ECLI:NL:RBGEL:2018:2535

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6170
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. van Gijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van een last onder dwangsom voor een denitrificatie-unit bij een luchtwasser in de varkenshouderij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een varkenshouder en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal. De varkenshouder had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege de aanwezigheid van een denitrificatie-unit bij zijn luchtwassysteem, welke volgens de gemeente in strijd was met het Activiteitenbesluit. De rechtbank oordeelde dat de denitrificatie-unit niet was opgenomen in de technische beschrijving van het luchtwassysteem en dat er geen gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu werd bereikt. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde dwangsom van € 22.000 terecht was en dat het beroep van de varkenshouder ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de denitrificatie-unit niet voldeed aan de eisen van het Activiteitenbesluit en dat de gemeente terecht handhavend had opgetreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/6170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Verhagen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 5 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, I. van den Bergh en M.A.H. Migchelenbrink.

Overwegingen

1. Eiser exploiteert op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel) een varkenshouderij. Door middel van een centrale afzuiging via een biologische luchtwasser gaat de stallucht naar buiten. Het luchtwassysteem op de stal was door eiser voorzien van een denitrificatie-unit. In deze unit wordt het waswater behandeld om opnieuw toegepast te kunnen worden in het luchtwassysteem. Het betreft een gesloten systeem, dat het waterverbruik dat samenhangt met het gebruik van een luchtwasser vermindert.
2. Verweerder heeft zich in het primaire en het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de denitrificatie-unit in strijd is met artikel 3.123 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). Volgens verweerder is deze denitrificatie-unit niet opgenomen in de technische beschrijving van het luchtwassysteem (BWL 2007.02), zodat sprake is van een overtreding. Verweerder heeft eiser daarom gelast om binnen vier maanden na het primaire besluit de denitrificatie-unit los te koppelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 22.000 ineens.
3.1.
Tussen partijen is in geschil of de denitrificatie-unit in strijd is met artikel 3.123, tweede lid, van het Activiteitenbesluit en de technische beschrijving uit bijlage 1 bij de Regeling Ammoniak en Veehouderij (Rav). Eiser stelt zich op het standpunt dat de luchtwasser in overeenstemming is met de leaflet, en dat geen sprake is van een nieuw luchtwassysteem omdat de luchtwasser en de denitrificatie-unit afzonderlijk van elkaar kunnen werken.
3.2.
Artikel 3.123, tweede lid, van het Activiteitenbesluit luidt als volgt:
“Een huisvestingssysteem is uitgevoerd overeenkomstig de bij dat huisvestingssysteem behorende technische beschrijving, bedoeld in de bijlage bij de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij.”
Artikel 2, eerste lid, van de Rav luidt als volgt:
“Voor de berekening van de ammoniakemissie van een veehouderij worden de emissiefactoren toegepast die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.”
Onder categorie D (varkens) van bijlage 1 bij de Rav staat het “gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser” met code BWL 2007.02.V5 voor het huisvestingssysteem vermeld.
In de technische beschrijving van BWL 2007.02.V5 staat bij “werkingsprincipe” het volgende:
“De ammoniakemissie (inclusief geur- en stofemissie) wordt beperkt door de ventilatielucht te behandelen in een gecombineerd luchtwassysteem. Dit is een installatie die is opgebouwd uit meerdere wassystemen. Bij het beschreven systeem bestaat de installatie uit een watergordijn (type gelijkstroom) met daarachter een biologische wasser. Het watergordijn is in de voorruimte aanwezig waarin de lucht optimaal wordt verdeeld over het gehele aanstroomoppervlak van de wassectie. De biologische wasser is opgebouwd uit een filterelement van het type tegenstroom. Het betreft een kolom met vulmateriaal, waarover continu wasvloeistof wordt gesproeid. De gezuiverde lucht verlaat vervolgens via een druppelvanger de installatie.
Bij passage van de ventilatielucht door het luchtwassysteem wordt de ammoniak opgevangen in de wasvloeistof. Bacteriën die zich op het vulmateriaal en in de wasvloeistof bevinden zetten de ammoniak om in nitriet en/of nitraat, waarna deze stoffen met het spuiwater worden afgevoerd. De verwijdering van stof en geurcomponenten gebeurt in het watergordijn en de biologische wasser.
Spuiwater komt vrij uit de biologische wasser, het wordt opgevangen in de wateropvangbak onder de wasinstallatie. Ook het sproeiwater van het watergordijn wordt in deze bak opgevangen.”
In de technische beschrijving staat de volgende tekening:
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat de denitrificatie-unit in strijd is met het Activiteitenbesluit en de technische beschrijving in bijlage 1 bij de Rav. Een luchtwasser moet voldoen aan de technische beschrijving en omdat een denitrificatie-unit geen deel uitmaakt van de beschrijving is sprake van een overtreding. Dat de denitrificatie-unit los van het luchtwassysteem kan werken maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank Oost Brabant is in overweging 11.5 van de uitspraak van 3 juli 2017 (ECLI:NL:RBOBR:2017:3567) tot een vergelijkbaar oordeel gekomen.
De beroepsgrond slaagt niet.
4.1.
Eiser betoogt dat de denitrificatie-unit aangemerkt moet worden als een andere maatregel waarmee een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt op grond van artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat denitrificatie van waswater lachgas veroorzaakt en voldoet de installatie ook met denitrificatie-unit aan de eis van 85 % ammoniakreductie.
4.2.
Artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit luidt als volgt:
“Indien bij of krachtens dit besluit is bepaald dat een daarbij aangegeven maatregel ter bescherming van het milieu moet worden toegepast kan een andere maatregel worden toegepast indien het bevoegd gezag heeft beslist dat met die maatregel ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt.”
4.3.
Verweerder heeft verwezen naar de memo van 21 juni 2016 van de Technische adviescommissie van de Regeling ammoniak en veehouderij (TacRav). In deze memo wordt aangegeven dat als het nitrificatie- en denitrificatieproces niet optimaal verloopt, het sterke broeikasgas lachgas kan ontstaan. Daarbij wordt verwezen naar onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) Livestock Research (rapport 554, november 2012) met betrekking tot biologische luchtwassers met denitrificatie-units.
TacRav concludeert dat de toepassing van denitrificatie bij biologische luchtwassers gezien de huidige stand der techniek en de genoemde onderzoeksresultaten op dit moment niet gewenst is, zodat denitrificatie niet wordt opgenomen in het informatiedocument luchtwassers als toegelaten systeem voor de behandeling van spuiwater van biologische luchtwassers. Pas als uit onderzoek blijkt dat de lachgasemissie kan worden teruggebracht tot een gegarandeerd maximaal niveau, kan worden gedacht aan het toelaten van deze techniek.
Verweerder heeft voorts aangegeven dat uit het hiervoor aangehaalde rapport van WUR blijkt dat het gemiddelde rendement voor verwijdering van ammoniak, geur en fijn stof bij een soortgelijke installatie respectievelijk 85 %, 48 % en 69 % bedraagt, waar dit respectievelijk 85 %, 75 % en 80 % moet zijn.
Volgens verweerder is ook daarom geen sprake van een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar de conclusies in de memo van TacRav en de verwijzing naar het onderzoek van WUR afdoende heeft gemotiveerd dat lachgas kan ontstaan en dat het rendement bij de verwijdering van geur en fijn stof niet wordt gehaald, zodat met een denitrificatie-unit niet een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt.
Eiser heeft de conclusies uit de onderzoeken ook niet gemotiveerd bestreden, bijvoorbeeld door een tegenrapport van een (onafhankelijke) deskundige te overleggen.
Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het voorgaande geen bijzondere omstandigheid vormt om van handhaving af te zien.
De beroepsgrond slaagt niet.
5.1.
Eiser betoogt dat de opgelegde dwangsom te hoog is en dat verweerder met een dwangsom per tijdseenheid had kunnen volstaan.
5.2.
Artikel 5:32b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
5.3.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder de dwangsom niet mocht vaststellen op een bedrag ineens. Ter zitting heeft verweerder voorts toegelicht dat de hoogte van de dwangsom is gebaseerd op het aantal kilo’s ammoniak dat moet worden verminderd, vermenigvuldigd met 25 euro. Dit aldus gemotiveerde beleidsuitgangspunt acht de rechtbank niet onredelijk. Naar het oordeel van de rechtbank staat de dwangsom overigens in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
De beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.