ECLI:NL:RBGEL:2018:260

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
05/881917-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C. van Linschoten
  • H.P.M. Kester
  • J.H.D. van Onna
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in strafzaak van steekpartij met onduidelijk wapen

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een 22-jarige man uit Polen, die ervan wordt verdacht samen met een ander twee mannen te hebben gestoken. De rechtbank heeft besloten geen uitspraak te doen, omdat het onderzoek niet volledig is geweest. De verdachte wordt beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers, waarbij één van hen een slagaderlijke bloeding in zijn been opliep. De officier van justitie en de verdediging verschillen van mening over de aard van het wapen dat de verdachte gebruikte, wat van belang is voor de beoordeling van de tenlastelegging.

Tijdens de zitting op 9 januari 2018 is de zaak behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.M. Nijenhuis, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over het wapen dat de verdachte gebruikte, aangezien getuigen verschillende verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank heeft daarom besloten een wapendeskundige te benoemen om de camerabeelden te analyseren en te bepalen welk wapen zichtbaar is. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak voor onbepaalde tijd geschorst, met de opdracht aan de rechter-commissaris om een deskundige aan te wijzen.

De rechtbank heeft verder gelast dat de verdachte en zijn raadsman worden opgeroepen voor een nader te bepalen zitting, en dat de benadeelde partijen op de hoogte worden gesteld van deze zitting. Het tussenvonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881917-17
Datum zitting : 09 januari 2018
Datum uitspraak : 23 januari 2018
Tegenspraak
Tussenvonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 09 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
(met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, (ter hoogte van de slagader), althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een slagaderlijke bloeding, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] gereanimeerd moest worden, heeft toegebracht,
door (met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] , te steken en/of prikken en/of snijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
door die [slachtoffer 1] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het lichaam, te steken en/of prikken en/of snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in de (onder)arm te steken en/of prikken en/of snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in de (onder)arm te steken en/of prikken en/of snijden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 09 januari 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. G.R.G. Nijpels, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 09 januari 2018 zal aan dit tussenvonnis worden gehecht.

3.Motivering van de beslissing

Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van het onderliggende dossier en de camerabeelden niet kan vaststellen of het door verdachte gebruikte wapen een ploertendoder of een mes dan wel een zwaard betreft. Verdachte heeft verklaard dat hij een ploertendoder bij zich had.
De verbalisant die de camerabeelden heeft uitgekeken heeft het voorwerp beschreven als een mes dan wel een zwaard. Getuigen hebben afwisselend verklaard dat zij een mes of een zwaard hebben gezien dan wel dat verdachte een knuppel in zijn hand had.
Volgens de officier van justitie is op de camerabeelden te zien dat het voorwerp dat verdachte vasthoudt glinstert en niet op alle momenten zichtbaar is, hetgeen wijst op een mes dan wel een zwaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorwerp van verdachte juist constant zichtbaar is wat past bij een ploertendoder, zodat van een mes of een zwaard geen sprake kan zijn.
De rechtbank kan aan de hand van de beelden niet vaststellen wat voor soort wapen verdachte bij zich droeg en de verschillende verklaringen die zich in het dossier bevinden geven hierover evenmin uitsluitsel. De vraag naar de aard van het wapen acht de rechtbank echter van belang om de aan verdachte tenlastegelegde feiten goed te kunnen beoordelen. Om die reden zal de rechtbank – zoals door de verdediging voorwaardelijk is verzocht – een wapendeskundige benoemen, die op basis van de camerabeelden een oordeel kan geven over het door verdachte gehanteerde wapen dat op de beelden zichtbaar is, en meer in het bijzonder de vraag kan beantwoorden of is vast te stellen of het wapen een ploertendoder of een (lang) mes dan wel een zwaard betreft of een ander wapen.
De rechtbank zal hiertoe het onderzoek heropenen en aanhouden voor onbepaalde tijd en de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris met de opdracht een wapendeskundige te benoemen.

4.De beslissing

De rechtbank:
heropenthet onderzoek;
schorsthet onderzoek
voor onbepaalde tijd, doch niet langer dan voor een periode van drie maanden;
verwijstde zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit arrondissement, opdat een wapendeskundige wordt aangewezen die vervolgens in een schriftelijk verslag de hiervoor door de rechtbank geformuleerde vraag zal beantwoorden;
gelastde oproeping van verdachte, met afschrift aan zijn raadsman, tegen de nader te bepalen terechtzitting;
gelasttevens de kennisgeving aan de benadeelde partijen van de nader te bepalen terechtzitting;
houdtverder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Bongers en mr. M.M.J.A. Peters, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2018.
mr. J.H.D. van Onna is buiten staat dit tussenvonnis mede te ondertekenen.