ECLI:NL:RBGEL:2018:2623

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
322807
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom en registratie van het Lingemeernetwerk tussen Liander Infra N.V. en Lingemeer Beheer B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Liander Infra N.V. en Lingemeer Beheer B.V. over de eigendom van het Lingemeernetwerk, een netwerk van transportkabels en -leidingen voor gas en elektriciteit. Liander Infra en Liander stellen dat zij de bevoegde aanlegger zijn van het netwerk, terwijl Lingemeer betoogt dat zij op basis van een notariële verklaring en publicaties in de Staatscourant eigenaar is geworden van het netwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat Lingemeer zich op 1 februari 2007 als eigenaar heeft gedragen en dat de registratie door Lingemeer op 4 september 2014 rechtsgeldig is. Liander Infra en Liander hebben niet binnen de vervaltermijn van één jaar na deze publicatie een vordering ingesteld, waardoor hun mogelijkheid om het netwerk op te eisen is vervallen. De rechtbank heeft de primaire vorderingen van Liander Infra en Liander afgewezen en de vorderingen van Lingemeer toegewezen, waarbij is vastgesteld dat Lingemeer eigenaar is van het Lingemeernetwerk. De rechtbank heeft Liander Infra en Liander opgedragen bewijs te leveren van hun stelling dat hun rechtsvoorgangsters bevoegd aanlegger waren van het netwerk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/322807 / HA ZA 17-342 / 17 / 103 / 592 / 512
Vonnis van 2 mei 2018
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
LIANDER INFRA N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R.M. Rijpstra te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LINGEMEER BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.R. het Lam te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna enerzijds Liander Infra en Liander en anderzijds Lingemeer worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2017
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 7 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lingemeer was in 1994 eigenaar van grond, gelegen tussen [plaats] en [plaats] aan een zandgat. Zij is daar toen een recreatiepark met woningen gaan ontwikkelen, in het kader waarvan een gas- en een elektriciteitsnetwerk (samen verder: het Lingemeernetwerk) moesten worden aangelegd. Hierover is Lingemeer in onderhandeling getreden met N.V. NUON Zuid-Gelderland en N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied, beiden rechtsvoorgangsters van Liander Infra. Partijen zijn tot overeenstemming gekomen.
2.2.
Bij brief van 27 april 1995 heeft Lingemeer het volgende aan N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied geschreven:
Hiermede bevestigen wij te zijn overeengekomen dat ca. 410 woningen in bovenvermeld park zullen worden aangesloten op het openbare gasnet. Aansluiting geschiedt in fasen, naar rato van de voortgang van het projekt volgens een nader over een te komen uitvoeringsschema, voor een bedrag groot fl. 1.500,-- per woning exclusief B.T.W. Derhalve totaal ca. fl. 615.000,-- exclusief B.T.W.
(…)
Betaling:
De betaling zal plaatsvinden per gerealiseerde aansluiting voor fl. 1.500,--, exclusief B.T.W., per woning, binnen 4 weken na indiening en goedkeuring van Uw faktuur. Het bedrag per woning komt voor fl. 800,-- uit de standaard aansluitregeling; de overige fl. 700,-- betreffen de dekking voor de ontsluiting van het terrein. Deze laatste bijdrage is verschuldigd tot een maximum van 410 eenheden.
Planning en uitvoering:
De aanleg dient gecoördineerd en gecombineerd met de overige nutsvoorzieningen te geschieden. In overleg met T.D. kring Buren zullen de trace’s, met een minimale breedte van 1 meter, worden vastgesteld.
Ten behoeve van een tijdige gasvoorziening draagt U zorg voor de aanleg van een hoofdleiding vanuit de omgeving naar het park.
2.3.
In haar brief van 2 augustus 1995 heeft N.V. NUON Zuid-Gelderland het volgende aan Lingemeer bericht:
Hiermede danken wij u voor uw opdracht tot het aanleggen van de hoofd- en distributieleidingen elektriciteit, het aansluiten van 410 woningen op het elektriciteitsnet, alsmede voor de aanleg van de centrale antenne-installatie in bovenvermeld project.
Uw voorstel om de voorbereiding van de openbare verlichting in de uitvoeringsplannen te betrekken, in afwachting van de nog te ontvangen opdracht, hebben wij inmiddels opgepakt.
Voor wat betreft uw suggestie ten aanzien van de betalingen graag het volgende.
De aansluitkosten per woning (f 2.000,-- elektrisch en f 100,-- antenne-installatie, bedragen zijn excl. BTW) zullen wij aan u in rekening brengen en dient u te betalen telkens bij aanvang van de werkzaamheden van een fase.
Uw voorstel deze kosten per woning aan de toekomstige eigenaar in rekening te stellen kunnen wij niet honoreren. Wij willen u er in dezen op wijzen, dat wij aan u een offerte hebben uitgebracht en van u de opdracht hebben ontvangen.
2.4.
Bij brief van 15 november 1996 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Lienden aan N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied bericht dat zij akkoord gaan met de geprojecteerde gasleiding in plan Lingemeer.
2.5.
De gerealiseerde woningen zijn voorzien van een gas- en elektriciteitsaansluiting. Lingemeer heeft de overeengekomen bedragen voldaan.
2.6.
De rechtsvoorgangers van Liander zijn op verzoek van de rechtsvoorgangers van Liander Infra bij instemmingsbesluiten van de Minister van Economische Zaken aangewezen als netbeheerder elektriciteit en netbeheerder gas.
2.7.
In 2008 heeft de gemeenteraad van de gemeente Buren een bestemmingsplan vastgesteld dat permanente bewoning van de woningen in het recreatiepark mogelijk maakte.
2.8.
Bij notariële akte van 28 december 2010 heeft Lingemeer de gedeelten van het recreatiepark die nog haar eigendom waren, bestaande uit wegen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, aan de gemeente Buren overgedragen.
2.9.
Bij brieven van onder meer 1 maart 2012 heeft Lingemeer jegens NUON Tiel en N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking aanspraak gemaakt op betaling van respectievelijk € 308.030,31 en € 430.842,43, zijnde de bedragen die Lingemeer ter uitvoering van de in 2.1. bedoelde overeenkomsten had betaald, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Liander Infra en Liander hebben deze aanspraak gemotiveerd van de hand gewezen.
2.10.
Bij zogenoemde ‘registerverklaring’ van 29 augustus 2014 heeft notaris Louwers onder meer verklaard dat:
-
Lingemeer Beheer B.V.(…) de inschrijving [verlangt] van een notariële verklaring, waarin wordt verklaard dat Lingemeer rechthebbende is op/van een netwerk in de zin van
artikel 5:20 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- (…) het netwerk is aangelegd door of namens een bevoegde aanlegger in de zin van artikel 5:20 lid 2 Burgerlijk Wetboek. De aanlegger Lingemeer gedroeg zich op één januari tweeduizend zeven als de bevoegde eigenaar. Lingemeer heeft aan mij notaris, ter inschrijving tezamen met deze akte, stukken overhandigd waaruit blijkt dat hij zich op een januari tweeduizend zeven heeft gedragen als eigenaar van het netwerk;
- dat het netwerk (een) elektriciteitsnet en gasnet betreft, lopende vanaf de Batouwse Singel, via de Betuwe Singel, Echteldse Singel, Liendense Singel, Gelderse Singel en Lingesingel in de richting van de Meersteeg te Lienden, ieder met een lengte van circa vier duizend zes honderd (4.600) meter en een breedte van de sleuf van circa twee (2) meter.
- het netwerk gas kadastraal bekend is onder de volgende netwerkaanduiding: Netwerken Utrecht [kadastrale aanduiding] , hierna genoemd: “het netwerk Gas”;
- het netwerk elektra kadastraal bekend is onder de volgende netwerkaanduiding: Netwerken Utrecht [kadastrale aanduiding] hierna genoemd: “het netwerk Elektra”;
(…)
- Lingemeer mij, notaris, heeft verzocht een notariële verklaring als bedoeld in artikel 36 lid 4 juncto artikel 26 lid 1 juncto artikel 37 van de Kadasterwet betreffende de aanleg van een netwerk als bedoeld in artikel 155a lid 1 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek op te maken en in te schrijven in de daartoe bestemde openbare registers;
(…)
- aan mij, notaris, bewijsstukken zijn overhandigd, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich heeft voorgedaan;
- op basis van al het vorenstaande ik, notaris, hierbij concludeer, mede op basis van de aan mij, notaris, overlegde stukken, dat deze bewijsstukken genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan.
2.11.
Een uittreksel van deze registerverklaring is op 4 september 2014 gepubliceerd in de Staatscourant (2014/25221) en in een landelijk dagblad.
2.12.
In twee op 28 december 2015 ten overstaan van kandidaat-notaris Jansen, als waarnemer van notaris Wijnmaalen, verleden akten staat onder meer het volgende:
Gasnet Gelderland (…)
Netwerkaanduiding
Het bij deze akte te registreren netwerk heeft als netwerkaanduiding Netwerken Utrecht, [kadastrale aanduiding] in deze akte aangeduid als: het “Net”.
respectievelijk
Elektriciteitsnet Gelderland (…)
Netwerkaanduiding
Het bij deze akte te registreren netwerk heeft als netwerkaanduiding Netwerken Utrecht, [kadastrale aanduiding] , in deze akte aangeduid als: het “Net”.
en in beide akten
VERKLARING/OVERGANGSREGELING
(…)
a. Ik, notaris, verklaar te hebben onderzocht of (een rechtsvoorganger van) Liander [Liander Infra Oost N.V.] zich op de Peildatum [1 februari 2007] als eigenaar gedroeg in de zin van artikel 155a van de Overgangswet [ONBW]. Hiertoe heeft Liander aan mij, notaris, de verklaringen afgelegd en documenten overlegd als hiervoor onder D. zijn omschreven.
b. Gezien het vorenstaande zijn aan mij, notaris, bewijsstukken overlegd en aan deze akte gehecht, die genoegzaam aantonen dat (een rechtsvoorganger van) Liander zich op de Peildatum als eigenaar van Net deel 1 gedroeg in de zin van artikel 155a van de Overgangswet en mitsdien is Liander bevoegd de aanleg van het Net deel 1 in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 155a van de Overgangswet juncto artikel 3:17 lid 1 sub k van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
INSCHRIJVING
1. Liander heeft mij, notaris, verzocht een notariële verklaring als bedoeld in artikel 36 lid 4juncto artikel 26 lid 1 juncto artikel 37 van de Kadasterwet betreffende de aanleg van een net als bedoeld in artikel 3:17 lid 1 sub k van het Burgerlijk Wetboek op te maken en in te schrijven in de daartoe bestemde openbare registers.
2. Aan mij, notaris, zijn bewijsstukken overhandigd, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich heeft voorgedaan.
3. Op basis van het vorenstaande concludeer ik, notaris mede op basis van de tegenover mij, notaris, overlegde verklaringen en de aan mij, notaris, overlegde stukken, dat deze bewijsstukken genoegzaam aantonen dat inschrijving mogelijk is van de aanleg van het Net.
4. Een afschrift van deze akte zal worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers.
2.13.
Een uittreksel van deze akten is op 31 december 2015 gepubliceerd in de Staatscourant (2015/49497) en dagblad Trouw. Bij notariële akte van diezelfde datum heeft de notaris deze publicaties laten inschrijven in de openbare registers.
2.14.
Tot het Net deel 1 dat kandidaat-notaris Jansen heeft laten inschrijven behoort feitelijk het Lingemeernetwerk, zoals notaris Louwers dat heeft laten inschrijven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Liander Infra en Liander vorderen dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
primair zal verklaren dat de registratie van Lingemeer bij akte van 29 augustus 2014, ingeschreven in [registernummer] , waardeloos is,
subsidiair
a. zal verklaren voor recht dat Lingemeer onrechtmatig inbreuk heeft gemaakt op de juridische eigendom van Liander Infra en de economische eigendom van Liander ten aanzien van het Net,
b. Lingemeer zal veroordelen tot het vergoeden van de schade van Liander Infra en Liander in de zin van art. 155a lid 2 ONBW, primair bij wege van schadevergoeding in natura ex art. 6:103 BW door overdracht van het Net om niet, in juridische eigendom aan Liander Infra en in economische eigendom aan Liander Infra, subsidiair door Lingemeer te veroordelen de aanlegkosten en onderhoudskosten van het Net, nader op te maken bij staat, aan Liander Infra en Liander, te vergoeden,
primair en subsidiair
met veroordeling van Lingemeer in de proceskosten, te vermeerderen met rente, en in de nakosten en de eventuele verdere executiekosten.
3.2.
Liander Infra en Liander leggen aan hun eis zakelijk weergegeven het volgende ten grondslag. Rechtsvoorgangsters van Liander Infra zijn bevoegd aanlegger van het Lingemeernetwerk in de zin van art. 5:20 lid 2 BW en Liander Infra is uit dien hoofde eigenaar van dit netwerk. Zij heeft zelf de aanleg gerealiseerd en bekostigd. Lingemeer heeft alleen opdracht verstrekt voor de aansluiting van de vakantiehuizen op het netwerk en heeft ook slechts daarvoor betaald. Het netwerk is aangelegd vóór 1 februari 2007 en op de voet van art. 155a ONBW rechtsgeldig als eigendom van Liander Infra geregistreerd. Dit laatste kan niet worden gezegd van de eerdere registratie door Lingemeer. Het netwerk is geen functionele eenheid, geen zelfstandige zaak, maar onderdeel van het netwerk van Liander Infra in de provincie Gelderland en daarom niet voor afzonderlijke registratie vatbaar. Lingemeer heeft bovendien geen netbeheerder aangewezen en heeft het netwerk niet zelf geëxploiteerd. Aldus heeft zij zich niet als eigenaar gedragen, zoals is vereist voor de toepassing van art. 155a ONBW. Lingemeer heeft ten slotte verzuimd ook de publicaties van de registratie te laten inschrijven in de openbare registers, zoals in lid 6 van laatstgenoemde bepaling is voorgeschreven. De inschrijving van Lingemeer is derhalve waardeloos in de zin van art. 3:28 BW. Nu Lingemeer niet bereid is gebleken een daartoe strekkende verklaring af te geven dient de inschrijving van Lingemeer op de voet van art. 3:29 BW door de rechtbank waardeloos verklaard te worden. Indien de hiertoe strekkende vordering niet wordt toegewezen is het handelen van Lingemeer jegens Liander Infra en Liander onrechtmatig en is Lingemeer op de voet van de tweede volzin van art. 155a lid 2 ONBW jegens Liander Infra en Liander schadeplichtig, aldus Liander Infra en Liander.
3.3.
Lingemeer voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Lingemeer vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
primair:
a. voor recht zal verklaren dat het Elektriciteitsnet de (volledige) eigendom is van Lingemeer;
b. voor recht zal verklaren dat het Gasnet de (volledige) eigendom is van Lingemeer;
c. voor recht zal verklaren dat de akte van 28 december 2015 die is ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 191 en de registratie van Liander Infra bij akte van 28 december 2015 ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 191 voor zover deze het Elektriciteitsnet betreffen in strijd zijn met artikel 3:40 lid 1 BW en bijgevolg nietig zijn;
d. voor recht zal verklaren dat de akte van 28 december 2015 die is ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 186 en de registratie van Liander Infra bij akte van 28 december 2015, ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 186 voor zover deze het Gasnet betreffen in strijd zijn met artikel 3:40 lid 1 BW en bij gevolg nietig zijn;
e. voor recht zal verklaren dat de registratie van Liander Infra bij akte van 28 december 2015, ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 191 voor zover deze het Elektriciteitsnet betreft waardeloos is;
f. voor recht zal verklaren dat de registratie van Liander lnfra bij akte van 28 december 2015, ingeschreven in HYP4 deel 67483 nummer 186 voor zover deze het Gasnet betreft waardeloos is;
subsidiair:
a. voor recht zal verklaren dat Liander Infra en Liander onrechtmatig inbreuk hebben gemaakt op de (volledige) eigendom van Lingemeer;
b. Liander Infra en Liander zal veroordelen tot het vergoeden van de schade van Lingemeer in de zin van artikel 155a lid 2 laatste volzin ONBW;
c. deze schadevergoeding voor wat betreft het Elektriciteitsnet primair zal toewijzen ter hoogte van een bedrag van € 430.842,43 althans subsidiair ter hoogte van een bedrag van € 390.704,77 althans meer subsidiair door Liander Infra en Liander zal veroordelen de aanlegkosten van het Elektriciteitsnet nader op te maken bij staat aan Lingemeer te vergoeden;
d. deze schadevergoeding voor wat betreft het Gasnet primair zal toewijzen ter hoogte van een bedrag van € 308.030,31 althans subsidiair ter hoogte van een bedrag van € 279.074,83 althans meer subsidiair door Liander Infra en Liander zal veroordelen de aanlegkosten van het Gasnet nader op te maken bij staat aan Lingemeer te vergoeden,
met veroordeling van Liander Infra en Liander in de proceskosten, te vermeerderen met rente, en in de nakosten en de eventuele verdere executiekosten.
3.6.
Lingemeer baseert haar vordering kort gezegd op het volgende. Zij heeft de aanleg van het Lingemeernetwerk aan de rechtsvoorgangsters van Liander Infra opgedragen en de kosten van deze aanleg volledig zelf gedragen. Lingemeer is dan ook de bevoegde aanlegger in de zin van art. 5:20 lid 2 BW. Met de inschrijving van de notariële verklaring, de publicatie daarvan op 4 september 2014 en het uitblijven van tijdige opeising van het netwerk door een ander, staat vast dat Lingemeer op de voet van art. 155a ONBW eigenaaar is van het netwerk. Mocht de rechtbank dat niet aannemen, dan heeft deze inschrijving te gelden als een geldige inschrijving op grond van art. 5:20 lid 2 BW. Latere registratie door Liander Infra en Liander ex art. 155a ONBW is hoe dan ook niet meer mogelijk. De notariële verklaring van 28 december 2015 en de inschrijving daarvan zijn in strijd met de goede zeden of de openbare orde en daarom op de voet van art. 3:40 lid 1 BW nietig. Zij hebben geen rechtsgevolg. De inschrijving is bijgevolg waardeloos en dient door de rechtbank waardeloos verklaard te worden, nu Liander Infra dat desgevraagd niet zelf heeft verklaard. Indien de primaire vorderingen niet worden toegewezen is het handelen van Liander Infra en Liander jegens Lingemeer onrechtmatig en zijn Liander Infra en Liander op de voet van de tweede volzin van art. 155a lid 2 ONBW jegens Lingemeer schadeplichtig. De schade kan, zoals subsidiair onder c en d is gevorderd, worden begroot op de kosten van aanleg van het netwerk, aldus Lingemeer.
3.7.
Liander Infra en Liander voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
4.2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag wie ‒ Liander Infra dan wel Lingemeer ‒ eigenaar is van het Lingemeernetwerk, een stelsel van transportkabels en -leidingen voor gas en elektriciteit in de grond van het voormalige recreatiepark. Ter zake van de rechtsregels aan de hand waarvan de rechtmatige eigenaar van een dergelijk netwerk moet worden bepaald, stelt de rechtbank het volgende voorop.
4.3.
Ingevolge art. 5:20 lid 2 BW behoort de eigendom van een net dat bestaat uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van gasvormige stoffen en van energie, dat in, op of boven de grond van anderen is aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. Deze regel is ook van toepassing op een net dat is aangelegd voor de inwerkingtreding van deze bepaling op 1 februari 2007, zo is in art. 155 lid 1 ONBW bepaald. De aanleg van een net kan in de openbare registers worden ingeschreven op grond van art. 3:17 aanhef en onder k BW.
4.4.
Art. 155a ONBW luidt als volgt:
1. Degene die zich op 1 februari 2007 als eigenaar gedroeg, is bevoegd de aanleg van een net als bedoeld in artikel 17 lid 1 onder k van Boek 3 te doen inschrijven in de openbare registers en dat net als eigenaar over te dragen en te bezwaren.
2. Indien de inschrijving in de openbare registers in de Nederlandse Staatscourant en in een landelijk dagblad is gepubliceerd, vervalt de bevoegdheid van derden om het net of een recht daarop op te eisen na één jaar te rekenen vanaf de aanvang van de dag volgend op de dag van de laatste van deze publicaties tenzij de derde binnen deze termijn een dagvaarding betreffende een door hem ingestelde vordering als bedoeld in artikel 27 van Boek 3 heeft doen inschrijven in de openbare registers. Een recht van derden op schadevergoeding, indien daarvoor grond is, blijft in stand.
3. Gedurende drie maanden te rekenen vanaf de aanvang van de dag volgend op de dag van de laatste van de in het tweede lid bedoelde publicaties is het net niet vatbaar voor overdracht en bezwaring. Wel kunnen derden gedurende deze termijn een dagvaarding als bedoeld in het tweede lid of een exploot als bedoeld in het vijfde lid in de openbare registers doen inschrijven.
4. Aan degene die na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn door overdracht of bezwaring een zakelijk recht op het net verkrijgt, kunnen geen rechten van derden worden tegengeworpen, tenzij de derde vóór de overdracht of bezwaring een dagvaarding als bedoeld in het tweede lid of een exploot als bedoeld in het vijfde lid heeft doen inschrijven of de verkrijger het recht van de derde kende.
5. Een exploot als bedoeld in het derde en vierde lid wordt gedaan aan degene die de in het eerste lid bedoelde inschrijving verkreeg en houdt in dat de derde zich het recht voorbehoudt om binnen de in het tweede lid bedoelde termijn van een jaar een dagvaarding als in dat lid bedoeld in de openbare registers te doen inschrijven.
6. De publicaties bedoeld in lid 2 kunnen worden ingeschreven in de openbare registers.
4.5.
Blijkens de parlementaire geschiedenis beoogt deze bepaling erin te voorzien dat, indien een partij niet kan aantonen dat zij de (rechtsopvolgster van de) bevoegde aanlegger van het net is in de zin van art. 5:20 lid 2 BW, of als onzekerheid bestaat ter zake van de eigendom zelf, niettemin tot inschrijving van het betreffende net kan worden overgegaan, zodat overdracht en/of bezwaring van dit registergoed mogelijk wordt. Degene die zich als eigenaar mag gedragen, zoals in art. 155a lid 1 ONBW is bedoeld, wordt definitief eigenaar na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde vervaltermijn. Met de in dit lid bedoelde publicaties worden derden op de inschrijving geattendeerd en in de gelegenheid gesteld ‒ uitsluitend op de voet van art. 3:27 BW ‒ een eventueel beter recht aan te tonen. Met het verstrijken van deze vervaltermijn kunnen derden het netwerk niet meer revindiceren. Een partij die aldus zijn recht op revindicatie verliest behoudt een recht op schadevergoeding, zo volgt uit de slotzin van het tweede lid. Dit stelsel komt tegemoet aan de maatschappelijke behoefte om zo snel mogelijk zekerheid te krijgen over de eigendomssituatie van een netwerk. Met de vervaltermijn is beoogd deze rechtszekerheid te dienen. De notaris zal moeten beoordelen of degene die inschrijving verlangt zich als eigenaar gedroeg in de zin van art. 155a lid 1 ONBW. (Zie [registernummer] Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
4.6.
Niet in geschil is dat het Lingemeernetwerk vóór inschrijving ervan door Lingemeer niet in de openbare registers was ingeschreven en evenmin dat Liander Infra en Liander niet binnen de vervaltermijn van één jaar na de laatste publicatie van deze inschrijving op 4 september 2014, een vordering ex art. 3:27 BW hebben ingesteld. Liander Infra en Liander betwisten wel, op verschillende gronden, dat Lingemeer aldus op de voet van art. 155a ONBW eigenaar is geworden van het Lingemeernetwerk. Hierover wordt het volgende overwogen.
4.7.
Of rechtsvoorgangsters van Liander Infra in de zin van art. 5:20 lid 2 BW bevoegd aanlegger zijn van het Lingemeernetwerk is in dit verband niet van belang. Art. 155a ONBW beoogt juist in een geval als het onderhavige, waarin onzeker is wie bevoegd aanlegger is van een voor 1 februari 2007 aangelegd en nog niet geregistreerd net, te voorzien in een alternatieve mogelijkheid om zekerheid te verkrijgen omtrent de eigendom van dat net. Op basis van deze bepaling kan eigendom dus ontstaan, zoals Liander Infra en Liander ook erkennen (randnummer 3.31 van de conclusie van antwoord in reconventie). Lingemeer heeft deze mogelijkheid aangegrepen.
4.8.
Liander Infra en Liander werpen voorts op dat Lingemeer zich op 1 februari 2007 niet als eigenaar van het Lingemeernetwerk gedroeg, zoals volgens het eerste lid van art. 155a ONBW voor inschrijving op deze voet is vereist. Het was evenwel aan notaris Louwers om te beoordelen of Lingemeer zich “als eigenaar gedroeg” in de zin van die bepaling. Zijn beoordeling en bevestigende beantwoording van deze vraag kan in deze procedure niet worden getoetst of overgedaan. Dit laatste geldt ook voor de vraag of het Lingemeernetwerk zodanig is begrensd dat het voor zelfstandige inschrijving als net vatbaar is. Feit is dat notaris Louwers de omvang van het Lingemeernetwerk heeft bepaald en dit netwerk als afzonderlijk net in de openbare registers heeft ingeschreven. Liander Infra en Liander hadden, tot een jaar na de laatste publicatie van deze registratie, gelegenheid een beter recht aan te tonen in een op de voet van art. 3:27 BW in te stellen procedure. Deze gelegenheid hebben zij niet benut, als gevolg waarvan hun mogelijkheid daartoe is vervallen. Liander Infra en Liander kunnen daarom niet nu alsnog (op grondslag van art. 3:28 BW) in rechte aanvechten dat Lingemeer op de voet van art. 155a ONBW eigenaar is geworden van het Lingemeernetwerk. Zij zijn aangewezen op een eventuele aanspraak op schadevergoeding.
4.9.
Hieraan doet niet af dat de publicaties van de registratie door Lingemeer niet in de openbare registers zijn ingeschreven. De aanvang van de vervaltermijn is in art. 155a lid 2 ONBW ongeclausuleerd gekoppeld aan de laatste publicatie, niet tevens aan registratie van de publicaties. Blijkens de tekst van lid 6 van art. 155a ONBW
kunnende publicaties worden ingeschreven. Inschrijving van de publicaties is derhalve een bevoegdheid en niet een verplichting c.q. een constitutief vereiste voor het ontstaan van definitieve eigendom. Uit de parlementaire geschiedenis is niet een van de tekst van de wet afwijkende bedoeling af te leiden. Inschrijving van de publicaties voorkomt dat een derde, die wil weten wanneer de vervaltermijn eindigt, de publicaties zelf moet opsporen. Herhaald wordt echter dat inschrijving van publicaties
kangeschieden. Inschrijving van de publicaties is dan ook facultatief; het is aan de inschrijver of hij derden zoekwerk (en zichzelf bewijsnood) wil besparen. Zie [registernummer] . Weliswaar mag de notaris volgens de wetgever registratie van de publicaties niet nalaten, maar aldus wordt slechts beoogd te vermijden dat een derde zich op het standpunt kan stellen dat geen publicatie heeft plaatsgevonden en dat daarom de vervaltermijn niet is gaan lopen. Zie [registernummer] Deze situatie doet zich hier niet voor. Het uitblijven van registratie van de publicaties betekent dus niet dat Lingemeer niet op de voet van art. 155a ONBW definitief eigenaar is geworden van het Lingemeernetwerk. Dat Lingemeer op 5 september 2015 definitief eigenaar is geworden van het Lingemeernetwerk hebben Liander Infra en Liander niet op andere gronden betwist. Dit staat dan vast.
4.10.
De registratie nadien door Liander Infra Oost N.V., thans klaarblijkelijk genaamd Liander Infra, tast deze eigendom niet aan. De bevoegdheid van derden, zoals Liander Infra, om het Lingemeernetwerk op te eisen is, zoals gezegd, vervallen op de voet van art. 155a lid 2 eerste volzin ONBW. De latere registratie strekt in wezen tot revindicatie van het Lingemeernetwerk. De in art. 155a ONBW vervatte regeling beoogt nu juist die mogelijkheid met het oog op de rechtszekerheid uit te sluiten. De registratie door Liander Infra kan daarom niet ertoe leiden dat zij in plaats van Lingemeer eigenaar van het Lingemeernetwerk is geworden. Lingemeer is eigenaar gebleven. De primaire reconventionele vorderingen onder a. en b., die ertoe strekken voor recht te laten verklaren dat Lingemeer eigenaar is van het Lingemeernetwerk, zijn derhalve toewijsbaar. Dat geldt ook voor de vorderingen onder e. en f, die ertoe strekken voor recht te verklaren dat de inschrijving door Liander Infra waardeloos is voor zover Liander Infra ook het Lingemeernetwerk heeft ingeschreven. In zoverre zal de rechtbank deze inschrijvingen op de voet van art. 3:29 lid 1 BW waardeloos verklaren.
4.11.
De primaire vorderingen in reconventie sub c. en d., die ertoe strekken voor recht te verklaren dat de inschrijvingen van Liander Infra en Liander nietig zijn voor zover deze het Lingemeernetwerk betreffen, zijn blijkens randnummer 464 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, ingesteld voor het geval de rechtbank de inschrijving door Liander Infra en Liander zou honoreren. Nu dat niet is gebeurd, wordt aan deze vorderingen niet toegekomen.
4.12.
Blijkens randnummer 483 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie heeft Lingemeer haar subsidiaire vorderingen ingesteld voor het geval Liander Infra door haar inschrijving eigenaar is geworden van het Lingemeernetwerk. Nu in rechte is vastgesteld dat Lingemeer eigenaar is gebleven van het Lingemeernetwerk wordt aan deze subsidiaire vorderingen niet toegekomen.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat de door Liander Infra en Liander gestelde grond voor waardeloosheid van de inschrijving van Lingemeer niet op gaat. De primaire vordering in conventie is derhalve niet toewijsbaar. Ter zake van het in conventie subsidiair gevorderde geldt het volgende.
4.14.
Indien komt vast te staan dat rechtsvoorgangsters van Liander Infra, in de zin van art. 5:20 lid 2 BW de bevoegde aanleggers zijn van het Lingemeernetwerk, zoals Liander Infra en Liander stellen en Lingemeer betwist, staat ook vast dat Liander Infra uit dien hoofde ten tijde van de registratie van dat netwerk door Lingemeer (ongeregistreerd) eigenaar was van dat netwerk. De registratie door Lingemeer, met het beoogde en gerealiseerde rechtsgevolg dat zij eigenaar werd, vormt dan, zoals Liander Infra en Liander stellen, een inbreuk op dit eigendomsrecht van Liander Infra en op het economische eigendomsrecht van Liander en is daarom jegens Liander Infra en Liander onrechtmatig. Het in conventie subsidiair onder a. gevorderde zou dan toewijsbaar zijn en Lingemeer zou dan op de voet van art. 6:162 BW jegens Liander Infra schadeplichtig zijn, zoals Lingemeer op zichzelf ook niet betwist.
4.15.
In dat geval acht de rechtbank schadevergoeding in natura, door overdracht om niet van het Lingemeernetwerk aan Liander Infra, passend, zoals Liander Infra en Liander subsidiair sub b primair hebben gevorderd. Compensatie vindt dan plaats door herstel van de toestand, de onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van Liander Infra weggedacht. Vergelijk HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309, NJ 2018/141, r.o. 3.7.3. Anders dan Lingemeer in randnummer 424 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie opwerpt doet dit geen afbreuk aan de rechtszekerheid die met de vervaltermijn van art. 155a ONBW wordt gediend. Aan de eigendom van Lingemeer wordt immers niet getornd. Aan de orde is slechts de noodzaak van overdracht daarvan, bij wege van schadevergoeding. Een aanspraak op schadevergoeding, waarop afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW integraal van toepassing is, is in art. 155a lid 2 ONBW expliciet erkend. Lingemeer heeft geen ander belang bij dit netwerk (gesteld) dan overdracht aan een ander tegen betaling. Zij beoogt niet de exploitatie van dit netwerk. Tijdens de comparitie heeft Lingemeer bovendien laten weten dat zij het netwerk niet heeft overgedragen of bezwaard. De rechtbank zal dan ook niet toekomen aan het in conventie onder b. subsidiair gevorderde, te weten vergoeding van schade bestaande in de aanleg- en onderhoudskosten van het Lingemeernetwerk.
4.16.
Concluderend komt het erop aan of rechtsvoorgangsters van Liander Infra bevoegd aanlegger waren van het Lingemeernetwerk. Liander Infra en Liander hebben dit voldoende gemotiveerd gesteld. Ook de betwisting door Lingemeer is voldoende gemotiveerd. De rechtbank zal Liander Infra en Liander daarom gelegenheid bieden te bewijzen dat N.V. NUON Zuid-Gelderland en N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied bevoegd aanlegger waren van het Lingemeernetwerk.
4.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Liander Infra en Liander op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat N.V. NUON Zuid-Gelderland en N.V. Maatschappij tot Gasvoorziening Gelders Rivierengebied in de zin van art. 5:20 lid 2 BW bevoegd aanlegger waren van het Lingemeernetwerk,
5.2.
bepaalt dat, voor zover Liander Infra en Liander dit bewijs door middel van getuigen willen leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.P.E.E. van Groeningen in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 mei 2018voor het opgeven door Liander Infra en Liander van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden september tot en met november 2018, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
verwijst voor het geval Liander Infra en Liander op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien Liander Infra en Liander daarom op de onder 5.3. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Liander Infra en Liander, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht, mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2018.