ECLI:NL:RBGEL:2018:2496

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
05/800007-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in huiselijke kring met ernstig letsel als gevolg

Op 5 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam voort uit een incident op 4 februari 2018, waarbij de verdachte meermalen met kracht op het hoofd en lichaam van het slachtoffer heeft geslagen. Het slachtoffer liep hierdoor ernstige verwondingen op, waaronder een schedelbasisfractuur en bloeduitstortingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, de dader was van de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de kans op de dood van het slachtoffer aanmerkelijk was door de aard van de verwondingen, en dat de verdachte opzettelijk handelde. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en het medisch bewijs overtuigend waren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de mishandeling en de impact op het slachtoffer zwaar meeweegt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar bevestigde de poging tot doodslag als bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800007-18
Datum uitspraak : 5 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2018 te Heteren, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachtes levensgezel), opzettelijk van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij de keel/nek heeft gepakt en/of gegrepen en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/of tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of heeft gestompt, al dan niet met een enig(e) hard(e) en/of stomp(e) voorwerp(en) en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/op tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 04 februari 2018 te Heteren, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachtes levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een schedelbasisfractuur en/of
- een of meerdere paarse zwelling(en) rondom de ogen en achter het oor en/of
- een of meerdere blauwe plek(ken)en/of bloeduitstorting(en) over het gehele
lichaam en/of
- een schuurverwonding en/of
- een bijtverwoning en/of
- een fractuur van de bodem van de oogkas en/of
- een bloeduitstoring in de lever en/of
- een uitgebreide bloeduitstorting van de schedelhuid aan de linkderzijde van het hoofd,
heeft toegebracht door (telkens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht
- op het lichaam van die [slachtoffer] te zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij de keel/nek te pakken en/of te grijpen en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of
- in het gezicht en/of op tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/of tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen, al dan niet met een enig(e) hard(e) en/of stomp(e) voorwerp(en) en/of
- in het gezicht en/of op /tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/of tegen het (e) be(e)nen, althans op/tegen het lichaam te schoppen en of te trappen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 04 februari 2018 te Heteren, gemeente Overbetuwe, althans
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachtes) levensgezel) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met kracht
- op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij de keel/nek heeft gepakt en/of gegrepen en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/of tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of heeft gestompt, al dan niet met een enig(e) hard(e) en/of stomp(e) voorwerp(en) en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/op tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 03 februari 2018 te Heteren, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachtes levensgezel) heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met kracht
- op het lichaam van die [slachtoffer] te zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij de keel/nek te pakken en/of te grijpen en/of de keel dicht te drukken en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/of tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen,
al dan niet met een enig(e) hard(e) en/of stomp(e) voorwerp(en) en/of - in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/op tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, te schoppen en/of te trappen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op maandag 5 februari 2018 is [slachtoffer] naar het ziekenhuis in [plaats] gegaan. [2] Bij [slachtoffer] is het volgende letsel geconstateerd:
  • over het gehele lichaam zeer veel bloeduitstortingen van wisselde kleur en zwelling;
  • schedelbasisfractuur;
  • fractuur van de bodem van de oogkas rechts;
  • bloeduitstorting in de lever;
  • uitgebreide bloeduitstorting van de schedelhuid aan de linkerzijde van het hoofd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag (feit 1, primair) en mishandeling van zijn levensgevel [slachtoffer] (feit 2). Hiertoe heeft de officier van justitie ten aanzien van de mishandeling (feit 2) aangevoerd dat uit de letselinterpretatie volgt dat het letsel over een langere periode is toegebracht. Daarnaast hebben de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en de broer van [slachtoffer] – kort gezegd – verklaard dat zij hebben gehoord dat [slachtoffer] en verdachte ruzie hadden en dat zij bij [slachtoffer] blauwe plekken hebben gezien.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het onder 1, primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde vrij te spreken wegens gebrek aan enig bewijs dat verdachte degene is die de geconstateerde letsels bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Bovendien heeft [slachtoffer] meermalen verklaard dat verdachte het niet gedaan heeft. Tot slot is aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet een aanmerkelijke kans op overlijden kan worden afgeleid, terwijl het letsel ook niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. .
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte degene is die het letsel heeft toegebracht.
Verklaring [slachtoffer]
heeft meerdere keren verklaard dat zij op zondagavond 4 februari 2018 tussen 21.30 uur en 22.00 uur ging pinnen in [plaatsnaam] . Zij heeft verklaard dat zij toen van achter twee keer op haar hoofd is geslagen en dat zij bewusteloos is geraakt. Daarna is zij naar de woning waar zij verblijft in [plaatsnaam] gegaan. Haar vriend, verdachte, lag toen al te slapen. De volgende dag is [slachtoffer] met verdachte naar het ziekenhuis gegaan.
Sporenonderzoek
De politie heeft onderzoek gedaan naar de beweerdelijke overval. Op 5 februari 2018 hebben twee verbalisanten de route gelopen die [slachtoffer] zou hebben gelopen. Op de door haar aangegeven route zijn geen bloedsporen aangetroffen. [4] Op de route hangt een camera gericht op de weg. Een verbalisant heeft de camerabeelden bekeken van zondag 4 februari 2018 tussen 21.00 uur en 23.00 uur. De verbalisant heeft geverbaliseerd dat hij op de beelden geen bevestiging heeft gezien van de verklaring van [slachtoffer] . [5]
Tijdstip foto
Op de telefoon van verdachte is een foto van [slachtoffer] aangetroffen waarop letsel rond de ogen en andere delen van het gezicht van [slachtoffer] zichtbaar is. Daarnaast is te zien dat [slachtoffer] een witte doek met rode vlekken om zich heen gewikkeld had. De rechterhand van [slachtoffer] was rood verkleurd. De opname tijd van de foto is (zondag) 4-2-2018 16:53:59 uur. [6] Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het letsel moet zijn veroorzaakt vóór 16.53:59 uur. De rechtbank merkt op dat [slachtoffer] meerdere keren (ook na met deze het tijdstip van deze foto te zijn geconfronteerd) heeft verklaard dat zij op zondagavond is overvallen.
De rechtbank is gelet op het sporenonderzoek en het tijdstip van de foto waarop het letsel van [slachtoffer] zichtbaar is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] niet juist kan zijn en dat haar verklaring dan ook ongeloofwaardig is. De rechtbank concludeert, mede gelet op de aard van het letsel, dat dit letsel door iemand moet zijn toegebracht waarover [slachtoffer] niet heeft willen verklaren.
Onderzoek naar verdachte
Tijdstip waarop het letsel is opgelopen
Getuige [getuige 4] heeft verklaard [slachtoffer] voor het laatst op 3 februari 2018 tussen 21.00 uur en 22.00 uur te hebben gezien. Zij had toen geen zichtbaar letsel. [7]
De op de telefoon van verdachte aangetroffen foto van [slachtoffer] is op 4 februari 2018 om 16:53:59 uur gemaakt.
De rechtbank concludeert dan ook dat de mishandeling moet hebben plaatsgevonden tussen zaterdag 3 februari 2018, 22.00 uur en zondag 4 februari 2018, 16:53:59 uur.
Gezamenlijk verblijf in woning
[slachtoffer] en verdachte wonen samen in een woning in [plaatsnaam] . In het pand worden meer kamers verhuurd. [8] Verdachte is op zondagmiddag in de woning gezien. [slachtoffer] is op zondag niet in de gemeenschappelijke ruimten van de woning waargenomen [9] . Zij kwam haar kamer niet uit. [10]
Letsel hand verdachte
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij verdachte op zondag 4 februari 2018 tussen 12.00 uur en 16.00 uur heeft gezien. De getuige zag dat verdachtes beide handen opgezwollen en rood waren en dat verdachte bloed onder de nagels van zijn rechterhand. [11] Twee verbalisanten hebben op 5 februari 2018 bij verdachte een klein wondje op zijn linkerhand bij de knokkel waargenomen en op zijn rechterhand een zwelling en wonden. [12]
Verdachte heeft over het letsel aan zijn handen verklaard dat dit is gekomen omdat hij met een vriend voor de lol van een brug is gegleden.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij en verdachte op zaterdagavond (de rechtbank begrijpt: 3 februari 2018) wat zijn gaan drinken bij een brug bij de snelweg. Verdachte is volgens getuige op 3 februari 2018 rond 23:00 uur en 0:00 uur weggegaan. [13] Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat verdachte zich die avond niet heeft bezeerd en niet is gevallen. Verdachte had daarnaast volgens getuige toen nog geen verwondingen. [14]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het letsel aan zijn hand heeft opgelopen doordat hij van een brug is gegleden ongeloofwaardig, gelet op de verklaring van getuige [getuige 5] .
Conclusie
De rechtbank trekt gelet op het voorgaande de volgende conclusies.
[slachtoffer] en verdachte woonden samen in een woning. Tussen 22.00 uur op 3 februari 2018 en 16:53:59 uur op 4 februari 2018 heeft [slachtoffer] fors letsel opgelopen. Dit letsel is – gelet op de aard van het ervan – door een persoon toegebracht. Verdachte heeft tussen 3 februari 2018 23.00 uur en 4 februari 2018 16.00 uur aan zijn handen letsel opgelopen, te weten zwellingen en een wondje op zijn knokkels. [slachtoffer] en verdachte hebben beiden een ongeloofwaardige verklaring afgelegd over de oorzaak van de letsels van hen beiden. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [slachtoffer] kennelijk verdachte heeft willen beschermen tegen politie en justitie en daartoe een onjuiste verklaring voor haar letsel heeft verzonnen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] het letsel heeft toegebracht.
De rechtbank heeft op grond van het voorgaande de overtuiging dat verdachte [slachtoffer] meermalen met de vuist heeft geslagen tegen het hoofd en het lichaam. De rechtbank is daarbij van oordeel dat gelet op het letsel het niet anders kan dan dat verdachte met kracht heeft geslagen.
Poging tot doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] te doden (zoals primair ten laste gelegd), dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt (zoals subsidiair ten laste gelegd) of heeft gepoogd zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken (meer subsidiair ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Om te spreken van een poging tot doodslag dient het handelen van verdachte opzettelijk te zijn geweest en in beginsel geschikt te zijn om [slachtoffer] te doden.
Het meermalen met veel kracht tegen het hoofd en lichaam stompen kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de dood tot gevolg hebben.
Er zijn evenwel geen feiten en omstandigheden gebleken waaruit volgt dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van vol opzet. De vraag die zich vervolgens aandient, is of verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Bij de beantwoording van die vraag dient allereerst te worden beoordeeld of door het handelen van verdachte de kans aanmerkelijk was dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Hierbij merkt de rechtbank op dat de beoordeling of sprake is van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] objectief benaderd dient te worden en niet enkel kan worden vastgesteld op basis van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Bij [slachtoffer] is onder andere een schedelbasisfractuur, een fractuur bodem oogkas en een bloeduitstorting in de lever geconstateerd. De deskundige heeft verklaard dat ten gevolge van de schedelbasisfractuur bloedvaten kunnen beschadigen die inwendige niet te stelpen bloedingen in het hoofd veroorzaken en dat ook de hersenzenuwen kunnen afscheuren. Dit heeft dan de dood tot gevolg. Daarnaast is de kans aanwezig dat de bloeding in de lever niet was gestopt en zich massaal had ontlast in de buikholte. Dit is potentieel dodelijk. [15]
Het is een feit van algemene bekendheid dat het lichaam (en met name de buikstreek waar zich de organen bevinden) alsmede het hoofd kwetsbare onderdelen zijn van het lichaam. Door iemand meermalen met veel kracht met de vuist op het hoofd en in de buikstreek te slaan, is naar het oordeel van de rechtbank de kans aanmerkelijk dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. De rechtbank weegt daarbij mee dat de deskundige [naam 1] heeft verklaard dat het geconstateerde letsel potentieel dodelijk is. Dat [slachtoffer] uiteindelijk geen blijvend letsel aan de mishandeling heeft overgehouden doet niet af aan het feit dat de kans aanmerkelijk was dat de dood zou intreden.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank meermalen met kracht met de vuist tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer] gestompt. De rechtbank is van oordeel dat deze gewelds-handelingen ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het overlijden van [slachtoffer] , dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) heeft begaan. De rechtbank merkt daarbij op dat uit het dossier niet volgt dat verdachte ook op [slachtoffer] is gaan zitten, haar keel heeft dichtgedrukt, haar tegen de benen heeft geslagen of haar tegen haar hoofd/lichaam heeft geschopt. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dat deel van het tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Bij [slachtoffer] zijn over het hele lichaam blauwe plekken geconstateerd. Deze blauwe plekken waren wisselend van kleur en zwelling. De deskundige [naam 1] heeft verklaard dat dit betekent dat over een langere periode letsel is toegebracht.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte degene is die [slachtoffer] over een langere periode letsel heeft toegebracht, zoals gesteld door de officier van justitie. [slachtoffer] zelf heeft daar niets over verklaard. De getuigen [getuige 1] , [getuige 6] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 7] hebben wel verklaard dat verdachte en [slachtoffer] vaak ruzie hadden en dat zij [slachtoffer] na een ruzie wel eens met blauwe plekken hebben gezien. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen onvoldoende specifiek zijn nu geen van de getuigen heeft verklaard op welke momenten zij deze ruzies hebben gehoord en op welke momenten zij blauwe plekken hebben waargenomen. Daarnaast hebben de getuigen ook niet specifiek omschreven welk letsel zij bij [slachtoffer] hebben gezien. Daar komt bij dat [naam 2] (de broer van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat [slachtoffer] snel blauwe plekken krijgt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende steun bevindt voor de stelling dat verdachte [slachtoffer] over een langere periode zou hebben mishandeld. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 primair.
hij op of omstreeks 04 februari 2018 te Heteren, gemeente Overbetuwe,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachtes levensgezel), opzettelijk van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal(met kracht)
  • op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij de keel/nek heeft gepakt en/of gegrepen en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of
  • in het gezicht en/
  • in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen de arm(en) en/op tegen het (de) be(e)n(en), althans op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 april 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 17 mei 2018;
- een trajectconsult, opgesteld door psycholoog [naam 3] d.d. 15 februari 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn vriendin zeer ernstig mishandeld. Verdachte heeft meermalen met zijn vuisten het slachtoffer geslagen. Daarbij heeft verdachte zo hard en zo vaak tegen het hoofd en de buik van slachtoffer geslagen dat het slachtoffer onder andere een schedelbasisfractuur, een fractuur bij haar rechteroogkas een en een bloeduitstorting in haar lever heeft opgelopen. Het letsel op haar gezicht was zo ernstig dat het slachtoffer zelfs haar ogen niet meer open kon doen. In het ziekenhuis is geconstateerd dat het slachtoffer hieraan had kunnen overlijden. Het slachtoffer heeft geluk gehad dat zij geen blijvend letsel heeft overgehouden aan deze mishandeling. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zijn vriendin zo ernstig heeft toegetakeld. Deze mishandeling vond ook nog eens plaats in hun eigen woning, de plek waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft haar dit gevoel van veiligheid ontnomen. Dit alles moet een enorme impact op het slachtoffer hebben gehad. Daar komt bij dat pas een dag nadat de mishandeling heeft plaatsgevonden, verdachte met het slachtoffer naar het ziekenhuis is gegaan. Het slachtoffer heeft al die tijd, zonder enige medische hulp of pijnverlichting, met potentieel dodelijke verwondingen in haar woning moeten verblijven. Kennelijk wilde verdachte zijn daad verdoezelen en heeft hij het slachtoffer pas naar het ziekenhuis gebracht toen het letsel zo ernstig bleek te zijn dat hij niet anders kon.
De rechtbank is gelet op de ernst van het feit dan ook van oordeel dat enkel een gevangenisstraf van langere duur passend is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een broek en een wc-mat toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vest, laarzen en ondergoed aan [slachtoffer] toebehoren en aan de rechthebbende ( [slachtoffer] ) zullen moeten worden teruggegeven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
 beveelt de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten broek en wc mat, aan de verdachte.
 beveelt de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten vest, laarzen en ondergoed, aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. P.C. Quak en G.W.B. Heijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx en J. Goossens, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018056347, gesloten op 10 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
3.Letselverklaring, verricht door [naam 1] , Forensisch arts VGGM Arnhem, p. 74.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 119.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 176.
8.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. slachtoffer [slachtoffer] , p. 32.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 172
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 209
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 188.
12.Proces-verbaal van bevindingen letsel hand verdachte, p. 149.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 186.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 188-189.
15.Letselverklaring, verricht door [naam 1] , Forensisch arts VGGM Arnhem, p. 74-75.