten. Conform het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 betreft de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst: 297 planten x 27,7 gram = 8,2269 kilogram hennep. De kosten waarmee rekening moet worden gehouden bedragen in totaal € 2.035,46.
In kweekruimte 2 zijn 292 hennepplanten aangetroffen. Per vierkante meter stonden er 10 hennepplanten. Conform het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 betreft de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst: 292 planten x 30,5 gram = 8.906 kilogram hennep. De kosten waarmee rekening moet worden gehouden bedragen in totaal € 2.004,56.
In kweekruimte 3 zijn 291 hennepplanten aangetroffen. Per vierkante meter stonde er 9 hennepplanten. Conform het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 betreft de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst: 291 planten x 30,9 gram = 8,9919 kilogram hennep. De kosten waarmee rekening moet worden gehouden bedragen in totaal € 1.998,38.
In kweekruimte 4 zijn 285 hennepplanten aangetroffen. Per vierkante meter stonden er 9 hennepplanten. Conform het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 betreft de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst: 285 planten x 30,9 gram = 8.8065 kilogram hennep. De kosten waarmee rekening moet worden gehouden bedragen in totaal € 1.961,30. [4]
Voornoemde berekening conform het rapport BOOM d.d. 1 november 2010 levert de volgende bedragen op.
Kweekruimte 1 per oogst:
8,2269 kilogram hennep x € 3.280,00 = € 26.984,23 – kosten € 2.035,46 = € 24.948,77.
Kweekruimte 2 per oogst:
8.9060 kilogram hennep x € 3.280,00 = € 29.211,68 – kosten € 2.004,56 = € 27.207,12.
Kweekruimte 3 per oogst:
8,9919 kilogram hennep x € 3.280,00 = € 29.493,43 – kosten € 1.998,38 = € 27.495,05.
Kweekruimte 4 per oogst:
8.8065 kilogram hennep x € 3.280,00 = € 28.885,32 – kosten € 1.961,30 = € 26.924,02.
Totale opbrengst 4 kweekruimten per oogst € 106.574,96
De rechtbank heeft hiervoor overwogen uit te gaan van minimaal twee eerdere oogsten waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel 2 x € 106.574,96 = € 213.149,92 bedraagt.
De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde voornoemd bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
De officier van justitie heeft in zijn berekening meegewogen dat de aan [Naam N.V.] te betalen kosten, € 6.924,60, eveneens in mindering moeten worden gebracht. De rechtbank deelt die mening van de officier van justitie niet. Alleen kosten die door veroordeelde zijn betaald, komen voor aftrek in aanmerking. Ter zitting heeft veroordeelde verklaard dat deze kosten tot het moment van de zitting nog niet door hem zijn betaald.
De verklaring van veroordeelde dat hij slechts zijn ruimte beschikbaar heeft gesteld en éénmaal een vergoeding van € 2.500,00 heeft ontvangen, acht de rechtbank, zoals ook in het vonnis al tot uitdrukking is gebracht, ongeloofwaardig. Dat het totale bedrag zou moeten worden gedeeld door drie, zoals is betoogd door de verdediging, volgt de rechtbank niet. Veroordeelde heeft weliswaar verklaard dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij de hennepplantage, te weten de persoon die hem aansprak, de personen die de hennepplantage hebben opgebouwd en de persoon die verantwoordelijk was voor de verzorging daarvan, maar veroordeelde weigert naam en toenaam te noemen van deze personen waardoor het voor justitie niet mogelijk is anderen ter verantwoording te roepen en/of een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel aannemelijk te maken. Gelet op deze procesopstelling van veroordeelde zal het totaal van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van veroordeelde worden gebracht. Het is dan aan veroordeelde om dat met deze onbekend gebleven personen te regelen.
Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de politie het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 als uitgangspunt genomen. Sinds 1 juni 2016 is er echter een herzien en nieuw rapport van BOOM beschikbaar. Kennelijk omdat een deel van de oogst heeft plaatsgevonden vóór 1 juni 2016 is bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, zoals zich dat in het dossier bevindt, uitgegaan van een kiloprijs zoals in het rapport van BOOM d.d. 1 november 2010 genoemd, te weten € 3.280,00. In het rapport van BOOM d.d. 1 juni 2016 wordt uitgegaan van een aanzienlijk hogere kiloprijs, te weten € 4.070,00. Gelet op de wijze waarop die kiloprijs opnieuw is vastgesteld en zoals in laatstgenoemd rapport van BOOM omschreven, had de rechtbank zeker deze nieuwe kiloprijs aangehouden indien de politie bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel van dat nieuwe rapport van BOOM d.d. 1 juni 2016 was uitgegaan. Dit zou tot gevolg hebben gehad dat het wederrechtelijk verkregen voordeel aanzienlijk hoger zou zijn uitgevallen. Omdat de politie bij de berekening is uitgegaan van het rapport van BOOM van 1 november 2010 en ook de officier van justitie bij zijn nieuwe berekening dit rapport van BOOM als uitgangspunt heeft genomen zal de rechtbank, ten voordele van veroordeelde, niet de bedragen hanteren zoals in het rapport van BOOM d.d. 1 juni 2016 worden genoemd.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 213.149,92 (zegge: tweehonderddertien duizend honderdnegenenveertig euro en tweeënnegentig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 213.149,92 (zegge: tweehonderddertien duizend honderdnegenenveertig euro en tweeënnegentig eurocent).
Aldus gegeven door mr. M.P. Bos, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. H.C.M. Snellen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016392267, gesloten op 22 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring veroordeelde ter terechtzitting d.d. 08 januari 2018.
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (pag. 24 e.v.);
4.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (pag. 24 e.v.);