ECLI:NL:RBGEL:2018:2777

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
05/720310-16 en 05/881723-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, afpersing en vrijspraak voor vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, afpersing, en andere delicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2016 in Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een mes tegen diens keel te drukken en hem te bedreigen met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het gebruik van geweld en dreiging, de persoonlijke integriteit van [slachtoffer 1] ernstig heeft geschonden. Daarnaast heeft de verdachte op 19 april 2017 samen met een medeverdachte [slachtoffer 2] afgeperst, waarbij hij geweld heeft gebruikt en dreigde met een mes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 1], en aan de afpersing van [slachtoffer 2]. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen voor een bedrag van € 778,64, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720310-16 en 05/881723-17
Datum uitspraak : 20 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 29 november 2017, 14 februari 2018, 28 maart 2018, 2 mei 2018 en 6 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/720310-16:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een mes, althans een scherp puntig voorwerp, tegen de keel en/of nek en/of hand van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te drukken en/of (vervolgens) met voornoemd mes te snijden in de keel en/of nek en/of hand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij, op of omstreeks 17 oktober 2016 te Arnhem, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond en/of op (het hoofd van) die [slachtoffer 1] gericht en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwapen/voorwerp doorgeladen, althans een op doorladen gelijkende beweging gemaakt en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] gezegd 'Als je nog een keer praat, dan zie je wel wat er gaat gebeuren', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Arnhem, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool (BB gun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Glock, model 26, kaliber .19) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van parketnummer 05/881723-17:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij,
verdachte, en / of (één of meer) van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] aangesproken en/of direct op een agressieve toon gezegd dat hij mee moest komen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, aan die [slachtoffer 2] getoond en/of dat mes in de richting van de borst, in ieder geval in de richting van het lichaam, heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] in een zogenoemde nekklem gepakt en/of met kracht in een auto gesleurd/getrokken en/of
- die [slachtoffer 2] (gedurende langere tijd) in meerdere auto's gezet en/of met die auto's is gaan rijden en blijven rijden en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het gezicht en/of op het (achter)hoofd, in ieder geval op het lichaam geslagen/gestompt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] dreigend gezegd 'We gaan tanken met beide auto's bij de BP op de A30 anders rijden we naar het bos en dan schiet ik je dood.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met het voornoemde mes in het been van die [slachtoffer 2] gestoken/geprikt en/of
- het voornoemde mes op de kuit van die [slachtoffer 2] gezet/gezet gehouden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 2] getoond;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het gezicht en/of op het (achter)hoofd, in ieder geval op het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, in het (rechter)been heeft/hebben gestoken/geprikt;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een scootersleutel en/of een portemonnee, inhoudende een rijbewijs en/of een pinpas en/of een ID-kaart en/of een zorgpas en/of 80 Euro, in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] in een (rijdende) auto heeft/hebben vastgehouden en/of een mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, op een kuit, in ieder geval op een been van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het gezicht en/of op het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd 'Geef mij je telefoon, je scootersleutel en portemonnee.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met 16 augustus 2017, in de gemeente Renkum en/of Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, één of meer wapens van categorie III, te weten een gas/alarm pistool, merk Browning Gpda9, kaliber 9 mm en/of 2 doosjes (bijbehorende) munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 in de gemeente Renkum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,89 gram en/of 3,17 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van met parketnummer 05/720310-16 [1] feiten 1, 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 oktober 2016 heeft [slachtoffer 1] verdachte beschuldigd van het ingooien van een raam. Verdachte was hier boos over en heeft toen meerdere malen geprobeerd telefonisch contact te zoeken met [slachtoffer 1] , waarna hij naar de woning van [slachtoffer 1] in Arnhem is gegaan. Er zijn meerdere vrienden van verdachte meegegaan naar de woning van [slachtoffer 1] . [2] Verdachte had toen een balletjespistool bij zich. In het zicht van [slachtoffer 1] heeft verdachte het balletjespistool gepakt en doorgeladen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de mishandeling van [slachtoffer 1] . Hij heeft aangevoerd dat verdachte de bedoeling heeft gehad om het mes af te pakken en hierbij geen voorwaardelijk opzet op het mishandelen van [slachtoffer 1] heeft gehad. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er sprake was van noodweer. [slachtoffer 1] heeft verdachte toen hij de deur open deed direct bedreigd met een mes, hiermee hoefde verdachte geen rekening te houden. De raadsman heeft daarom verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat toen hij de deur open deed, verdachte voor hem stond. Hij zag ook meteen dat verdachte een mes in zijn rechterhand had. Het was een bruin soort mes, het handvat leek van hout. Verdachte prikte met het mes in zijn buik/zij. Vervolgens pakte hij nog een klein mes. Verdachte vroeg aan hem wat hij had gezegd over het ingooien van de ruit en werd steeds woedender. Verdachte deed het mes tegen zijn keel aan [4] en bleef tegen hem aan komen. Er zat toen opeens bloed aan zijn keel en aan zijn hand. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij toen een snee/kras aan de rechterzijde van zijn keel en een snee tussen zijn duim en wijsvinger van zijn linkerhand heeft opgelopen.
Nadat [slachtoffer 1] ongeveer twee meter achteruit de gang in was gelopen, pakte verdachte een pistool en trok met zijn rechterhand de bovenzijde van het pistool naar achteren. [slachtoffer 1] dacht dat verdachte op hem zou schieten en was bang. Zijn huisgenoten renden toen ook weg. Verdachte drukte vervolgens het pistool op zijn voorhoofd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, ondanks de angst die hij op dat moment voelde, heeft gezegd “ben je gek ofzo, doe dat pistool weg”. Toen begon verdachte hem uit te schelden en zwaaide met het pistool naar hem, maar richtte niet echt meer. Verdachte liep naar achteren en zei tegen [slachtoffer 1] “als je nog een keer praat, dan zie je wel wat er gaat gebeuren”. Toen ging verdachte weg. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft foto’s van het letsel van [slachtoffer 1] gemaakt. Op de eerste foto is een kleine oppervlakkige snee te zien tussen de duim en de wijsvinger. De snee is maximaal twee centimeter groot. Op de derde foto zijn twee krassen cq snijwondjes aan de rechterzijde van de hals van aangever te zien. De bovenste snee is oppervlakkig en maximaal 8 à 10 centimeter groot. De onderste snee is ook oppervlakkig en 1 à 2 centimeter groot. [6]
Getuige [getuige 1] , die in hetzelfde huis woont als aangever [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat er een man binnen kwam en dat er vier mannen achter hem bleven staan. Zijn kamergenoot is vastgehouden door de man en hij zag dat de man iets in zijn rechterhand had. Dit ding was klein en donker van kleur. Hij hoorde “ka ka”, een geluid dat past bij een pistool. Hij was bang dat de man zijn huisgenoot dood zou maken en heeft de politie gebeld. [7] Hij heeft niet gezien dat [slachtoffer 1] wapens vast had. [8]
Getuige [getuige 2] , eveneens een huisgenoot van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat hij geschreeuw en lawaai hoorde en toen zijn kamer uit is gelopen. Hij hoorde toen het geluid van ijzer, “ka ka”, en zij waren met zijn vijven. Daarom werd hij bang en is meteen weggelopen. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] een waarschuwing heeft gegeven. [10]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] de deur open deed samen met twee huisgenoten. [slachtoffer 1] had een mes vast toen hij de deur open deed. Met het mes in zijn hand heeft [slachtoffer 1] verdachte geduwd, waardoor verdachte bijna viel. Verdachte heeft verklaard dat hij toen het balletjespistool heeft gepakt. Hij heeft het pistool doorgeladen terwijl het naar beneden gericht was. Dit deed hij om [slachtoffer 1] en zijn huisgenoten af te schrikken. Toen hij dit deed, renden de twee huisgenoten van [slachtoffer 1] weg. Hij heeft het pistool weer opgeborgen in zijn tasje en is naar [slachtoffer 1] toegelopen. Hij heeft vervolgens geprobeerd het mes waarmee [slachtoffer 1] dreigde, weg te duwen. Ze raakten toen in gevecht, terwijl [slachtoffer 1] het mes in zijn handen had. Tijdens het duwen en trekken kwam het mes langs de hals van [slachtoffer 1] . Hij zag achteraf ook dat [slachtoffer 1] een krasje had aan de rechterkant van zijn nek. Hij heeft het mes afgepakt van [slachtoffer 1] en heeft het mes in zijn zak gedaan. Toen de situatie onder controle was, is hij naar buiten gelopen.
Op 21 oktober 2016 te Renkum werden onder de bestuurdersstoel van de auto met het kenteken [kenteken 1] een balletjespistool en een mes aangetroffen. [11] Het balletjespistool is een voorwerp dat wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een Glock, model 26, kaliber 9 x 19 mm. Het is een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7e van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie. [12] Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen, dat in zijn auto is aangetroffen op 21 oktober 2016, het balletjespistool is dat hij op 17 oktober 2016 aan [slachtoffer 1] heeft getoond en doorgeladen. [13] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het mes dat bij het balletjes pistool in zijn auto is aangetroffen, het mes is dat hij van [slachtoffer 1] heeft afgepakt.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank overweegt dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de man die binnenkwam iets in zijn hand had en dat die man zijn huisgenoot [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] vasthield. Vervolgens hoorde getuige [getuige 1] een geluid, “ka ka”, dat hoorde bij het geluid van een pistool. Dit geluid heeft getuige [getuige 2] ook gehoord, nadat hij beneden kwam vanwege het lawaai. Deze verklaringen passen beter bij de verklaring van [slachtoffer 1] dan bij de verklaring van verdachte. Ook het letsel van [slachtoffer 1] is passend bij zijn verklaring.
De verklaring van verdachte, dat [slachtoffer 1] degene was die een mes vast had, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Ten eerste omdat het onlogisch is dat verdachte op [slachtoffer 1] zou zijn afgelopen om het mes af te pakken nádat hij het pistool zou hebben weggestopt. Het zou logischer geweest zijn als hij was weggelopen of het pistool niet had weggestopt op het moment dat hij het mes wilde afpakken indien hij zich daadwerkelijk bedreigd voelde door het mes van [slachtoffer 1] . Ten tweede omdat verdachte het mes samen met het balletjespistool onder zijn bestuurdersstoel heeft bewaard. En ten derde omdat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat alleen de man die binnenkwam iets vasthield en niet zijn huisgenoot [slachtoffer 1] . Bovendien ondersteunt alleen de verklaring van getuige [getuige 4] , een vriend van verdachte, een gedeelte van de verklaring van verdachte. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig, omdat hij heeft verklaard dat hij geen pistool heeft gezien, terwijl verdachte zelf heeft verklaard dat hij een pistool heeft vastgehad.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank het volgende. Verdachte heeft twee messen meegenomen naar de woning van [slachtoffer 1] en, nadat [slachtoffer 1] de deur opendeed, een mes op de keel van [slachtoffer 1] gedrukt. Hierdoor heeft [slachtoffer 1] twee snijwondjes aan de rechterzijde van zijn keel opgelopen. Ook heeft het mes de hand van [slachtoffer 1] geraakt, waardoor hij een snijverwonding tussen zijn duim en wijsvinger heeft opgelopen. Vervolgens heeft verdachte het balletjespistool gepakt en doorgeladen, waarna de huisgenoten van [slachtoffer 1] zijn weggerend. Daarna drukte verdachte het balletjespistool op het voorhoofd van [slachtoffer 1] . Nadat [slachtoffer 1] riep dat hij het pistool weg moest doen, zei verdachte 'als je nog een keer praat, dan zie je wel wat er gaat gebeuren' en liep vervolgens weg.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke aanranding tegen verdachte. Verdachte was immers degene die het mes vasthield en niet [slachtoffer 1] .
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 oktober 2016 te Arnhem [slachtoffer 1] eerst heeft mishandeld door een mes, tegen de keel en hand van [slachtoffer 1] te drukken. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit dreigen bestond uit het richten van het balletjespistool op het hoofd van [slachtoffer 1] , het doorladen van dit balletjespistool en door te zeggen 'als je nog een keer praat, dan zie je wel wat er gaat gebeuren'.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 oktober 2016 te Renkum een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool (BB gun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Glock, model 26, kaliber .19), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van met parketnummer 05/881723-17 [14] feiten 1, 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 18 april op 19 april 2017 [15] heeft aangever [slachtoffer 2] de auto van verdachte en de auto van medeverdachte [medeverdachte] volgetankt bij de BP op de A30 ter hoogte van Ede. [slachtoffer 2] heeft niet betaald voor de brandstof en een verzoek tot uitstel van betaling werd door de medewerkster van de BP niet geaccepteerd. Vervolgens zijn [slachtoffer 2] en verdachte achterin de auto van [medeverdachte] gestapt, die de auto ook bestuurde. [16] Met zijn drieën zijn ze met de auto naar de woning van [slachtoffer 2] in Ede gereden. Tijdens deze autorit heeft verdachte [slachtoffer 2] meermaals met gebalde vuist geslagen in het gezicht en op het (achter)hoofd van [slachtoffer 2] . [17]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, in vereniging gepleegd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] steun vindt in het dossier. Hij heeft daarbij verwezen naar getuige [getuige 5] , die heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een angstige indruk maakte, en de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte naast [slachtoffer 2] instapt achterin de auto van [medeverdachte] terwijl de bijrijdersstoel nog vrij was. Ook de verwondingen van [slachtoffer 2] passen bij de positie van [slachtoffer 2] ten op zichtte van verdachte op de achterbank van de auto. Dat de messteek in de autorit naar het huis van [slachtoffer 2] is toegebracht, blijkt uit de camerabeelden.
De verklaringen van de verdachten acht de officier van justitie ongeloofwaardig. [slachtoffer 2] was niet meer in het bezit van een tankpas en uit het onderzoek blijkt dat er geen telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en één van de bekende telefoonnummers van verdachte.
De officier van justitie heeft gesteld dat alle feiten in vereniging zijn gepleegd, want [medeverdachte] was de bestuurder van de auto, terwijl verdachte [slachtoffer 2] sloeg, stak en bedreigde. [medeverdachte] heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van de handelingen van verdachte. Er is daarmee sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Hij heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 2] ongeloofwaardig is. [slachtoffer 2] heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd bij de politie en tegen zijn buurman nog een andere versie verteld. Dat geen sprake was van vrijheidsberoving blijkt onder andere uit het feit dat [slachtoffer 2] ruim tien minuten de gelegenheid heeft gehad om de winkelmedewerkster van het tankstation te waarschuwen.
Volgens verdachte is [slachtoffer 2] vrijwillig meegegaan naar het tankstation om met zijn tankpas te betalen voor het voltanken van beide auto’s en is er pas onenigheid ontstaan toen bleek dat [slachtoffer 2] geen tankpas meer had. [slachtoffer 2] heeft toen zelf voorgesteld om naar zijn huis te gaan en is vervolgens zelf in de auto van [medeverdachte] gestapt. Verdachte heeft [slachtoffer 2] meermalen geslagen in de auto, maar heeft ontkend hem te hebben gestoken met een mes en te hebben gedwongen tot afgifte van goederen. Als [slachtoffer 2] in de auto zou zijn gestoken met een mes dan zou er bloed van hem in de auto moeten zijn aangetroffen en dan zou op de camerabeelden van ’t Scootertje ook zichtbaar zijn dat zijn broek doordrenkt was met bloed. Dat [slachtoffer 2] € 80,- in zijn portemonnee zou hebben, is ongeloofwaardig aangezien hij bij het tankstation niet kon betalen. De goederen die [slachtoffer 2] zou hebben afgestaan zijn ook niet bij verdachte of [medeverdachte] aangetroffen.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, zelfs niet als de rechtbank het steken met een mes in het been bewezen zou achten. Ook van het onder 2 ten laste gelegde feit dient daarom vrijspraak te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is onder andere vrijheidsberoving in vereniging, een poging tot zware mishandeling in vereniging en afpersing in vereniging ten laste gelegd.
Dat verdachte en [medeverdachte] samen met [slachtoffer 2] naar het tankstation zijn gegaan en vervolgens naar de woning van [slachtoffer 2] , staat niet ter discussie. Ook staat niet ter discussie dat verdachte [slachtoffer 2] onderweg naar huis meermaals heeft geslagen. De vragen die aan de rechtbank voorliggen zijn:
  • is [slachtoffer 2] vrijwillig of onder dwang met verdachte en [medeverdachte] meegegaan (feit 1)?
  • is [slachtoffer 2] ook gestoken met een mes en, zo ja, levert dat een poging tot zware mishandeling op (feit 2)?
  • is [slachtoffer 2] gedwongen tot afgifte van diverse goederen (feit 3)?
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 19 april 2017 toen hij terugkwam uit het ziekenhuis verklaard dat hij werd klemgereden door een donkere Volkswagen (VW) Golf met kenteken [kenteken 2] van zijn dealer “ [bijnaam] ”, die nog geld van hem kreeg. Toen “ [bijnaam] ” uitstapte, kreeg hij meteen een paar stompen in zijn gezicht, waardoor er een paar tanden uit zijn kunstgebit werden geslagen. Nadat er meer dan een uur met hem is rondgereden, dook er ook een grijze VW Golf op, bij de BP op de A30. Daar werd hij gedwongen beide auto’s af te tanken en te betalen. Omdat hij niet kon betalen, werd “ [bijnaam] ” boos. Vervolgens werd hij in de zwarte VW Golf gestoken in zijn been door “ [bijnaam] ”.
[slachtoffer 2] heeft toen ook verklaard dat zijn bromfietssleutels, portemonnee en mobiele telefoon door “ [bijnaam] ” zijn meegenomen. [18]
[slachtoffer 2] heeft een dag later, ten tijde van zijn aangifte, verklaard dat hij werd klemgereden door een grijze VW Golf, waarvan hij het kenteken niet weet. “ [bijnaam] ” stapte uit en was agressief, hij had een mes vast met het lemmet in zijn richting. Hij moest meekomen van “ [bijnaam] ”. Hij kon zijn scooter nog op slot zetten en werd toen de auto ingetrokken. De dikke Marokkaan bestuurde de auto. Op de achterbank kreeg hij direct meerdere klappen van “ [bijnaam] ”. Vervolgens zijn zij de donkere VW Golf gaan ophalen, waar hij in is gestapt aan de bijrijderskant. Beide auto’s reden naar de BP op de A30, daar moest hij beide auto’s voltanken. Hij wist dat hij dit niet kon betalen en dat hij geen tankpas bij zich had. Hij heeft om uitstel van betaling gevraagd en toen kwam “ [bijnaam] ” bij hen staan. Hij heeft toen voorgesteld om naar zijn huis te gaan om zijn tankpas op te halen. “ [bijnaam] ” stelde voor om zijn sleutels achter te laten als onderpand. Vervolgens werd hij in de zilveren Golf 7 geduwd. Tijdens het rijden kreeg hij van “ [bijnaam] ” diverse klappen met gebalde vuist op zijn hoofd/gezicht. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat “ [bijnaam] ” instak op zijn rechter bovenbeen. Hij voelde direct pijn en zag dat zijn blauwe spijkerbroek rood van het bloed werd. Nadat hij werd gestoken, bleef “ [bijnaam] ” met gebalde vuist met kracht op zijn gezicht inslaan. Vervolgens moest hij bij zijn woning uitstappen en is “ [bijnaam] ” meegelopen naar de voordeur. Toen heeft “ [bijnaam] ” ook een vuurwapen getoond. Hij is toen bij zijn buurman naar binnen gegaan, heeft de deur snel gesloten en met de telefoon van zijn buurman 112 gebeld. [19] Hij is met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis in Ede.
Op 1 september 2017 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat er zowel voordat ze zijn gaan tanken bij de BP op de A30 als daarna een tussenstop is gemaakt.
Op 27 juni 2017 is [slachtoffer 2] verhoord over twee andere schuldbekentenissen. Toen verklaarde hij dat de bon met een bedrag van € 46,41, die door de politie aan hem werd getoond, te maken heeft met een schuldbekentenis omdat zijn tankpas niet werkte.
Getuige [getuige 6] , de buurman van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] letsel in zijn gezicht had en dat hij een bloederige vlek had op zijn rechterbovenbeen [20] . [slachtoffer 2] heeft tegen hem gezegd dat het was gebeurd bij een geldautomaat waar hij aan het pinnen was.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] tegen betaling voor hen het tanken zou betalen met een tankpas. Na het tanken bleek dat [slachtoffer 2] zijn tankpas niet bij zich had en een schuldbekentenis op het kenteken van verdachte of op het kenteken van [medeverdachte] had getekend. Hierdoor voelden zij zich belazerd. [21]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op voorhand hadden afgesproken dat ze met twee auto’s naar het tankstation zouden rijden. [22]
Overwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] met “ [bijnaam] ” kennelijk verdachte bedoelt en met de “dikke Marokkaan” [medeverdachte] . Verder overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] eerst heeft verklaard dat toen hij werd klemgereden hij in een zwarte VW Golf werd geduwd, waarvan hij het kenteken weet, en bij zijn aangifte heef hij verklaard dat dit een grijze VW Golf 7 was, waarvan hij het kenteken niet wist. Eerst heeft hij verklaard dat hij meteen werd geslagen door “ [bijnaam] ” en in zijn aangifte heeft hij verklaard dat hij onder dreiging van een mes in de auto is gestapt en vervolgens werd geslagen.
De bon met een bedrag van € 46,41 waarover [slachtoffer 2] op 27 juni 2017 heeft verklaard, dateert van 28 maart 2017. Terwijl getuige [getuige 7] heeft verklaard dat de tankpas op 20 maart 2017 is opgehaald. De verklaring van [slachtoffer 2] , dat zijn tankpas niet werkte, is dus onjuist.
Gezien deze tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 2] en de onjuiste verklaring ten aanzien van de tankpas, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] ten aanzien van de aanleiding van het tanken ongeloofwaardig. De rechtbank kan niet vaststellen waarom [slachtoffer 2] heeft getankt voor verdachte en [medeverdachte] . Misschien wilde hij op deze wijze een schuld afbetalen of had hij het doel om snel geld te verdienen, maar dat hij onder dwang mee is gegaan naar het tankstation kan niet worden vastgesteld. De rechtbank gaat er vanuit dat [slachtoffer 2] zowel naar het tankstation als bij het tankstation vrijwillig in de auto is gestapt. Op de camerabeelden is niet te zien dat hij in de auto wordt geduwd. Ook blijkt uit zowel zijn eigen aangifte als de verklaring van getuige [getuige 5] dat hij zelf heeft voorgesteld om naar zijn huis te gaan. Dat er onenigheid is ontstaan en dat [slachtoffer 2] vervolgens in de auto is geslagen, maakt niet dat hij van zijn vrijheid is beroofd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Dat verdachte [slachtoffer 2] meermaals met gebalde vuist heeft geslagen in het gezicht en op het hoofd heeft verdachte niet ontkend. Verdachte heeft wel ontkend dat hij [slachtoffer 2] ook met een mes heeft gestoken.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de camerabeelden van het tankstation [slachtoffer 2] zien lopen. Hij zag dat [slachtoffer 2] op 19 april 2017 om 00.30:30 uur normaal liep. Hij zag vervolgens op de camerabeelden van ’t Scootertje (tegenover de woning van verdachte) van 19 april 2017 om 01.03:20 uur dat de persoon die voorop liep, beschreven als Persoon 3, mank liep. Hij leek wat te slepen met zijn rechterbeen. Hij zag dat Persoon 3, qua postuur, kleding en uiterlijk sterke overeenkomsten heeft met de persoon die hij in de BP de Poel herkende als [slachtoffer 2] . [23]
Verbalisant [verbalisant 3] zag omstreeks 01.06 uur, bij een directe confrontatie met [slachtoffer 2] na diens 112-melding, dat [slachtoffer 2] mank liep. De spijkerbroek van [slachtoffer 2] zat bij zijn rechterbeen onder het bloed en hij zag dat hij gewond was in zijn gezicht. [24]
Chirurg [getuige 8] heeft geconstateerd dat [slachtoffer 2] een snijwond van 2 x 4 cm in zijn rechterbovenbeen en een schaafwond op zijn rechterslaap had op 19 april 2017. [25]
Getuige [getuige 6] en verbalisant [verbalisant 3] zagen kort nadat [slachtoffer 2] uit de auto is gestapt dat zijn rechterbovenbeen bloedde. Door verbalisant [verbalisant 2] is gezien dat [slachtoffer 2] voordat hij bij het tankstation in de auto van [medeverdachte] stapte nog gewoon liep. En toen hij uitstapte niet meer. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte [slachtoffer 2] niet alleen met kracht met gebalde vuist heeft geslagen in de auto, maar ook heeft gestoken met een mes, zoals [slachtoffer 2] heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van mishandeling. De rechtbank heeft echter onvoldoende gegevens in het dossier om te kunnen vaststellen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen. Er is bijvoorbeeld niet vastgesteld waar precies in het bovenbeen is gestoken. Ook het slaan op het hoofd kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer gekwalificeerd worden als een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het wel geloofwaardig dat [slachtoffer 2] , nadat bleek dat de ‘deal’ niet door kon gaan, is gedwongen tot afgifte van hetgeen hij wel bij zich had. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij en [medeverdachte] zich belazerd voelden en erg boos waren. Hij heeft ook bekend dat hij [slachtoffer 2] daarom meermaals heeft geslagen. [26] [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat, toen ze op de op de A30 reden, “ [bijnaam] ” zei dat hij zijn telefoon, scootersleutel en portemonnee moest afgeven. In zijn portemonnee zat zijn rijbewijs, pinpas, ID-kaart, zorgpas en € 80,- contant geld. Hij wilde dit in eerste instantie niet afgeven, maar deed dit alsnog toen “ [bijnaam] ” het mes pakte en de punt van het lemmet op zijn kuit van zijn rechterbeen zette. Toen heeft hij alles afgegeven. [27]
Zoals hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 2, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] ook heeft gestoken met een mes.
Verder overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij onder andere zijn telefoon heeft moeten afgeven, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 6] . [getuige 6] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] naar zijn telefoon vroeg en hiermee 112 heeft gebeld. [slachtoffer 2] was toen kennelijk niet in het bezit van zijn eigen telefoon.
Dat [slachtoffer 2] € 80,- in zijn portemonnee had zitten, is niet strijdig met het feit dat hij bij het tankstation niet heeft betaald. [slachtoffer 2] wilde immers niet betalen bij het tankstation, maar naar alle waarschijnlijkheid juist geld verdienen. Pas op het moment dat er onenigheid ontstond en hij werd mishandeld in de auto en er een mes op zijn kuit werd gezet, is er een dreigende situatie ontstaan, waardoor hij zich alsnog gedwongen voelde om zijn portemonnee, inclusief het bedrag van € 80,-, en de andere goederen af te geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee beoogd om alsnog enig voordeel voor zichzelf en [medeverdachte] te verkrijgen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 april 2017 tijdens de rit van de BP op de A30 naar de woning van verdachte te Ede, met het oogmerk om zichzelf en [medeverdachte] wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, een scootersleutel en een portemonnee, inhoudende een rijbewijs, een pinpas, een ID-kaart, een zorgpas en € 80,-, van [slachtoffer 2] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte bij [slachtoffer 2] een mes op een kuit heeft gezet, hem meermalen met veel kracht in het gezicht en op het (achter)hoofd heeft gestompt en tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd 'geef mij je telefoon, je scootersleutel en portemonnee', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en [medeverdachte] wilden een deal sluiten met [slachtoffer 2] , zodat zij voor een lager bedrag aan benzine konden komen. Vervolgens is verdachte samen met [medeverdachte] en [slachtoffer 2] , met twee auto’s, naar het tankstation gereden. Dit hadden zij op voorhand afgesproken, waaruit duidelijk blijkt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Nadat bleek dat [slachtoffer 2] niet had betaald, is verdachte naast [slachtoffer 2] achterin de auto gaan zitten, terwijl de bijrijdersstoel nog vrij was. Er is toen ruzie ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer 2] , waarbij verdachte [slachtoffer 2] is geslagen en in zijn been is gestoken. [medeverdachte] bestuurde de auto en heeft niets gedaan om het geweld te stoppen, hoewel dit geweld hem niet kan zijn ontgaan. Verdachte heeft [slachtoffer 2] toen gedwongen om de spullen die hij bij zich had af te geven, om zo alsnog enig voordeel te verkrijgen. Ook toen heeft [medeverdachte] zich niet gedistantieerd. Dat [medeverdachte] nadien een wond in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft verzorgd, maakt dit niet anders.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de afpersing nadat de voorgenomen deal niet bleek door te gaan, als een waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in hun eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de door hen voorbereide heling dan wel diefstal van de brandstof, dat ook wat betreft de afpersing als het gevolg van het misgaan van de deal sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [verdachte] . Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/881723-17 feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het wapen is aangetroffen in de woning van verdachte. De enige andere bewoner is de 72-jarige oma van verdachte. Het is onwaarschijnlijk dat zij de eigenaar is van het wapen. Verdachte had toegang tot de gehele woning en heeft het vuurwapen dus voorhanden gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte wist van de aanwezigheid van het wapen en hij is niet de enige bewoner van de woning.
Beoordeling door de rechtbank
In de woning van verdachte en zijn oma aan de [adres] te Renkum [28] zijn op 16 augustus 2017 een vuurwapen, van het merk Browning Gpda9 [29] , en twee doosjes patronen [30] aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek bleek dat het een pistool is, geschikt om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit gaspistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie. [31]
De rechtbank stelt vast dat het alarmpistool en de munitie zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze vondst en gezien het feit dat in de hiervoor besproken zaak bewezen is dat verdachte een balletjespistool bezat waarmee hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het alarmpistool en de doosjes munitie voorhanden had op 16 augustus 2017 te Renkum.
Ten aanzien van parketnummer 05/881723-17 feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van binnentreden woning, p. 234 en 235;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 280 en 281;
- het rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI, p. 284;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten met parketnummer 05/720310-16 onder 1 tot met 3 en de tenlastegelegde feiten met parketnummer 05/881723-17 onder 3 tot en met 5 heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/720310-16:
1.
hij op
of omstreeks17 oktober 2016 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een mes
, althans een scherp puntig voorwerp,tegen de keel
en/of neken
/ofhand van die [slachtoffer 1] te duwen en
/of te drukken en/of (vervolgens)met voornoemd mes te snijden in de keel
en/of nek en/ofhand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij, op
of omstreeks17 oktober 2016 te Arnhem, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
-
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond en
/ofop
(het hoofd van
)die [slachtoffer 1] gericht en
/of
-
(vervolgens)voornoemd
vuurwapen/voorwerp doorgeladen
, althans een op doorladen gelijkende beweging gemaakten
/of
-
(vervolgens
)tegen die [slachtoffer 1] gezegd 'Als je nog een keer praat, dan zie je wel wat er gaat gebeuren'
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks21 oktober 2016 te Arnhem, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool
(BB gun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen
(merk Glock, model 26, kaliber .19
)voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van parketnummer 05/7881723-17:
3.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en
/ofeen scootersleutel en
/ofeen portemonnee, inhoudende een rijbewijs en
/ofeen pinpas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen zorgpas en
/of80 Euro
, in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat verdachte en/of zijn mededader
(s)
- die [slachtoffer 2] in een
(rijdende
)auto
heeft/hebben vastgehouden en/ofeen mes
, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp,op een kuit
, in ieder geval op een beenvan die [slachtoffer 2] heeft/
hebbengezet
en/of gedrukten
/of
- die [slachtoffer 2] meermalen
, in ieder geval éénmaal, met
(veel)kracht in het gezicht en
/ofop het (achter)hoofd heeft
/hebben geslagen/gestompt en
/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft
/hebbengezegd 'Geef mij je telefoon, je scootersleutel en portemonnee.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met16 augustus 2017, in de gemeente Renkum
en/of Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland,één
of meerwapen
svan categorie III, te weten een
gas/alarm pistool, merk Browning Gpda9, kaliber 9 mm en
/of2 doosjes
(bijbehorende)munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks16 augustus 2017 in de gemeente Renkum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,89 gram en
/of3,17 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/720310-16 feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/720310-16 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van parketnummer 05/720310-16 feit 3:
handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/881723-17 feit 3:
het medeplegen van afpersing;
ten aanzien van parketnummer 05/881723-17 feit 4:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/881723-17 feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten van beide parketnummers zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarde een meldplicht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verzocht alle goederen, met uitzondering van het trainingspak, de schoudertas met inhoud en de portemonnee, te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie heeft verzocht om de telefoons nog niet terug te geven, omdat hij gelet op een hoger beroep eventueel nader onderzoek zou willen doen naar de telefoons. De overige inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, mogen worden teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit mede in het licht van het eerder door hem overhandigde vonnis van rechtbank Gelderland van 29 mei 2017, waarbij voor een ontvoering, mishandeling en een bedreiging met een wapen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de telefoons aan verdachte terug te geven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 april 2018;
- de voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 15 november 2016,
22 november 2017 en 1 juni 2018;
- het vroeghulpformulier van het NIFP, gedateerd 17 augustus 2017:
- een Pro Justitia rapport van dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psychloog, gedateerd 21 februari 2018.
Verdachte heeft in 2016 [slachtoffer 1] voor zijn woning benaderd met twee messen en ook een mes op zijn keel gezet. Hierdoor heeft [slachtoffer 1] verwondingen opgelopen. Daarna heeft verdachte ook nog een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op diens hoofd gezet en dreigende woorden geuit. Dit moet voor [slachtoffer 1] zeer beangstigend zijn geweest. Dit bleek ook uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] .
Vervolgens heeft verdachte in 2017, samen met een ander, met geweld en dreiging met geweld [slachtoffer 2] afgeperst. Het slachtoffer is meerdere malen hard op zijn hoofd geslagen, dusdanig hard dat zijn buurman hem niet meer herkende. Ook is met een mes in zijn bovenbeen gestoken. Dit alles gebeurde in een rijdende auto. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest en veel pijn hebben gedaan bij het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader hebben slechts uit rancune en financieel gewin gehandeld. Omdat de deal die zij voor ogen hadden niet doorging, hebben zij het slachtoffer met geweld alles wat hij bij zich had afhandig gemaakt. De rechtbank is, mede gezien de mate van geweld, van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit. Daarnaast zijn bij verdachte beide keren wapens aangetroffen. In 2017 had verdachte ook cocaïne in zijn bezit.
Verdachte heeft kennelijk niet geleerd van zijn fouten, maar er is juist een stijgende lijn ten aanzien van het gebruikte geweld vast te stellen. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijk integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op grove wijze geschonden. Dit getuigt van een volkomen gebrek aan respect bij verdachte voor andere mensen hun welzijn.
De psycholoog heeft vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling met veel bijzondere gebeurtenissen. Hij is nog niet uit ontwikkeld en gesproken kan worden van een sociaal-emotioneel gebrekkige ontwikkeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat begeleiding door de reclassering nodig is om recidive te voorkomen.
Ondanks dat de rechtbank niet alle feiten bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat slechts een substantiële gevangenisstraf passend is, gezien de ernst van het toegepaste geweld bij de afpersing en de angst die verdachte heeft veroorzaakt door te dreigen met een wapen en met name het gemak waarmee verdachte overgaat tot geweld om zijn zin te krijgen. Gezien de problematiek van verdachte acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om recidive te voorkomen. Het belang van een locatieverbod of -gebod is door de reclassering niet onderbouwd en ziet de rechtbank ook niet, daarom zal dit niet worden opgelegd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
Ten aanzien van het beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die als een geheel moeten worden gezien met de aangetroffen drugs en wapens en met betrekking tot welk het onder 4 en 5 van parketnummer 05/881723-17 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het betreft de volgende voorwerpen, terug te vinden op pagina 236 van het dossier:
  • potje met vier patronen (A.1.1);
  • pepperspray (A.1.2);
  • zakje wit poeder (A.1.3);
  • zwarte koffer met twee doosjes patronen (A.3.1);
  • zakje wit poeder (A.4.2);
  • klapmes (A.4.3);
  • twee weegschalen (A.4.7);
  • een zwart vuurwapen (A.4.8);
  • zwarte bivakmuts (A.5.1).
De officier van justitie heeft verzocht de inbeslaggenomen telefoons nog niet terug te geven, zodat deze eventueel nader onderzocht kunnen worden in hoger beroep. De rechtbank is van
oordeel dat de officier van justitie meer dan genoeg tijd heeft gehad om de telefoons nader te laten onderzoeken en er thans geen strafvorderlijk belang meer is die zich tegen teruggave verzet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde, terug te vinden op pagina 236 van het dossier:
  • een telefoon merk Alcatel (A.1.4);
  • een iPhone (A.1.5);
  • het trainingspak (A.2.1);
  • schoudertas met inhoud (A.4.1);
  • zwarte portemonnee (A.4.4);
  • een Iphone (A.4.5).
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 van parketnummer 05/720310-16 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.328,64. Ter terechtzitting heeft de raadsman van het slachtoffer gesteld dat de vordering niet onevenredig laat is ingediend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 2.328,64 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De stelling dat het slachtoffer psychisch letsel heeft dient nader onderbouwd te worden en het aanhouden van de strafzaak om deze reden zou een onevenredige belasting betekenen, mede omdat de vordering laat is ingediend en hiervoor geen enkele reden is aangevoerd.
Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering op inhoudelijke gronden niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een eenvoudige vordering die conform het Wetboek van Strafvordering tijdig is ingediend. De rechtbank acht de vordering daarom wel ontvankelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 1 en 2 van parketnummer 05/720310-16) bewezen verklaarde handelen materiële en immateriële schade heeft geleden. De materiële schade bestaat uit reiskosten en telefoonkosten, van totaal € 28,64, dit is voldoende onderbouwd en dient te worden toegewezen.
Dat [slachtoffer 1] ook immateriële schade heeft als gevolg van de mishandeling waarbij letsel is ontstaan en vervolgens ook psychisch ernstig heeft geleden door de bedreiging met het balletjespistool, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan. Een door een deskundige vastgestelde psychische stoornis is voor deze vaststelling naar het oordeel van de rechtbank niet vereist. [slachtoffer 1] is door dit psychisch lijden in zijn persoon aangetast en heeft letsel opgelopen, dit komt volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek beide voor schadevergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt naar billijkheid de immateriële schade vast op € 750,-.
De vordering dient gezien het voorgaande tot een bedrag van € 778,64,- te worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 16 oktober 2016.
Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vordering, als in zoverre ongegrond worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 285, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/881723-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf
groot 8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland in Arnhem, Nieuwe Oeverstraat 65,
6811 JB Arnhem (telefoonnummer 088-8041401) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • potje met vier patronen (A.1.1);
  • pepperspray (A.1.2);
  • zakje wit poeder (A.1.3);
  • zwarte koffer met twee doosjes patronen (A.3.1);
  • zakje wit poeder (A.4.2);
  • klapmes (A.4.3);
  • twee weegschalen (A.4.7);
  • een zwart vuurwapen (A.4.8);
  • zwarte bivakmuts (A.5.1);
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
  • een telefoon merk Alcatel (A.1.4);
  • een iPhone (A.1.5);
  • het trainingspak (A.2.1);
  • schoudertas met inhoud (A.4.1);
  • zwarte portemonnee (A.4.4);
  • een Iphone (A.4.5).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten onder 1 en 2 van parketnummer 05/720310-16 tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij, van een bedrag van € 778,64,- (zevenhonderdachtenzeventig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ,
een bedrag te betalen van € 778,64 (zevenhonderdachtenzeventig euro en vierenzestig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016513592, gesloten op 24 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 55.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 56.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 55.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 56.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 129.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 134.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] Negash, p. 137
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 112.
11.Het verslag van binnentreden woning, p. 28 en 29.
12.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 46.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2017.
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20171224.1200, gesloten op 24 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 49.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 51.
17.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 52.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 52.
20.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] , p. 206.
21.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 183.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
25.De geneeskundige verklaring, p. 99.
26.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
27.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 52.
28.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
29.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 251.
30.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 253.
31.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 555.