ECLI:NL:RBGEL:2018:2282
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inroostering in reservediensten door de minister van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en de minister van Justitie en Veiligheid. De eiser, werkzaam als transportgeleider, maakte bezwaar tegen de inroostering in reservediensten voor de week van 6 tot en met 12 februari 2017. De minister had bij besluit van 5 januari 2015 een rooster vastgesteld, maar de eiser stelde dat de mededelingstermijn voor de werktijden niet in acht was genomen. Volgens de Arbeidstijdenwet dient de werkgever de begin- en eindtijden van de diensten uiterlijk vier dagen van tevoren bekend te maken. De eiser ontving echter pas om 18:00 uur op de dag voorafgaand aan de reservediensten informatie over de starttijden, wat volgens hem te laat was en zijn privéleven belastte.
De rechtbank oordeelde dat de inroostering onrechtmatig was, omdat de minister de wettelijke mededelingstermijn niet had gerespecteerd. De rechtbank stelde vast dat er geen collectieve regeling was die afwijking van deze termijn mogelijk maakte. De Begrippenlijst Planningskader DJI werd niet erkend als een collectieve regeling, en de rechtbank bevestigde dat de Circulaire Arbeidstijdenwet nog steeds van kracht was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de inroostering voor de betreffende dagen werd herroepen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 2.004,- werden vastgesteld, en moest de minister het griffierecht van € 168,- vergoeden.