ECLI:NL:RBGEL:2018:2268

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
05/841254-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van groepsleider zorginstelling door patiënt met voorwaardelijk opzet

Op 22 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een groepsleider in een zorginstelling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 8 november 2017 te Beekbergen, waar de verdachte, een patiënt van de zorginstelling, betrokken was bij een worsteling met de groepsleider, aangeduid als [slachtoffer 1]. Tijdens deze worsteling heeft de verdachte de groepsleider met een schaar verwond, wat leidde tot twee steek- en/of snijverwondingen in de linkerhand van de groepsleider. De officier van justitie stelde dat de poging tot zware mishandeling niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan mishandeling.

De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van letsel. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar dat de verdachte wel voorwaardelijk opzet had op de mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door met een open schaar in de hand een worsteling aan te gaan, bewust de kans op verwondingen had aanvaard. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding door de groepsleider.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mishandeling en legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De rechtbank benadrukte dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en dat er een klinische opname werd geadviseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/841254-17
Datum uitspraak : 22 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [woonplaats] ,
thans verblijvende bij forensisch psychiatrische kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven.
raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegestane wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2017 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
deze [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of (met kracht) met een schaar in de hand heeft gestoken en/of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 november 2017 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of (met kracht) met een schaar in de hand te steken en/of heeft gesneden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 november 2018 vond een worsteling plaats bij Het Hietveld te Beekbergen, waarbij aangever [slachtoffer 1] en verdachte betrokken waren. [2] Het Hietveld is een instelling voor personen met een licht verstandelijke beperking; verdachte verblijft daar als patiënt. Bij die worsteling heeft aangever letsel opgelopen, namelijk twee steek- en/of snijverwondingen in zijn linkerhand. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan de primair tenlastegelegde poging zware mishandeling niet worden bewezen zodat daarvoor vrijspraak zou moeten volgen. De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, te weten mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van lichamelijk letsel en pijn. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Volgens de verdediging had aangever in de hoedanigheid van zijn functie als groepsleider een andere keuze moeten maken. Verdachte probeerde weg te komen en is toen door onder andere aangever tegengehouden. Aangever was daarmee de initiator van het geweld en had op dat moment een andere keuze moeten maken. In reactie daarop, heeft verdachte zich proberen te verdedigen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Aangever [slachtoffer 1] , werkzaam als groepsleider, heeft verklaard dat verdachtes vrijheden waren ingenomen en dat verdachte niet naar buiten mocht. Verdachte verliet toch zijn kamer en wilde wegrennen. Aangever heeft verdachte toen van achteren vastgepakt. Nadat aangever samen met een andere collega verdachte naar de grond had gebracht, zag aangever dat zijn linkerhand hevig bloedde. Aangever zag op de grond naast verdachte een schaar liggen. Aangever heeft een diepe snee in zijn linkerhandpalm en een diepe snee in zijn middelvinger. Beide sneeën zijn gehecht. [4]
Getuige [getuige] , pedagogisch medewerker bij Het Hietveld, heeft verklaard dat verdachte bepaalde privileges en vrijheden waren ontnomen vanwege zijn gedrag. Verdachte werd door een collega betrapt toen hij zijn terrasdeur met een schaar probeerde open te maken. Verdachte is toen zijn kamer uitgekomen en naar de andere kant van de afdeling gelopen waar een terrasdeur openstond. Verdachte liep het terras op en duwde aangever [slachtoffer 1] aan de kant. Aangever probeerde verdachte tegen te houden en pakte hem vast. Hierop probeerde verdachte zich los te worstelen. [getuige] heeft toen samen met aangever verdachte vastgepakt en hem gefixeerd. [getuige] zag vervolgens dat verdachte een schaar in zijn linkerhand had. [getuige] zag toen dat aangever gewond was en dat er bloed op de grond lag. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij boos was en dat hij met een open schaar zijn terrasdeur heeft proberen open te maken. Toen dat niet lukte is hij zijn kamer uitgelopen met de schaar open in zijn hand. Verdachte werd toen tegengehouden door de groepsleiding. Verdachte heeft zich geprobeerd los te wringen. [6]
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen andere verklaring voor de steek- en/of snijverwondingen bij aangever dan dat die tijdens de worsteling door verdachte met de schaar zijn veroorzaakt. Door in een opgefokte toestand met een (open) schaar in de hand een worsteling aan te gaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever hierdoor zou kunnen verwonden, wat ook is gebeurd. Aangever heeft immers meerdere forse verwondingen aan zijn hand die gehecht moesten worden. Een worsteling met een open schaar in de hand levert voor die ander in de worsteling naar algemene maatstaven een aanmerkelijke kans op pijn of letsel op. Die kans mag bij een ieder, en dus ook bij verdachte, als algemeen bekend worden verondersteld. Door met die kennis onder die omstandigheden tóch de worsteling aan te gaan, heeft verdachte de kans dat dit letsel of deze pijn intrad op de koop toegenomen. Op deze manier heeft verdachte het voorwaardelijk opzet op de mishandeling van aangever gehad.
Door de verdediging is een beroep op noodweer gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Er is geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om zonder toestemming de instelling te verlaten. Hij heeft geprobeerd zijn terrasdeur met een schaar te openen, is zijn kamer uitgelopen met de open schaar nog in de hand en heeft aangever opzij geduwd. Verdachte wist wat de consequenties konden zijn. Dat verdachte er wellicht niet van gediend was dat hij door aangever in zijn hoedanigheid van groepsleider van de instelling, waar verdachte in verband met zijn persoonlijkheidsproblematiek verbleef, werd vastgepakt, maakt het optreden van aangever nog geen aanranding waartegen verdediging geboden was of een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank verwerpt het verweer en acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangever.
De rechtbank acht niet bewezen dat de klap van verdachte richting aangever een mishandeling in strafrechtelijke zin oplevert, nu aangever heeft verklaard dat de klap geen pijn deed. Voor een bewezenverklaring van mishandeling is vereist dat pijn of letsel moet zijn opgetreden en daarvan is geen sprake. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 november 2017 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1]
heeft geslagen en/of(met kracht) met een schaar in de hand te steken en/of te snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft voorts een beroep gedaan op noodweerexces. Het beroep op noodweerexces slaagt evenmin, nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Verdachte is aldus strafbaar, nu verder geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte genoeg gestraft is met de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft verdachte spijt betuigd en moet hij in het kader van het mediationtraject een schadevergoeding aan aangever betalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 januari 2018;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 14 februari 2018;
  • een voorlichtingsrapportage van Novadic-Kentron, gedateerd 13 april 2018;
  • een psychologisch Pro Justitia rapportage van drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog, gedateerd 12 februari 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van een begeleider (aangever) van de zorginstelling waar hij verbleef. Aangever is hier erg van geschrokken, zoals blijkt uit zijn aangifte en heeft littekens aan de mishandeling overgehouden. Er is sprake van een ernstig feit, namelijk geweld gericht tegen een persoon tijdens zijn werk in een zorginstelling.
Uit de Pro Justitia rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een lichte stoornis is cannabisgebruik. Drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog heeft in haar rapport geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank onderschrijft die conclusie. Geadviseerd wordt een klinische opname.
Voorts blijkt uit de voorlichtingsrapportage van Novadic-Kentron, dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd een meldplicht, een opname in een zorginstelling en indien nodig, meewerken aan een vervolgtraject.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels vrijheidsbenemende straf passend en geboden. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte hoeft dus nu niet terug naar detentie. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder het verblijf in De Woenselse Poort, waar verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis verblijft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
3 (drie ) maanden, niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

de bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Novadic-Kentron (adres: Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven) en zich gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven, ook wanneer dit inhoudt het meewerken aan urinecontroles;
  • dat de veroordeelde zich zal laten opnemen bij De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Dienst Individuele Zaken (DIZ), voor maximaal 12 maanden of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling zullen worden gegeven, ook wanneer dit inhoudt het meewerken aan testpsychologisch onderzoek, urinecontroles en/of het innemen van medicatie;
dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, volgend op zijn opname mee zal werken aan een vervolgtraject, ook wanneer dit inhoudt een overplaatsing naar een open setting, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan het programma dat de betreffende instelling en/of afdeling heeft opgesteld;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. H.F.R. van Heemstra, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017517902, gesloten op 13 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 11.
3.De geneeskundige verklaring, p. 16.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 12.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 22.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 mei 2018.