ECLI:NL:RBGEL:2018:2792

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
05/760126-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van een militair

Op 25 juni 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak tegen een militair die betrokken was bij een verkeersongeval op 29 mei 2017 te Wieringerwerf. De verdachte, bestuurder van een militair vrachtwagen, reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur op de Rijksweg A7, terwijl er een file was ontstaan. Ondanks dat hij telefonisch op de hoogte was gesteld van de file, besloot hij zijn mobiele telefoon te gebruiken om Google Maps te raadplegen. Hierdoor lette hij niet op het verkeer voor hem en botste hij achterop een stilstaande personenauto met aanhangwagen. Het ongeval resulteerde in de dood van de bestuurster van de personenauto, [slachtoffer]. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gedragen, wat leidde tot de fatale gevolgen. De verdachte werd veroordeeld tot 4 maanden militaire detentie en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760126-17
Datum uitspraak : 25 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 mei 2017 te Wieringerwerf in de gemeente Hollands Kroon, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig), komende uit de richting Middenmeer en/of gaande in de richting van Hoorn, daarmee rijdende op de Rijksweg A7,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor hem niet werd beperkt of gehinderd en/of
sprake was van filevorming, waarbij voor hem, verdachte uit over die weg rijdende bestuurders van andere motorrijtuigen hun snelheid aanmerkelijk hadden teruggebracht en/of aldaar stilstonden en/of de waarschuwings/alarmlichten van hun motorrijtuigen hadden ingeschakeld om het achterop komende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Rijksweg A7) een file was ontstaan,
in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of naar die telefoon heeft gekeken en/of aan en/of met die telefoon handelingen heeft verricht en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (Rijksweg A7) en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig) op zodanige wijze geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig ) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg(de Rijksweg A7) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is hij, verdachte met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie aldaar te hoge snelheid, die file ingereden en/of gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto met aanhangwagen),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 29 mei 2017 te Wieringerwerf in de gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig), komende uit de richting Middenmeer en/of gaande in de richting van Hoorn, daarmee heeft gereden op de Rijksweg A7 en
terwijl sprake was van filevorming, waarbij voor hem, verdachte uit over die weg rijdende bestuurders van andere motorrijtuigen hun snelheid aanmerkelijk hadden teruggebracht en/of aldaar stilstonden en/of de waarschuwings/alarmlichten van hun motorrijtuigen hadden ingeschakeld om het achterop komende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Rijksweg A7) een file was ontstaan,
in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of naar die telefoon heeft gekeken en/of aan en/of met die telefoon handelingen heeft verricht en/of
is hij, verdachte met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie aldaar te hoge snelheid, die file ingereden en/of gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto met aanhangwagen),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 mei 2017 heeft op de A7 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een militair voertuig (vrachtwagen) en een personenauto met aanhangwagen. [2] Verdachte was de bestuurder van deze vrachtwagen. [3] Hij kwam uit de richting Middenmeer en reed in de richting van Hoorn. [4] Ergens voor hem op de weg was een file ontstaan. Verdachte is hiervan tijdens de rit telefonisch op de hoogte gesteld door een collega. Om een alternatieve route te vinden heeft hij vervolgens zijn mobiele telefoon gepakt en Google Maps geopend. [5] Hij keek naar het beeldscherm, maar keek te laat omhoog en reed op de achterkant van de file in. Hij botste tegen een personenauto met aanhanger. [6] Door de botsing drukte de dissel van de aanhangwagen de personenauto in en kwam deze met hevige kracht tegen de achterzijde van de bestuurderstoel. [7] [slachtoffer] was de bestuurster van de personenauto. Zij is op 29 mei 2017 overleden ten gevolge van dit verkeersongeval. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich hierbij
zeeronvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedragen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Anders dan de officier van justitie, is de verdediging van mening dat verdachte zich
aanmerkelijkonvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen.
Beoordeling door de militaire kamer
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is vereist dat het gedrag van verdachte aanmerkelijk of zeer onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van die gedragingen en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het incident kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De Koninklijke Marechaussee heeft onderzocht hoe het verkeersongeval heeft kunnen gebeuren. Het verkeersongeval heeft ’s middags plaatsgevonden. Het was droog en helder weer. [9] De ruiten van de vrachtwaren waren niet vervuild. Er was geen sprake van voorwerpen die het uitzicht van verdachte belemmerden. Ook voldeden de personenauto en de vrachtwagen aan de technische specificaties en vertoonden deze geen gebreken. [10] De conclusie van de Verkeersongeval-analyse van de Koninklijke Marechaussee is dat ‘zeer waarschijnlijk’ door toedoen van verdachte de vrachtwagen achter op de personenauto met aanhangwagen is gereden. [11]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 29 mei 2017 op de A7 reed. Hij reed over de rechterrijbaan en zag dat er voor hem een file ontstond. Hij deed zijn alarmlichten aan om het achterop komende verkeer te waarschuwen. In zijn binnenspiegel zag hij dat een vrachtwagen achter hem reed. Hij zag dat de bestuurder van de vrachtwagen niet op de weg lette en dat hij keek op iets in zijn hand. [getuige 1] ging op de linkerrijbaan rijden. Toen hij zijn auto tot stilstand bracht, hoorde hij een harde klap en kwam er allemaal glas op zijn auto terecht. [12]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij en haar man op 29 mei 2017 op de A7 reden. Voor hen ontstond een file. Haar man remde af en bracht de auto tot stilstand. Toen zij stil stonden, hoorden zij vlak daarna een aantal harde klappen. Zij hoorden ook een klap tegen hun voertuig aan. Toen [getuige 2] keek zag zij een personenauto hard de berm ingaan. Zij heeft verklaard dat die personenauto vermoedelijk achter hen reed. [getuige 2] stapte uit en liep naar de auto in de berm om hulp te bieden. Zij heeft de pols van de bestuurster gepakt en voelde deze steeds zwakker worden. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van een collega het telefonische advies kreeg om de volgende afslag te nemen en te keren of om binnendoor te rijden naar zijn bestemming, omdat hij een file naderde. Verdachte had geen navigatiesysteem in zijn vrachtwagen. Daarom pakte hij zijn telefoon en opende hij Google Maps om de kaart van de omgeving te bekijken. Hij heeft af en toe naar voren en omhoog gekeken. Verdachte heeft verklaard dat hij hierover had nagedacht en dat hij welbewust zijn telefoon heeft gepakt. [14] Hij wilde binnendoor rijden om de file te vermijden, maar hij wist niet hoe hij binnendoor naar Alkmaar moest rijden. Hij reed op dat moment ongeveer 85 kilometer per uur op de cruise control. Verdachte wist niet precies waar de file was. Verdachte weet niet meer of hij vlak voor het ongeval nog geremd heeft.
Ingevolge artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) is het een bestuurder van onder andere een motorvoertuig verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden. Ingevolge artikel 19 RVV 1990 moet een bestuurder in staat zijn diens voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.
Voor de vrachtwagen van verdachte gold een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. [15]
Uit het voorgaande volgt dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De militaire kamer ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke mate van schuld van toepassing is op verdachte. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt. Verdachte reed in een vrachtwagen waarvan hij wist dat het een zwaar voertuig betrof, waarbij de massa en het gewicht ongelijk waren aan die van personenauto’s. Verdachte wist ook dat zijn vrachtwagen hierdoor een langere remweg heeft. Verdachte was voorts een gewaarschuwd man. Hij was immers telefonisch op de hoogte gebracht van de file, die zich op de A7 voor hem had gevormd. Desondanks heeft hij in strijd met het bepaalde in artikel 61a van het RVV 1990 zijn telefoon gepakt en heeft hij daarop gekeken en daaraan handelingen verricht. Bovendien heeft hij, in strijd met het bepaalde in artikel 19 van het RVV 1990, niet gereden met een snelheid waarbinnen hij zijn vrachtwagen op tijd tot stilstand kon brengen.
Met de officier van justitie is de militaire kamer dan ook van oordeel dat verdachte zich aldus zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen waardoor [slachtoffer] is overleden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 mei 2017 te Wieringerwerf in de gemeente Hollands Kroon, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig), komende uit de richting Middenmeer en
/ofgaande in de richting van Hoorn, daarmee rijdende op de Rijksweg A7,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor hem niet werd beperkt of gehinderd en
/of
sprake was van filevorming, waarbij voor hem, verdachte, uit over die weg rijdende bestuurders van andere motorrijtuigen hun snelheid aanmerkelijk hadden teruggebracht en/of aldaar stilstonden en
/ofde waarschuwings/alarmlichten van hun motorrijtuigen hadden ingeschakeld om het achterop komende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Rijksweg A7) een file was ontstaan,
in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden en
/ofnaar die telefoon heeft gekeken en
/ofaan
en/of metdie telefoon handelingen heeft verricht en
/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (Rijksweg A7) en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig) op zodanige wijze geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (vrachtwagen, militair voertuig ) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Rijksweg A7) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
is hij, verdachte, met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur,
althans met een gelet op de situatie aldaar te hoge snelheid, op die file ingereden en
/ofgebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen meteen voor hem, verdachte, uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto met aanhangwagen),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primaire feit:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot militaire detentie voor de duur van 4 maanden en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat het bewezenverklaarde en de strafoplegging er naar zijn mening niet toe mag leiden dat verdachte zijn aanstelling als militair zou verliezen. Zou sprake zijn geweest van roekeloos rijgedrag aan de kant van verdachte, dan was dit anders geweest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een straf, die de aanstelling van verdachte als militair intact laat. Verdachte heeft in zijn leven weinig andere bezigheden of contacten dan zijn werk bij Defensie. Behoud daarvan is voor hem dan ook zeer belangrijk.
De bedrijfsmaatschappelijk medewerker bij het BedrijfsMaatschappelijk Werk van het DienstenCentrum Personele Zorg bij Defensie omschrijft verdachte als een alleenstaande, zwaarmoedige, wat eenzame man, met weinig contacten, die heel erg op zichzelf is en hard voor zichzelf is. Zijn werk is zijn “alles”. Verdachte heeft diepe spijt. Het verkeersongeval heeft een enorme impact op hem gehad. Hij is behoorlijk neerslachtig geweest en had last van suïcidale gedachten. In de periode na het ongeval was verdachte zo gedeprimeerd dat hij zichzelf niet kon verzorgen. Hij is daarom gedurende enige tijd bij zijn ouders ingetrokken. Zij zorgden ervoor dat hij op tijd at en dronk. Zijn werkzaamheden zijn onder begeleiding vanuit Defensie op kleine schaal opgestart en langzaam uitgebreid. Hij rijdt tegenwoordig meestal samen met een andere collega, omdat hij door alleen te rijden (verder) gedeprimeerd raakte. Omdat zijn werkgever geen helderheid verschaft over de rechtspositionele gevolgen voor hem wanneer hij een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en rijontzegging opgelegd zou krijgen, verzoekt de verdediging om oplegging van een taakstraf.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 mei 2018.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door toedoen van verdachte is een zeer ernstig verkeersongeval ontstaan waarbij een dode is gevallen. Het verlies van partner, dochter en zus valt de nabestaanden erg zwaar, zoals ook gebleken is bij het voorlezen van de slachtofferverklaringen ter terechtzitting. Zij worden elke dag opnieuw geconfronteerd met het gemis van [slachtoffer] .
Verdachte heeft haar niet met opzet aangereden en hij heeft ook zeker niet gewild dat zij zou komen te overlijden. Hij heeft echter onaanvaardbare risico’s genomen door op zijn telefoon een andere route te zoeken en dus niet op het verkeer voor hem op de weg te letten, wetende dat ergens voor hem op de weg een file was ontstaan. Hiermee heeft hij de belangen van de overige verkeersdeelnemers ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen belang. Het in de hand nemen van een mobiele telefoon tijdens het rijden is niet voor niets verboden. Het is algemeen bekend dat dit tot onoplettendheid, onachtzaamheid en onvoorzichtigheid in het verkeer leidt met ongevallen met onherstelbare gevolgen voor de betrokkenen tot gevolg. Verdachte wist dit ook. Dat hij druk voelde, omdat hij zich ’s ochtends had verslapen en zich daardoor bezwaard voelde, maakt het gebeurde dan ook niet minder verwijtbaar.
Verdachte heeft in hoge mate nalatig gehandeld, hetgeen tot fatale gevolgen heeft geleid. In beginsel past daarbij naar het oordeel van de militaire kamer geen andere straf dan een vrijheids- straf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van langere duur.
In het voordeel van verdachte neemt de militaire kamer de volgende omstandigheden mee. Verdachte is blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit veroordeeld.
Daarnaast heeft verdachte van meet af aan zijn verantwoordelijkheid genomen, heeft hij direct na het ongeval openheid van zaken gegeven over zijn handelen en heeft hij zijn spijt betuigd. Hij heeft na het ongeval geprobeerd contact op te nemen met de nabestaanden en hij is zich bewust van het gegeven dat hij zijn fouten niet kan goedmaken en dat de nabestaanden een groot gemis moeten dragen. Hij wil zijn straf niet ontlopen.
De militaire kamer merkt op dat ter zitting is gebleken dat ook verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van het verkeersongeval.
Verder is gebleken dat verdachte een week na het verkeersongeval zijn ingevorderde rijbewijs heeft teruggekregen en dat hij onder begeleiding van zijn werkgever zijn werkzaamheden als chauffeur weer heeft opgebouwd. Op dit moment functioneert verdachte goed.
Gelet op de ernst van het feit en de zeer ingrijpende gevolgen die het feit heeft gehad, is de militaire kamer van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Het vorenoverwogene maakt dat de militaire kamer de duur van de vrijheidsbenemende straf zal bepalen op 4 maanden. Omdat verdachte nog steeds is aangesteld als militair en ter zitting is gebleken dat jegens hem geen rechtspositionele maatregelen zijn genomen noch dat dergelijke maatregelen voorzienbaar zijn, is de militaire kamer van oordeel dat militaire detentie de aangewezen vorm van de vrijheidsbenemende straf is. Militaire detentie is een vrijheids-benemende straf die door verdachte zal worden ondergaan in een cel in het Militair Penitentiair Centrum (MPC) in Stroe. Het MPC is een met een afgesloten hekwerk omheinde faciliteit voorzien van bewaking. Verdachte zal hier aan speciale programma’s kunnen werken, zoals militaire dienst, arbeid en sport, zodat hij na het uitzitten van zijn vrijheidsstraf weer als militair ingezet kan worden. In deze omstandigheid als ook in de houding en persoon van verdachte ziet de militaire kamer daarnaast aanleiding een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 2 jaren op te leggen. Hierbij heeft de militaire kamer in aanmerking genomen dat verdachte zijn rijbewijs vlak na het fatale ongeval al heeft teruggekregen en dat niet is gebleken dat verdachte sindsdien verwijtbare verkeersfouten heeft gemaakt. De militaire kamer overweegt hierbij dat de persoon van verdachte aldus uitdrukkelijk is te onderscheiden van andere verdachten in min of meer vergelijkbare zaken, waar doorgaans bij dodelijke ongevallen een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd bij wijze van bestraffing en als signaal naar de samenleving.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 6 en 11 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
militaire detentie voor de duur van 4 (vier) maanden;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
primair bewezenverklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 (twee) jaren;
 bepaalt dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B Heijmans (voorzitter) en mr. P.C. Quak, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van deze rechtbank op 25 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester eerste klasse der Koninklijke Marechaussee [naam] , district West, brigade Noord-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/17-002405, gesloten op 30 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 37 en 39.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 20 en 21.
4.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 51.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 21. Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 22.
7.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 51.
8.Schriftelijk bescheid, te weten een schouwverslag, p. 60.
9.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 40.
10.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 48.
11.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 51.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 29.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 juni 2018.
15.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 39-47.