6.4.Verweerder heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid ter plaatse onderzoek laten verrichten, en de ambtenaar van de Veiligheidsregio heeft tijdens zijn controle op 2 oktober 2017 geen tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van het Bouwbesluit. De ambtenaar heeft aangegeven dat sprake is van een dubbelwandig afvoerkanaal, welke volledig in beton/baksteen ligt. Het rookafvoerkanaal wordt door een erkend schoorsteenveegbedrijf gereinigd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet op deze controle terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit. Het rapport van Warmtewereld leidt niet tot een ander oordeel, omdat daaruit niet voortvloeit dat wel sprake is van een overtreding. In het rapport wordt aangegeven dat door haakse bochten vuil zich kan ophopen wat een verhoogde kans geeft op een schoorsteenbrand en dat de uitmonding en de buis zwaar vervuild zijn en een gele verkleuring hebben. Dit rapport is echter niet gebaseerd op een controle ter plaatse, en de conclusies van Warmtewereld zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd door de controle door de ambtenaar van de veiligheidsregio. Uit deze controle en de nota’s van de schoorsteenveger blijkt dat de rookgasafvoer jaarlijks wordt gereinigd en dat deze in goede staat is, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat deze vervuild is of vaker dan één keer per jaar moet worden schoongemaakt.
Verweerder heeft daarnaast met een meting op een kaart aangetoond dat de afstand van de rookgasafvoer tot het rieten dak meer bedraagt dan 15 meter, zodat geen sprake is van overtreding van artikel 2:64, tweede lid, van het Bouwbesluit.
De beroepsgrond faalt.
Verbod van vooringenomenheid
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid. De omstandigheid dat verweerder voorafgaand aan het bestreden besluit slechts één controle heeft uitgevoerd, en de omstandigheid dat een rapport van de Omgevingsdienst niet is overgelegd tijdens de bezwaarschriftprocedure is daarvoor onvoldoende.
Verweerder heeft voorts terecht de noodzaak tot het stoken van hout niet in zijn afweging betrokken. De beoordeling van het handhavingsverzoek , de vraag of de houtkachel overmatige hinder veroorzaakt, dwingt immers niet tot het betrekken van de vraag naar de noodzaak
De beroepsgrond faalt.
8. De rechtbank is onbevoegd inzake de toepassing van de Wm. Het beroep is voor het overige gelet op overweging 5.3 gegrond wegens strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op grond van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb geheel in stand te laten, en overweegt daartoe als volgt.
Verweerder heeft na het bestreden besluit op 8 en 27 november 2017 controles laten uitvoeren. Tijdens deze controles werd niet gestookt. Ook op 7 december 2017 heeft een toezichthouder binnen 12 minuten na ontvangst van een klacht van eisers een controle uitgevoerd. Door de toezichthouder is toen geen rookoverlast geconstateerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze controles alsnog afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van overmatige hinder door de houtkachels. De notities en het beeldmateriaal van eisers met betrekking tot het stoken leiden niet tot een ander oordeel, omdat het stoken van de houtkachels niet betekent dat ook sprake is van overmatige hinder.
Met de aanvullende controles heeft verweerder alsnog afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van overmatige hinder en daarmee van overtreding van artikel 7:22 van het Bouwbesluit.
Voor zover eisers niet een bestuursorgaan maar rechtstreeks de derde partij in rechte willen betrekken wegens onrechtmatig handelen, is niet de bestuursrechter maar de civiele rechter bevoegd.