ECLI:NL:RBGEL:2018:2474

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
C/05/336610 / KG ZA 18-165
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van straat- en contactverbod in kort geding wegens stelselmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juni 2018 een vonnis gewezen in kort geding, waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. van Bekkum, een straat- en contactverbod heeft gevorderd tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiser heeft gesteld dat gedaagde stelselmatig inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer sinds het beëindigen van hun affectieve relatie in november 2016. Eiser heeft herhaaldelijk last gehad van ongewenste contacten, waaronder telefoontjes en berichten, en gedaagde heeft zich ook op ongepaste wijze bij de woning van eiser en zijn werkplek vertoond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure correct is verlopen en dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedragingen van gedaagde onrechtmatig zijn en dat er een reëel risico bestaat op herhaling. De rechtbank heeft echter de gevraagde afstandsverboden enigszins gematigd, met name ten aanzien van de afstand tot de school van eiser, om gedaagde niet onredelijk te beperken in haar bewegingsvrijheid.

Het vonnis bevat verder een verbod voor gedaagde om enige uiting van smaad of laster te doen over eiser, en legt een dwangsom op voor het geval gedaagde zich niet aan de opgelegde verboden houdt. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/336610 / KG ZA 18-165
Vonnis in kort geding van 6 juni 2018
in de zaak van
[Eiser],
[woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen,
tegen
[Gedaagde],
[woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 april 2018 met producties 1 tot en met 8
- de brief d.d. 25 mei 2018 van de zijde van [Eiser] met producties
- de brief d.d. 29 mei 2018 van de zijde van [Eiser] met een op voorhand toegezonden
pleitnota
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[Eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde] zal verbieden:
I. om nog op enigerlei wijze contact te zoeken met [Eiser] , hetzij in persoon (mondeling of schriftelijk), hetzij telefonisch, hetzij per gewone post (of vergelijkbare media), hetzij per e-mail/sms/WhatsApp of vergelijkbare media;
II. om het erf van [Eiser] aan de [adres A] te [woonplaats] te betreden, of zich te begeven of op te houden in het gebied binnen een straal van 250 meter rond dit adres;
III. om het perceel [adres B] (de werkplek van [Eiser] ) te betreden, of zich te begeven en/of op te houden in het gebied binnen een straal van 50 meter rond de erfgrenzen van dit adres;
IV. om zich op de openbare weg te begeven of op te houden binnen een straal van 100 meter rond [Eiser] ;
V. om zich op welke wijze dan ook van elke uiting van smaad of laster met betrekking tot [Eiser] te onthouden, hetzij mondeling of schriftelijk, hetzij via sociale media, of in welke uitingsvorm dan ook;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere keer
dat [Gedaagde] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis handelt in strijd met de
veroordeling in dezen, te vermeerderen
2.2.
[Eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [Gedaagde] stelselmatig (een grove)
inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer maakt en dat onrechtmatig is. Hij vordert dat
[Gedaagde] een straat- en contactverbod wordt opgelegd.
2.3.
[Gedaagde] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
3.2.
Nu de vordering - behoudens enige hierna te bespreken onderdelen - de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voorkomt ligt deze grotendeels voor toewijzing gereed. In de aard van de te geven voorzieningen en de wijze waarop deze zullen worden bepaald in de te geven beslissing, waarbij op sommige punten van de vordering zal worden afgeweken, ziet de rechtbank echter aanleiding om de beslissing van de volgende uitleg te voorzien.
3.3.
Een straatverbod, zoals eiser vordert, vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Deze rechtvaardiging is in het onderhavige geval ruimschoots gegeven met de door [Eiser] navolgende gestelde feiten en omstandigheden, waarvan als onweersproken kan worden uitgegaan in de onderhavige beoordeling.
3.4.
[Eiser] en [Gedaagde] hebben van juni 2016 tot november 2016 een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in november 2016 door [Eiser] beëindigd. Sinds het verbreken van de relatie tot op heden wordt [Eiser] (vrijwel) dagelijks en veelvuldig door [Gedaagde] bestookt met telefoontjes, berichten per WhatsApp en andersoortige uitlatingen. Het aantal telefoontjes per dag loopt daarbij regelmatig in de tientallen. Ook verschijnt [Gedaagde] met regelmaat bij de woning van [Eiser] aan de [adres A] te [plaats] , zowel overdag als midden in de nacht. Ze belt dan veelvuldig aan en schreeuwt daarbij vaak scheldwoorden en verwijten. [Eiser] heeft [Gedaagde] herhaaldelijk verzocht en gesommeerd om deze gedragingen te staken en vele malen politie-interventie ingeroepen en aangiftes gedaan, onder meer van
stalkingen van de navolgende incidenten. Op 16 oktober 2017 heeft [Gedaagde] de gevel en de voordeur van de woning van [Eiser] besmeurd met eieren. Ook lagen bij de buren van [Eiser] stukgegooide eieren op de stoep. Op 20 oktober 2017 heeft [Gedaagde] de brievenbus van [Eiser] besmeurd met mayonaise en ketchup. [Eiser] is als docent werkzaam op een school in [plaats] , [naam school] , locatie [adres B] (hierna: de school). [Gedaagde] is woonachtig in een flatgebouw aan de [adres C] , welk adres gelegen is op een afstand van minder dan 100 meter van de school. Op 19 februari 2018 is de auto van [Eiser] op het terrein van de school vernield. Op beelden van de bewakingscamera is gezien dat [Gedaagde] de vernielingen aan de auto heeft toegebracht. In maart 2018 heeft [Gedaagde] een vogelhuisje met de daarin verborgen beveiligingscamera in de voortuin van [Eiser] vernield en heeft zij de woning van [Eiser] met lippenstift beklad. Op 18 maart 2018 heeft [Gedaagde] een envelop in de brievenbus gestopt met daarin een aantal aan haar opgelegde beschikkingen van het openbare ministerie, brieven van haar telecomprovider over door haar gepleegde ongewenste telefoongesprekken en andere stukken. Bij dit bezoek heeft zij wederom vernielingen aan de woning van [Eiser] aangebracht. Zij is toen door de politie meegenomen. Verder is [Gedaagde] op 21 maart 2018 nogmaals op het terrein van de school verschenen. Zij heeft met lippenstift de schoolramen beklad met teksten over [Eiser] . Op 23 april 2018 heeft [Gedaagde] de auto van [Eiser] bij zijn woonadres besmeurd. Zij is toen wederom door de politie meegenomen. Ook na betekening van de onderhavige dagvaarding is [Gedaagde] [Eiser] blijven bestoken met een zeer groot aantal telefoontjes, soms meer dan 100 op een dag, en berichten per WhatsApp. [Gedaagde] heeft de aan haar betekende dagvaarding aan [Eiser] retour gezonden met daarop handgeschreven teksten waaruit onder meer volgt dat zij niet op de zitting van 30 mei 2018 zou verschijnen. In de nacht voorafgaande aan de zitting heeft zij [Eiser] opnieuw thuis opgezocht.
3.5.
[Eiser] is sinds het incident van 21 maart 2018 arbeidsongeschikt. Hij heeft last van psychische klachten en uitputtingsklachten, waarvoor hij onder behandeling is. Onlangs is [Eiser] begonnen met een programma voor traumabehandeling. De buren van [Eiser] ontfermen zich over hem in praktische zin en staan hem bij wanneer zich bij zijn woning incidenten met [Gedaagde] voordoen. [Eiser] heeft naar aanleiding van zijn aangiftes nog niet vernomen of het openbaar ministerie [Gedaagde] zal vervolgen en verblijft sinds meer dan een jaar in afwachting van berichten daarover.
3.6.
Uit bovenstaande gestelde feiten en omstandigheden volgt dat [Gedaagde] reeds geruime tijd stelselmatig (een grove) inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [Eiser] en zij daarmee onrechtmatig handelt jegens hem, terwijl die gedragingen van [Gedaagde] veeleer toe- dan afnemen, zowel voor wat betreft de frequentie als het verregaande karakter van die gedragingen. Het voorgaande levert ruimschoots grond op voor de verwachting dat [Gedaagde] niet eigener beweging zal ophouden om [Eiser] thuis en op het werk lastig te vallen en dat zij zijn verzoeken die daartoe strekken zal blijven negeren, zolang daaraan geen gevolg voor [Gedaagde] is verbonden, terwijl de nadelige gevolgen van dat onrechtmatig handelen voor [Eiser] nauwelijks meer het hoofd te bieden zijn. Daarmee is de rechtvaardiging voor toewijzing van het gevorderde gegeven, behoudens het navolgende.
3.7.
De school is gelegen aan een belangrijke verbindingsweg, de [straatnaam] in [plaats] . De woning van [Gedaagde] ligt hier zeer dichtbij (om de hoek), zodanig dat zij vanuit haar woning uitzicht heeft op de school. Hoewel van belang is dat [Eiser] ook op zijn werk gevrijwaard blijft van het onrechtmatig handelen van [Gedaagde] , betekent toewijzing van de gevraagde voorziening (die ziet op een gebiedsverbod met een straal van 50 meter van de erfgrenzen van de school) een al te grote en hinderlijke beperking van de mogelijkheden van [Gedaagde] om zich vrij te kunnen bewegen. De door [Gedaagde] in acht te nemen afstand tot de erfgrenzen van de school zal dan ook worden beperkt tot 10 meter. Om vergelijkbare redenen zal de gevraagde voorziening die ziet op het houden van afstand wanneer partijen elkaar op de openbare weg zouden treffen worden beperkt tot 50 meter.
3.8.
De gevraagde voorziening die ziet op een verbod op uitingen van smaad en laster zal worden toegewezen, nu deze vordering blijkens de toelichting van [Eiser] is ingegeven door het incident bij de school op 21 maart 2018, waarbij [Gedaagde] diffamerende teksten over [Eiser] op de ramen van de school aanbracht met lippenstift. [Eiser] wenst herhaling van een dergelijke aantasting van zijn eer en goede naam te voorkomen. Deze actie van [Gedaagde] was onmiskenbaar gericht op het publiekelijk beschamen van [Eiser] en de rechtbank acht het risico op herhaling daarvan in enige vorm vooralsnog onvoldoende ondervangen door de overige te treffen voorzieningen.
3.9.
Ook voor het overige zal het gevorderde worden toegewezen als hierna te bepalen, waarbij alle voorzieningen in duur zullen worden beperkt (tot een jaar). De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd tot € 500,00 voor iedere keer dat [Gedaagde] het op te leggen contact- en/of straatverbod en/of het verbod tot het doen van smadelijke/lasterlijke uitingen overtreedt, met een maximum van € 25.000,00.
3.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [Eiser] vastgesteld op € 1.158,91, zijnde € 99,91 aan explootkosten, € 79,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris gemachtigde.
3.11.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde, [Gedaagde] ,
4.2.
verbiedt [Gedaagde] om gedurende een jaar na betekening van dit vonnis
4.2.1.
persoonlijk, mondeling, schriftelijk, telefonisch, per post, e-mail, sms, WhatsApp of vergelijkbare media contact op te nemen met [Eiser] ;
4.2.2
zich te begeven en/of op te houden
- binnen een straal van 250 meter rondom het woonadres van [Eiser] aan de [adres A] te [woonplaats] ;
- binnen een straal van 10 meter vanaf de erfgrenzen van perceel [adres B] te [plaats] , zijnde de werkplek van [Eiser] ;
- binnen een straal van 50 meter rond [Eiser] op de openbare weg en
4.2.3
op welke wijze dan ook enige uiting van smaad of laster met
betrekking tot [Eiser] te doen;
4.3.
bepaalt dat [Gedaagde] voor iedere keer dat zij niet voldoet aan het onder 4.2 bepaalde een dwangsom verbeurt van € 500,00 zulks met een maximum van € 25.000,00 en veroordeelt [Gedaagde] de verbeurde dwangsommen aan [Eiser] te voldoen;
4.4.
veroordeelt [Gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] tot op heden vastgesteld op € 1.158,91,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en
4.6.
wijst af het meer- of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mans en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.