ECLI:NL:RBGEL:2018:2778

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
05/881724-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van afpersing, vrijspraak voor het medeplegen van vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing, vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 19 april 2017 een slachtoffer heeft afgeperst. Het slachtoffer werd gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon, scootersleutel en portemonnee, onder bedreiging met geweld en een mes. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat het medeplegen van afpersing bewezen achtte. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer onder dwang was meegegaan of dat er sprake was van zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 292 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich niet schuldig mocht maken aan nieuwe strafbare feiten tijdens de proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij sommige goederen aan het verkeer werden onttrokken en andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881724-17
Datum uitspraak : 20 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 november 2017, 12 januari 2018, 14 februari 2018 en 6 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017
tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en / of beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij,
verdachte, en / of (één of meer) van zijn mededader(s) - die [slachtoffer] aangesproken en/of direct op een agressieve toon gezegd dat
hij mee moest komen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of - een mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, aan die [slachtoffer]
getoond en/of dat mes in de richting van de borst, in ieder geval in de
richting van het lichaam, heeft gericht en/of gericht gehouden en/of - die [slachtoffer] in een zogenoemde nekklem gepakt en/of met kracht in een auto
gesleurd/getrokken en/of - die [slachtoffer] (gedurende langere tijd) in meerdere auto's gezet en/of met
die auto's is gaan rijden en blijven rijden en/of - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het
gezicht en/of op het (achter)hoofd, in ieder geval op het lichaam
geslagen/gestompt en/of - tegen die [slachtoffer] dreigend gezegd 'We gaan tanken met beide auto's bij de
BP op de A30 anders rijden we naar het bos en dan schiet ik je dood.', in
ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - meermalen, in ieder geval éénmaal, met het voornoemde mes in het been van
die [slachtoffer] gestoken/geprikt en/of - het voornoemde mes op de kuit van die [slachtoffer] gezet/gezet gehouden en/of - een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan
die [slachtoffer] getoond;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017
tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het
gezicht en/of op het (achter)hoofd, in ieder geval op het lichaam heeft/hebben geslagen/gestomp en/of - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval
een dergelijk scherp voorwerp, in het (rechter)been heeft/hebben
gestoken/geprikt;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017
tot en met 19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een scootersleutel en/of een portemonnee, inhoudende een
rijbewijs en/of een pinpas en/of een ID-kaart en/of een zorgpas en/of 80 Euro,
in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - die [slachtoffer] in een (rijdende) auto heeft/hebben vastgehouden en/of een
mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, op een kuit, in ieder geval
op een been van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met (veel) kracht in het
gezicht en/of op het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd 'Geef mij je telefoon, je
scootersleutel en portemonnee.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of
strekking;
4.
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 in de gemeente Wageningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van - (ongeveer) 1136 gram hasj en/of - (ongeveer) 1894 gram hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of - (ongeveer) 4325 (voorgedraaide) joints, bevattende een hoeveelheid hennep en/of hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasj, zijn hennep en/of hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 in de gemeente Wageningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 pillen XTC/MDMA gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 18 april op 19 april 2017 [2] heeft aangever [slachtoffer] de auto van verdachte en de auto van medeverdachte [medeverdachte] volgetankt bij de BP op de A30 ter hoogte van Ede. [slachtoffer] heeft niet betaald voor de brandstof en een verzoek tot uitstel van betaling werd door de medewerkster van de BP niet geaccepteerd. Vervolgens zijn [slachtoffer] en [medeverdachte] achterin de auto van verdachte gestapt, die de auto ook bestuurde. [3] Met zijn drieën zijn ze met de auto naar de woning van [slachtoffer] in Ede gereden. Tijdens deze autorit heeft [medeverdachte] [slachtoffer] meermaals met gebalde vuist geslagen in het gezicht en op het (achter)hoofd van [slachtoffer] . [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, in vereniging gepleegd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in het dossier. Hij heeft daarbij verwezen naar getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] een angstige indruk maakte, en de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte naast [slachtoffer] instapt achterin de auto van [verdachte] terwijl de bijrijdersstoel nog vrij was. Ook de verwondingen van [slachtoffer] passen bij de positie van [slachtoffer] ten op zichte van [medeverdachte] op de achterbank van de auto. Dat de messteek in de autorit naar het huis van [slachtoffer] is toegebracht, blijkt uit de camerabeelden.
De verklaringen van de verdachten acht de officier van justitie ongeloofwaardig. [slachtoffer] was niet meer in het bezit van een tankpas en uit het onderzoek blijkt dat er geen telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en één van de bekende telefoonnummers van [medeverdachte] .
De officier van justitie heeft gesteld dat alle feiten in vereniging zijn gepleegd, want verdachte was de bestuurder van de auto, terwijl [medeverdachte] [slachtoffer] sloeg, stak en bedreigde. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van de handelingen van [medeverdachte] . Er is daarmee sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Hij heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] ongeloofwaardig is. [slachtoffer] heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd bij de politie en tegen zijn buurman nog een andere versie verteld. Bovendien is het door [slachtoffer] geschetste scenario onlogisch en strookt het niet met de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Dat geen sprake was van vrijheidsberoving blijkt onder andere uit het feit dat [slachtoffer] ruim tien minuten de gelegenheid heeft gehad om de winkelmedewerkster van het tankstation te waarschuwen.
Volgens verdachte is [slachtoffer] vrijwillig meegegaan naar het tankstation om met zijn tankpas te betalen voor het voltanken van beide auto’s en is er pas onenigheid ontstaan toen bleek dat [slachtoffer] geen tankpas meer had. [slachtoffer] heeft toen zelf voorgesteld om naar zijn huis te gaan en is vervolgens zelf in de auto van verdachte gestapt. [medeverdachte] en verdachte voelden zich opgelicht en [medeverdachte] heeft dat fysiek afgereageerd op [slachtoffer] . Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd en uit het dossier blijkt ook niet dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het enkele besturen van de auto is onvoldoende om van een bijdrage van voldoende gewicht te spreken. [slachtoffer] heeft zelf ook verklaard dat verdachte nauwelijks een rol had. Vrijspraak van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten dient daarom te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is onder andere vrijheidsberoving in vereniging, een poging tot zware mishandeling in vereniging en afpersing in vereniging ten laste gelegd.
Dat verdachte en [medeverdachte] samen met [slachtoffer] naar het tankstation zijn gegaan en vervolgens naar de woning van [slachtoffer] , staat niet ter discussie. Ook staat niet ter discussie dat [medeverdachte] [slachtoffer] onderweg naar huis meermaals heeft geslagen. De vragen die aan de rechtbank voorliggen zijn:
  • is [slachtoffer] vrijwillig of onder dwang met verdachte en [verdachte] meegegaan (feit 1)?
  • is [slachtoffer] ook gestoken met een mes en, zo ja, levert dat een poging tot zware mishandeling op (feit 2)?
  • is [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van diverse goederen (feit 3)?
Aangever [slachtoffer] heeft op 19 april 2017 toen hij terugkwam uit het ziekenhuis verklaard dat hij werd klemgereden door een donkere Volkswagen (VW) Golf met kenteken [kenteken] van zijn dealer “ [bijnaam] ”, die nog geld van hem kreeg. Toen “ [bijnaam] ” uitstapte, kreeg hij meteen een paar stompen in zijn gezicht, waardoor er een paar tanden uit zijn kunstgebit werden geslagen. Nadat er meer dan een uur met hem is rondgereden, dook er ook een grijze VW Golf op, bij de BP op de A30. Daar werd hij gedwongen beide auto’s af te tanken en te betalen. Omdat hij niet kon betalen, werd “ [bijnaam] ” boos. Vervolgens werd hij in de zwarte VW Golf gestoken in zijn been door “ [bijnaam] ”.
[slachtoffer] heeft toen ook verklaard dat zijn bromfietssleutels, portemonnee en mobiele telefoon door “ [bijnaam] ” zijn meegenomen. [5]
[slachtoffer] heeft een dag later, ten tijde van zijn aangifte, verklaard dat hij werd klemgereden door een grijze VW Golf, waarvan hij het kenteken niet weet. “ [bijnaam] ” stapte uit en was agressief, hij had een mes vast met het lemmet in zijn richting. Hij moest meekomen van “ [bijnaam] ”. Hij kon zijn scooter nog op slot zetten en werd toen de auto ingetrokken. De dikke Marokkaan bestuurde de auto. Op de achterbank kreeg hij direct meerdere klappen van “ [bijnaam] ”. Vervolgens zijn zij de donkere VW Golf gaan ophalen, waar hij in is gestapt aan de bijrijderskant. Beide auto’s reden naar de BP op de A30, daar moest hij beide auto’s voltanken. Hij wist dat hij dit niet kon betalen en dat hij geen tankpas bij zich had. Hij heeft om uitstel van betaling gevraagd en toen kwam “ [bijnaam] ” bij hen staan. Hij heeft toen voorgesteld om naar zijn huis te gaan om zijn tankpas op te halen. “ [bijnaam] ” stelde voor om zijn sleutels achter te laten als onderpand. Vervolgens werd hij in de zilveren Golf 7 geduwd. Tijdens het rijden kreeg hij van “ [bijnaam] ” diverse klappen met gebalde vuist op zijn hoofd/gezicht. Vervolgens zag [slachtoffer] dat “ [bijnaam] ” instak op zijn rechter bovenbeen. Hij voelde direct pijn en zag dat zijn blauwe spijkerbroek rood van het bloed werd. Nadat hij werd gestoken, bleef “ [bijnaam] ” met gebalde vuist met kracht op zijn gezicht inslaan. Vervolgens moest hij bij zijn woning uitstappen en is “ [bijnaam] ” meegelopen naar de voordeur. Toen heeft “ [bijnaam] ” ook een vuurwapen getoond. Hij is toen bij zijn buurman naar binnen gegaan, heeft de deur snel gesloten en met de telefoon van zijn buurman 112 gebeld. [6] Hij is met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis in Ede.
Op 1 september 2017 heeft [slachtoffer] verklaard dat er zowel voordat ze zijn gaan tanken bij de BP op de A30 als daarna een tussenstop is gemaakt.
Op 27 juni 2017 is [slachtoffer] verhoord over twee andere schuldbekentenissen. Toen verklaarde hij dat de bon met een bedrag van € 46,41, die door de politie aan hem werd getoond, te maken heeft met een schuldbekentenis omdat zijn tankpas niet werkte.
Getuige [getuige 2] , de buurman van [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] letsel in zijn gezicht had en dat hij een bloederige vlek had op zijn rechterbovenbeen [7] . [slachtoffer] heeft tegen hem gezegd dat het was gebeurd bij een geldautomaat waar hij aan het pinnen was.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen betaling voor hen het tanken zou betalen met een tankpas. Na het tanken bleek dat [slachtoffer] zijn tankpas niet bij zich had en een schuldbekentenis op het kenteken van verdachte of op het kenteken van [verdachte] had getekend. Hierdoor voelden zij zich belazerd. [8]
Verdachte heeft verklaard dat zij op voorhand hadden afgesproken dat ze met twee auto’s naar het tankstation zouden rijden. [9]
Overwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] met “ [bijnaam] ” kennelijk [medeverdachte] bedoelt en met de “dikke Marokkaan” verdachte. Verder overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] eerst heeft verklaard dat toen hij werd klemgereden hij in een zwarte VW Golf werd geduwd, waarvan hij het kenteken weet, en bij zijn aangifte heeft hij verklaard dat dit een grijze VW Golf 7 was, waarvan hij het kenteken niet wist. Eerst heeft hij verklaard dat hij meteen werd geslagen door “ [bijnaam] ” en in zijn aangifte heeft hij verklaard dat hij onder dreiging van een mes in de auto is gestapt en vervolgens werd geslagen.
De bon met een bedrag van € 46,41 waarover [slachtoffer] op 27 juni 2017 heeft verklaard, dateert van 28 maart 2017. Terwijl getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de tankpas op 20 maart 2017 is opgehaald. De verklaring van [slachtoffer] , dat zijn tankpas niet werkte, is dus onjuist.
Gezien deze tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer] en de onjuiste verklaring ten aanzien van de tankpas, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van de aanleiding van het tanken ongeloofwaardig. De rechtbank kan niet vaststellen waarom [slachtoffer] heeft getankt voor verdachte en [medeverdachte] . Misschien wilde hij op deze wijze een schuld afbetalen of had hij het doel om snel geld te verdienen, maar dat hij onder dwang mee is gegaan naar het tankstation kan niet worden vastgesteld. De rechtbank gaat er vanuit dat [slachtoffer] zowel naar het tankstation als bij het tankstation vrijwillig in de auto is gestapt. Op de camerabeelden is niet te zien dat hij in de auto wordt geduwd. Ook blijkt uit zowel zijn eigen aangifte als de verklaring van getuige [getuige 1] dat hij zelf heeft voorgesteld om naar zijn huis te gaan. Dat er onenigheid is ontstaan en dat [slachtoffer] vervolgens in de auto is geslagen, maakt niet dat hij van zijn vrijheid is beroofd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Dat [medeverdachte] [slachtoffer] meermaals met gebalde vuist heeft geslagen in het gezicht en op het hoofd, heeft verdachte niet ontkend. Verdachte heeft wel in twijfel getrokken dat [medeverdachte] [slachtoffer] ook met een mes heeft gestoken.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op de camerabeelden van het tankstation [slachtoffer] zien lopen. Hij zag dat [slachtoffer] op 19 april 2017 om 00.30:30 uur normaal liep. Hij zag vervolgens op de camerabeelden van ’t Scootertje (tegenover de woning van verdachte) van 19 april 2017 om 01.03:20 uur dat de persoon die voorop liep, beschreven als Persoon 3, mank liep. Hij leek wat te slepen met zijn rechterbeen. Hij zag dat Persoon 3, qua postuur, kleding en uiterlijk sterke overeenkomsten heeft met de persoon die hij in de BP de Poel herkende als [slachtoffer] . [10]
Verbalisant [verbalisant 2] zag omstreeks 01.06 uur, bij een directe confrontatie met [slachtoffer] na diens 112-melding, dat [slachtoffer] mank liep. De spijkerbroek van [slachtoffer] zat bij zijn rechterbeen onder het bloed en hij zag dat hij gewond was in zijn gezicht. [11]
Chirurg [getuige 4] heeft geconstateerd dat [slachtoffer] een snijwond van 2 x 4 cm in zijn rechter-bovenbeen en een schaafwond op zijn rechterslaap had op 19 april 2017. [12]
Getuige [getuige 2] en verbalisant [verbalisant 2] zagen kort nadat [slachtoffer] uit de auto is gestapt dat zijn rechterbovenbeen bloedde. Door verbalisant [verbalisant 1] is gezien dat [slachtoffer] voordat hij bij het tankstation in de auto van verdachte stapte nog gewoon liep. En toen hij uitstapte niet meer. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte] [slachtoffer] niet alleen met kracht met gebalde vuist heeft geslagen in de auto, maar ook heeft gestoken met een mes, zoals [slachtoffer] heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van mishandeling. De rechtbank heeft echter onvoldoende gegevens in het dossier om te kunnen vaststellen dat [medeverdachte] heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen. Er is bijvoorbeeld niet vastgesteld waar precies in het bovenbeen is gestoken. Ook het slaan op het hoofd kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer gekwalificeerd worden als een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het wel geloofwaardig dat [slachtoffer] , nadat bleek dat de ‘deal’ niet door kon gaan, is gedwongen tot afgifte van hetgeen hij wel bij zich had. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij en [medeverdachte] zich belazerd voelden en erg boos waren. Hij heeft ook bekend dat [medeverdachte] [slachtoffer] daarom meermaals heeft geslagen. [13] [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat, toen ze op de op de A30 reden, “ [bijnaam] ” zei dat hij zijn telefoon, scootersleutel en portemonnee moest afgeven. In zijn portemonnee zat zijn rijbewijs, pinpas, ID-kaart, zorgpas en € 80,- contant geld. Hij wilde dit in eerste instantie niet afgeven, maar deed dit alsnog toen “ [bijnaam] ” het mes pakte en de punt van het lemmet op zijn kuit van zijn rechterbeen zette. Toen heeft hij alles afgegeven. [14]
Zoals hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 2, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] [slachtoffer] ook heeft gestoken met een mes.
Verder overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer] dat hij onder andere zijn telefoon heeft moeten afgeven, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] naar zijn telefoon vroeg en hiermee 112 heeft gebeld. [slachtoffer] was toen kennelijk niet in het bezit van zijn eigen telefoon.
Dat [slachtoffer] € 80,- in zijn portemonnee had zitten, is niet strijdig met het feit dat hij bij het tankstation niet heeft betaald. [slachtoffer] wilde immers niet betalen bij het tankstation, maar naar alle waarschijnlijkheid juist geld verdienen. Pas op het moment dat er onenigheid ontstond en hij werd mishandeld in de auto en er een mes op zijn kuit werd gezet, is er een dreigende situatie ontstaan, waardoor hij zich alsnog gedwongen voelde om zijn portemonnee, inclusief het bedrag van € 80,-, en de andere goederen af te geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [medeverdachte] hiermee beoogd om alsnog enig voordeel voor zichzelf en verdachte te verkrijgen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en [medeverdachte] wilden een deal sluiten met [slachtoffer] , zodat zij voor een lager bedrag aan benzine konden komen. Vervolgens is verdachte samen met [medeverdachte] en [slachtoffer] , met twee auto’s, naar het tankstation gereden. Dit hadden zij op voorhand afgesproken, waaruit duidelijk blijkt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Nadat bleek dat [slachtoffer] niet had betaald, is [medeverdachte] naast [slachtoffer] achterin de auto gaan zitten, terwijl de bijrijdersstoel nog vrij was. Verdachte is toen met de auto gaan rijden. Tijdens de ruzie met [slachtoffer] , heeft [medeverdachte] [slachtoffer] geslagen en in zijn been is gestoken. Verdachte bleef de auto besturen, is niet gestopt en heeft niets gedaan om het geweld te stoppen, hoewel dit geweld hem niet kan zijn ontgaan. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] toen gedwongen om de spullen die hij bij zich had af te geven, om zo alsnog enig voordeel te verkrijgen. Verdachte moet dit hebben gehoord, want hij heeft ook gehoord dat hem de weg naar het huis van [slachtoffer] gewezen werd, dat er een worsteling plaatsvond en dat er geslagen werd. [15] Ook op dat moment is verdachte niet gestopt, waaruit zou kunnen blijken dat hij zich alsnog distantieert. Dat hij nadien een wond in het gezicht van [slachtoffer] heeft verzorgd, maakt dit niet anders.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de afpersing, nadat de voorgenomen deal niet bleek door te gaan, als een waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in hun eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de door hen voorbereide heling dan wel diefstal van de brandstof, dat ook wat betreft de afpersing als het gevolg van het misgaan van de deal sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] op 19 april 2017 tijdens de rit van de BP op de A30 naar de woning van verdachte te Ede, met het oogmerk om zichzelf en [medeverdachte] wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, een scootersleutel en een portemonnee, inhoudende een rijbewijs, een pinpas, een ID-kaart, een zorgpas en € 80,-, van [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat [medeverdachte] bij [slachtoffer] een mes op een kuit heeft gezet, hem meermalen met veel kracht in het gezicht en op het (achter)hoofd heeft gestompt en tegen [slachtoffer] heeft gezegd 'geef mij je telefoon, je scootersleutel en portemonnee', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de kennisgeving van inbeslagneming, p. 352, 353 en 354;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 350;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
Ten aanzien van feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de kennisgeving van inbeslagneming, p. 355;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 281;
- het rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI, p. 284;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten onder 3 tot en met 5 heeft begaan, te weten dat:
3.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met19 april 2017, in de gemeente Ede en/of Barneveld, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en
/ofeen scootersleutel en
/ofeen portemonnee, inhoudende een rijbewijs en
/ofeen pinpas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen zorgpas en
/of80 Euro
, in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat verdachte en/of zijn mededader
(s)
- die [slachtoffer] in een
(rijdende
)auto
heeft/hebben vastgehouden en/ofeen mes
, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp,op een kuit
, in ieder geval op een beenvan die [slachtoffer] heeft/
hebbengezet
en/of gedrukten
/of
- die [slachtoffer] meermalen
, in ieder geval éénmaal, met
(veel)kracht in het gezicht en
/ofop het (achter)hoofd heeft
/hebben geslagen/gestompt en
/of
- tegen die [slachtoffer] heeft
/hebbengezegd 'Geef mij je telefoon, je scootersleutel en portemonnee', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op
of omstreeks16 augustus 2017 in de gemeente Wageningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
-
(ongeveer)1086 gram hasj en
/of
-
(ongeveer)1527 gram hennep
(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvanen
/of
-
(ongeveer)4325
(voorgedraaide
)joints, bevattende een hoeveelheid hennep en/of hasj
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasj, zijn hennep en/of hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij op
of omstreeks16 augustus 2017 in de gemeente Wageningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 pillen XTC/MDMA
gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 3:
het medeplegen van afpersing;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verzocht om de pepperspray, de drugs, de drugsattributen en de geldtelmachine te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie heeft verzocht de VW golf verbeurd te verklaren, omdat deze voorwerp is geweest van de vrijheidsberoving. De officier van justitie heeft verzocht om de telefoons nog niet terug te geven, omdat hij gelet op een hoger beroep eventueel nader onderzoek zou willen doen naar de telefoons. De overige inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, mogen worden teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, dat verdachte zijn leven op orde heeft en drie nieuwe banen heeft gevonden. Daarnaast verzoekt de raadsman rekening te houden met de marginale rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft verzocht om ten aanzien van feiten 4 en 5 artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte werkzaam was in de coffeeshop van zijn vader. Hierbij is sprake van de bekende achterdeurproblematiek, waarbij verdachte zorgde voor de bevoorrading van de coffeeshop bij de dagelijkse legale activiteiten. Ten aanzien van de XTC-pillen, heeft de raadsman gesteld dat het slechts een kleine hoeveelheid betreft voor eigen gebruik. Hiervoor wordt doorgaans niet vervolgd.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman verzocht om de jas, geldtelmachines, weegschalen en de auto terug te geven aan verdachte. De weegschalen en de geldtelmachine hebben hun nut verloren omdat de coffeeshop is verkocht, maar hebben nog wel economische waarde. Ze hebben geen directe relatie met de strafbare feiten.
De auto heeft geen rol gespeeld bij het feit (mocht de rechtbank tot een bewezen verklaring komen), dat het feit in de auto van cliënt heeft plaatsgevonden, is louter toeval. Ook zou een verbeurdverklaring disproportioneel zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 april 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 23 november 2017.
Verdachte heeft, samen met een ander, met geweld en dreiging met geweld [slachtoffer] afgeperst. Het slachtoffer is meerdere malen hard op zijn hoofd geslagen, dusdanig hard dat zijn buurman hem niet meer herkende. Ook is met een mes in zijn bovenbeen gestoken. Dit alles gebeurde in een rijdende auto. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest en veel pijn hebben gedaan bij het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader hebben slechts uit rancune en financieel gewin gehandeld. Omdat de deal die zij voor ogen hadden niet doorging, hebben zij het slachtoffer met geweld alles wat hij bij zich had afhandig gemaakt. De rechtbank is, mede gezien de mate van geweld, van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit. Dat verdachte niet zelf de geweldshandelingen heeft uitgevoerd, maakt het feit niet minder ernstig. De rechtbank zal er wel rekening houden dat verdachte een beperktere rol heeft gehad dan zijn medeverdachte.
Daarnaast heeft verdachte ook een grote hoeveelheid hennep en vijf xtc pillen voorhanden gehad. Verdachte wist dat het slechts wordt gedoogd om 500 gram als voorraad aan te houden in de coffeeshop. Hij heeft er bewust voor gekozen een (veel) grotere hoeveelheid hennep thuis als voorraad aan te houden. Dit risico komt voor rekening van verdachte. Ook het voorhanden hebben van de XTC pillen komt voor rekening van verdachte. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is daarom niet aan de orde.
Ondanks dat de rechtbank niet alle feiten bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van het toegepaste geweld van de afpersing slechts een forse gevangenisstraf passend is. Gelet op de feiten en het feit dat verdachte kennelijk bewust ervoor heeft gekozen om strafbare feiten te begaan, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest (172 dagen) en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden (120 dagen).
Ten aanzien van het beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die als een geheel moeten worden gezien met de aangetroffen drugs en met betrekking tot welk het onder 4 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet:
  • pepperspray (1518423, p. 344);
  • 1527 gram hennep (1518643, p. 352);
  • 1086 gram hashish (1518655, p. 353);
  • 4325 stuks voorgedraaide joints (1518659, p. 351);
  • 5 stuks xtc (1518372, p. 355);
  • twee weegschalen (1518736, p. 357);
  • een weegschaal (1518740, p. 537);
  • koffiemolen (1518743, p. 358);
  • plastic zak met diverse kleine gripzakjes (1518749, p. 358);
  • twee draadzeefjes (1518755, p. 358);
  • plastic zak met tipjes (11518776, p. 358-359);
  • trommelvat (1518782, p. 359);
  • plastic kruidvattas uit het vat met gebruiksattributen (1521982, p. 359);
  • een Safescan geldtelmachine (1519987, p. 361).
De officier van justitie heeft verzocht de inbeslaggenomen telefoons nog niet terug te geven, zodat deze eventueel nader onderzocht kunnen worden in hoger beroep. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie meer dan genoeg tijd heeft gehad om de telefoons nader te laten onderzoeken en er thans geen strafvorderlijk belang meer is die zich tegen teruggave verzet.
Ten aanzien van de VW Golf overweegt de rechtbank dat het slechts de toevallige plek is waar de afpersing heeft plaatsgevonden. De afpersing had ook elders plaats kunnen vinden en de vrijheidsberoving wordt door de rechtbank niet bewezen geacht. Daarom ziet de rechtbank geen reden om de auto verbeurd te verklaren en zal de teruggave gelasten.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde:
  • een goudkleurige ring (1518323, p. 341);
  • een jas van het merk Canadian Goose (1518426, p. 343);
  • een telefoon, Samsung S7 (1518418, p. 345);
  • een telefoon, Blackberry Classic (1518414, p. 346);
  • een harddisk (1518787, p. 360);
  • een personenauto, Volkswagen Golf met kenteken 36-ZSX-8 (1405535, p. 366).

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 292 (tweehonderdtweeënnegentig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 120 (honderdtwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • pepperspray (1518423, p. 344);
  • 1527 gram hennep (1518643, p. 352);
  • 1086 gram hashish (1518655, p. 353);
  • 4325 stuks voorgedraaide joints (1518659, p. 351);
  • 5 stuks xtc (1518372, p. 355);
  • twee weegschalen (1518736, p. 357);
  • een weegschaal (1518740, p. 537);
  • koffiemolen (1518743, p. 358);
  • plastic zak met diverse kleine gripzakjes (1518749, p. 358);
  • twee draadzeefjes (1518755, p. 358);
  • plastic zak met tipjes (11518776, p. 358-359);
  • trommelvat (1518782, p. 359);
  • plastic kruidvattas uit het vat met gebruiksattributen (1521982, p. 359);
  • een Safescan geldtelmachine (1519987, p. 361);
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
  • een goudkleurige ring (1518323, p. 341);
  • een jas van het merk Canadian Goose (1518426, p. 343);
  • een telefoon, Samsung S7 (1518418, p. 345);
  • een telefoon, Blackberry Classic (1518414, p. 346);
  • een harddisk (1518787, p. 360);
  • een personenauto, Volkswagen Golf met kenteken 36-ZSX-8 (1405535, p. 366).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20171224.1200, gesloten op 24 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 49.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 51.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 52.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 52.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 206.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 183.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
12.De geneeskundige verklaring, p. 99.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 52.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.