ECLI:NL:RBGEL:2018:2537

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
05/841173-17; 05/740614-17 (gev ttz); 05/840014-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met een mes, belediging van politieagenten en bedreiging van zijn moeder

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een 45-jarige man uit Nijmegen veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een mes, belediging van politieagenten en bedreiging van zijn moeder. De man werd beschuldigd van het bedreigen van een persoon met een mes in Doetinchem op 25 oktober 2017, waarbij hij dreigende woorden uitsprak. Daarnaast werd hij beschuldigd van diefstal van een portemonnee en belediging van twee politieagenten op 20 december 2017. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met het mes wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de diefstal niet bewezen kon worden, wat leidde tot vrijspraak voor dat feit. De belediging van de politieagenten werd ook bewezen verklaard. Ten slotte werd de man beschuldigd van het bedreigen van zijn moeder op 3 januari 2018, wat eveneens bewezen werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling voor verslavingsproblemen. Tevens werd de man verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/841173-17; 05/740614-17 (gev ttz); 05/840014-18 (gev ttz)
Datum uitspraak : 7 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te van [adres] .
verblijvende Verlengde Ooyerhoekseweg 30 7207 BJ Zutphen.
Raadsman: mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 9 november 2017 en 24 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/841173-17
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2017, in de gemeente Doetinchem, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal,
op die [slachtoffer 1] - met een mes in zijn hand(en)- af te lopen/toe te lopen en/of
een of meermalen stekende beweging(en) met voornoemd mes in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer 1] te maken en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen
"ik ga je doodsteken" en/of "ik ga je keel doorsnijden,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2017, in de gemeente Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of
een telefoon en/of huissleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Ten aanzien van parketnummer 740614-17
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Apeldoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , medewerker politie Eenheid Oost-Nederland en/of [slachtoffer 4] , surveillant politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen (meermalen) de woorden toe te voegen:
"mongolen" en/of "jij bent een kankerlijer",
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/840014-18
hij op of omstreeks 03 januari 2018, te Elst, gemeente Overbetuwe,
zijn moeder, althans een persoon genaamd [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "als jullie de politie waarschuwen dan maak ik jullie af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/841173-17 [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling tegen aangever [slachtoffer 1] (verder: aangever). De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever en dat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken moet worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het feit wettig maar niet overtuigend bewezen kan worden, nu de verklaringen van aangever en de getuigen niet betrouwbaar zijn gelet op de camerabeelden, en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever was op 25 oktober 2017 in het centrum van Doetinchem. Vanuit De Veentjes zag aangever verdachte aan komen lopen. [2] Verdachte liep in zijn richting en riep meerdere malen: “moet ik naar je toe komen?”. Aangever heeft zijn handen voor zijn borst gehouden om de verdachte op afstand te houden. De man bleef in zijn richting lopen. Aangever heeft verdachte tegen zijn borst geduwd waardoor de verdachte op de grond viel. Verdachte stond weer op. Verdachte kwam weer zijn kant oplopen en aangever heeft verdachte een duw op zijn wang gegeven waardoor hij op de grond viel. Verdachte stond direct weer op en had uit zijn rechterjaszak een mes gepakt en hield dit in zijn rechterhand. Verdachte keek naar aangever en riep meerdere malen: “ik ga je doodsteken”. Aangever is rond verdachte gaan lopen en zag dat verdachte twee of drie keer met het mes uithaalde met korte stekende bewegingen in zijn richting. Verdachte keek in de richting van aangever en zette zijn hand aan zijn keel en riep: “ik ga je keel doorsnijden”. [3]
Getuige [getuige 1] zag dat verdachte aan kwam lopen. Verdachte reageerde boos op een man. De man zei: “kom jij maar hier”. Verdachte liep naar de man en de man duwde verdachte waardoor hij viel. Verdachte stond op en riep: “kom vechten dan, ik steek je”. Verdachte pakte een mes uit zijn rechterjaszak. Verdachte liep met het mes naar de man. [4] Hij zag dat verdachte nog een beweging maakte alsof hij iemand zijn keel door sneed. [5]
Getuige [getuige 2] zag dat verdachte in de richting van aangever liep en riep: “Kom dan”. [6] Aangever duwde verdachte waardoor verdachte op de grond viel. Verdachte stond op en ging om aangever rond cirkelen en pakte een mes uit zijn rechterjaszak. Hij riep: “ik steek je neer”. [7]
De politie is ter plaatse gekomen en verdachte is aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering is een mes [8] in de rechterjaszak van verdachte aangetroffen. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] (verder: verbalisant) heeft beschikbare camerabeelden van het incident bekeken. Verbalisant ziet twee personen die hij herkent als verdachte en aangever. Het filmpje begint op het moment dat verdachte gehurkt op de grond zit en opstaat. Aangever loopt met de handen vooruit op verdachte af. Aangever geeft verdachte met zijn rechterhand een klap in het gezicht van verdachte. Aangever slaat daarop tegen de uitgestoken arm van verdachte en geeft verdachte een “lowkick” met zijn rechterbeen. Verbalisant ziet dat verdachte daarop met een voorwerp, gelijkend op het mes dat bij verdachte is aangetroffen, in zijn rechterhand op aangever afloopt. Vervolgens lopen verdachte en aangever, met een tussenafstand van ongeveer 1.50 meter, om elkaar heen. Verbalisant ziet dat verdachte wilde armbewegingen in de richting van aangever maakt. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2017 in Doetinchem was. Hij kreeg ruzie met aangever en hij heeft een mes getrokken omdat hij een klap kreeg van aangever. [11]
Uit de verklaringen van aangever en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte en aangever ruzie met elkaar hebben gekregen. Dit wordt door de verdachte ook niet betwist. De verdediging heeft ter terechtzitting aangegeven dat de beschrijving van de camerabeelden van verbalisant [verbalisant 1] adequaat is.
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn omdat het aandeel van aangever, zoals blijkt uit de beschreven camerabeelden, anders is dan door aangever en door de getuigen beschreven.
De rechtbank acht de verklaring van de aangever en de getuigen betrouwbaar omdat de verklaringen van de aangever en de getuigen over de aanleiding van het voorval en de ruzie zelf overeenkomen. Uit de beschreven camerabeelden blijkt dat verdachte een mes heeft getrokken en dat hij daarmee dreigend op aangever afloopt. De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, ook bewezen dat verdachte met het mes bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever, zoals ook blijkt uit de beschreven camerabeelden. De rechtbank acht niet bewezen dat dit
“stekende”bewegingen zijn geweest en zal verdachte voor dat deel vrijspreken. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte naar aangever heeft geroepen: “ik ga je doodsteken” en “ik ga je keel doorsnijden” of woorden van gelijke aard of strekking, zoals blijkt uit de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1] .
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de portemonnee, telefoon en huissleutels heeft weggenomen van aangeefster [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het feit wettig maar niet overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarom vrijgesproken moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de portemonnee, telefoon en huissleutels van aangeefster [slachtoffer 2] heeft weggenomen en zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van parketnummer 05/740614-17 [12]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 dec 2017 was verbalisant [slachtoffer 3] (verder: verbalisant [slachtoffer 3] ) belast met het arrestantenvervoer en verbalisant [slachtoffer 4] (verder: verbalisant [slachtoffer 4] ) belast met arrestantentaken. Bij het cellencomplex te Apeldoorn was er een verdachte die erg opstandig was tegen collega’s van het cellencomplex. Verdachte zei meerdere malen “mongolen”. Verdachte zei dat ze “kankerlaaiers” waren. Verbalisant [slachtoffer 4] deelde verdachte mede dat als hij zijn uitspraken niet zou stoppen hij opnieuw zou worden aangehouden. Verdachte keek verbalisant [slachtoffer 3] toen aan en zei: “jij bent een kankerlaaier”. Ook verbalisant [slachtoffer 3] heeft verdachte gezegd dat hij hier niet van gediend was. Verdachte keek verbalisant [slachtoffer 3] aan en zei weer meermalen: “jij bent een kankerlaaier”. [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de twee agenten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte kan zich het incident niet meer herinneren omdat hij onder invloed was.
De rechtbank acht, gelet op de processen-verbaal van verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen dat hij de verbalisanten heeft beledigd.
Ten aanzien van parketnummer 05/840014-18 [14]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 jan 2018 stond verdachte, zoon van [slachtoffer 5] (verder: aangeefster), verward aan de voordeur van de woning in Elst. [verdachte] (verdachte) kwam binnen. [verdachte] maakte aanstalten weg te gaan. Aangeefster hield hem tegen. Hij wees naar aangeefster en zei: “als jullie de politie waarschuwen dan
moksik jullie af”. Getuige [getuige 3] , stiefvader van verdachte, stond naast aangeefster. Aangeefster voelde zich ernstig bedreigd. [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn moeder.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat “ik moks jullie af” bargoens is voor “ik maak jullie dood”. [16]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder heeft bedreigd met de dood.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 05/841173-17 feit 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/841173-17 feit 1, onder parketnummer 05/740614-17 en onder parketnummer 05/840014-18 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/841173-17
1.
hij op
of omstreeks25 oktober 2017, in de gemeente Doetinchem, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of
met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend meermalen,
althans eenmaal,
op die [slachtoffer 1] - met een mes in zijn hand
(en)- af te lopen
/toe te lopenen
/of
een ofmeermalen
stekendebeweging
(en) met voornoemd mes in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer 1] te maken en
/of (daarbij
)dreigend de woorden toe te voegen
"ik ga je doodsteken" en
/of"ik ga je keel doorsnijden,
althans
(telkens
)woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/740614-17
hij op
ofomstreeks 20 december 2017 te Apeldoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , medewerker politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[slachtoffer 4] , surveillant politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen
(meermalen
)de woorden toe te voegen:
"mongolen" en
/of"jij bent een kankerlijer",
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/840014-18
hij op
of omstreeks03 januari 2018, te Elst, gemeente Overbetuwe,
zijn moeder,
althans een persoongenaamd [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "als jullie de politie waarschuwen dan maak ik jullie af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/841173-17
Feit 1:
“Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”
Ten aanzien van parketnummer 05/740614-17
“Eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van parketnummer 05/840014-18
“Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van parketnummer 05/841173-17
Noodweer
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer nu verdachte geschopt en geslagen werd door aangever. Verdachte heeft daarop een mes gepakt om zichzelf te verdedigen. Het handelen van verdachte voldoet aan de eisen van noodweer.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat verdachte en aangever beiden de gelegenheid hebben gehad afstand te nemen van de situatie. Er is geen sprake geweest van een noodweersituatie.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
Gedragingen van de verdachte die aan een (eventuele) wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer zijn voorafgegaan, kunnen onder bijzondere omstandigheden in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer, bijvoorbeeld als de verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en aldus uit was op een confrontatie en een gewelddadige reactie van het slachtoffer heeft uitgelokt (vgl. Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2015:456).
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, staat vermeld dat niet het volledige incident op de beelden te zien is. Uit de verklaringen van aangever en eerder genoemde getuigen volgt dat aan het (deels) gefilmde handgemeen een situatie is voorafgegaan waarin verdachte de confrontatie zocht. Aan de hand van de afgelegde verklaringen heeft zich toen namelijk het volgende afgespeeld: uit de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat bij de eerste ontmoeting tussen aangever en verdachte, aangever een blikje bier op de grond gooide en al schreeuwend vroeg waar de coffeeshop was. Uit de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat aangever de getuigen er vervolgens op attendeerde dat verdachte gedronken had en dat ze hem maar moesten negeren. Uit deze verklaringen volgt ook dat verdachte zich toen boos gedroeg, aan het schreeuwen was en aangever verbaal uitdaagde om te vechten. Zo heeft getuige [getuige 1] bijvoorbeeld gehoord dat verdachte riep: “kom vechten dan”. Ook is door de getuigen gezien dat verdachte vervolgens (opnieuw) naar verdachte is toegegaan. Aangever heeft onder meer bij de rechter-commissaris verklaard dat toen verdachte te dichtbij kwam hij hem een aantal keren tevergeefs heeft gevraagd afstand te houden. Verdachte heeft zelf bij de politie niet willen verklaren over de aanleiding- en het ontstaan van de ruzie.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat voorafgaande aan het handgemeen en de bedreiging met het mes verdachte aangever heeft geprovoceerd en uitgedaagd om te vechten.
Het noodweerverweer wordt daarom verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/84117317 feit 1 en 2, parketnummer 05/740614-17 en parketnummer 05/840014-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 161 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, een klinische behandeling bij de Piet Roorda kliniek en andere voorwaarden betreffende het gedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden weinig ruimte is gelet op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Daarnaast zal een kleine voorwaardelijke straf weinig impact hebben op verdachte waardoor deze geen toegevoegde waarde zal hebben.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 april 2018;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 8 mei 2018;
- een rapport van drs. [naam] , GZ-psycholoog, gedateerd 26 februari 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling, belediging van ambtenaren in functie en bedreiging met de dood van zijn moeder. Dit zijn ernstige feiten. De bedreigingen zijn feiten die inbreuk maken op het gevoel van veiligheid van mensen. Verdachte heeft zich in het verleden vaker schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS grenst de strafmaat zoals geëist door de officier van justitie aan wat passend is voor de bewezenverklaarde feiten. Nu het gaat om ernstige geweldsdelicten en verdachte kampt met verschillende in dat verband relevante problemen is de rechtbank van oordeel dat het ingezette traject bij de Piet Roordakliniek dit patroon kan doorbreken. De rechtbank wil dit hulpverleningstraject borgen door een klein deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De deskundige heeft geen conclusie kunnen geven over de toerekenbaarheid omdat verdachte niet mee wilde werken aan het psychologisch onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken wel blijkt dat sprake is van een stoornis in middelengebruik en dat er wellicht sprake is van (een) ziekelijke stoornis(sen). De rechtbank zal bij de oplegging van de straf daarmee rekening houden.
Verdachte heeft 130 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank acht, gelet op hiervoor overwogene, een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte hoeft bij deze stand van zaken dus niet terug naar detentie, zodat het bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals gevorderd door de officier van justitie, te weten: meldplicht bij de reclassering, een klinische behandeling bij de Piet Roordakliniek in Zutphen, waarbij het
vrijheidsontnemende deeldaarvan maximaal 1 jaar duurt, of zoveel minder als de reclassering dat nodig acht en dat verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het respectievelijk onder parketnummer 05/841173 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van respectievelijk € 400,- en € 195,60.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard moet worden nu er sprake is geweest van een deel eigen schuld.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toegewezen kan worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van aangever niet-ontvankelijk verklaard moet worden nu er sprake is van eigen schuld van aangever.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van aangeefster niet-ontvankelijk verklaard moet worden nu de verdediging tot vrijspraak heeft bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/841173 feit 1 bewezen verklaarde handelen in ieder geval tot een bedrag van € 100,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 oktober 2018.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 05/841173-17 feit 2 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer
05/841173-17 als feit 2tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
20 (twintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen
drie dagenna het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de
Reclassering Nederland, Houtwal 16d in Zutphen (088-8041404) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, waarbij het klinische, vrijheidsontnemende deel van behandeling wordt gemaximeerd tot 1 (één) jaar of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen bij de
Piet Roordakliniekte Zutphen, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- na de klinische behandeling bij de Piet Roordakliniek zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/841173-17 feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 100,-(honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 100,-(honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (05/841173-17 feit 2)
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter),
mr. M.C. van der Mei en mr. E.H.T. Rademaker, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
7 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017496263, gesloten op 26 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 4
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 7
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 8
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 9
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 10
8.De als bijlage gevoegde fotoblad van mes, p. 15
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 13-14
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 18
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 mei 2018
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017583836, gesloten op 21 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [slachtoffer 3] , p. 22-23 en proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 4] , p. 26
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018005208, gesloten op 4 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 16-17 en verklaring van getuige [getuige 3] , p. 18
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2018.