ECLI:NL:RBGEL:2018:280

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4346
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering kapvergunning door buurman

In deze zaak heeft de buurman van eiser, [derde-partij], een kapvergunning aangevraagd die door verweerder is geweigerd. Eiser, die naast [derde-partij] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering en is in beroep gegaan nadat zijn bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Gelderland heeft op 23 januari 2018 geoordeeld dat eiser wel degelijk belanghebbende is bij de weigering van de kapvergunning, ondanks het feit dat hij zelf geen aanvrager is. De rechtbank baseert deze conclusie op artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat iemand belanghebbende is bij een besluit als zijn belang rechtstreeks is betrokken bij dat besluit. Eiser ondervindt hinder van de boom op het perceel van [derde-partij], wat zijn belang bij de kapvergunning onderstreept. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats]te [woonplaats], verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Met het besluit van 12 april 2017 heeft verweerder geweigerd om aan [derde-partij] een
kapvergunning te verlenen.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 12 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Bolk en M.C.L. van den Broeke. Derde-partij, [derde-partij], is verschenen.

Overwegingen

1. Op het perceel van [derde-partij] staat een boom. Eiser woont naast [derde-partij] en heeft last van de boom. [derde-partij] heeft daarom bij verweerder een kapvergunning aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen. Omdat eiser graag wil dat de boom wordt gekapt heeft hij bezwaar tegen dit besluit gemaakt en beroep ingesteld. [derde-partij] heeft geen bezwaar aangetekend.
2. Verweerder stelt dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij niet de aanvrager van de vergunning is. Verweerder verwijst naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juni 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT6959) waaruit blijkt dat alleen de aanvrager belanghebbende is bij een weigering van een kapvergunning, aldus verweerder.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij wel belanghebbende is. Verweerder heeft ten onrechte beslist dat zijn bezwaar niet ontvankelijk is. Hij vordert de vernietiging van dat besluit. Hij wil daarmee bereiken dat verweerder alsnog de kapvergunning aan [derde-partij] verleent.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Iemand is belanghebbende bij een besluit als zijn belang rechtstreeks is betrokken bij dat besluit. Dat staat in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser is de buurman van [derde-partij]. Met het oog op de hinder die eiser van de boom ondervindt heeft [derde-partij] indertijd een kapvergunning aangevraagd. [derde-partij] heeft gezegd dat hij de boom zal gaan kappen als hem de kapvergunning wordt verleend, ook al heeft hij zelf geen bezwaar gemaakt tegen de weigering. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het belang van eiser wel rechtstreeks is betrokken bij de weigering om de kapvergunning te verlenen. Dat hij zelf niet de aanvrager van de kapvergunning is maakt in dit geval geen verschil.
In de uitspraak van de Afdeling waar verweerder naar verwijst zijn appellanten (zo heten eisers in hoger beroep) ook niet de aanvrager van de kapvergunning. Appellanten stellen wel belanghebbende te zijn omdat zij toekomstig eigenaar van het perceel zijn waarop zij willen gaan bouwen. De Afdeling heeft overwogen dat appellanten in hun hoedanigheid van (mogelijk) toekomstig eigenaar van het perceel geen belanghebbenden zijn bij de weigering om een kapvergunning te verlenen. Deze zaak is dus niet te vergelijken met het beroep van eiser. Eiser ontleent immers zijn belang aan het zijn van buurman en niet aan een toekomstige onzekere gebeurtenis (het misschien worden van eigenaar). De rechtbank wijst nog op een uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2006 (LJN AY5097). Uit deze uitspraak volgt impliciet dat de buurman belanghebbende is bij de weigering van een kapvergunning. Het betoog van eiser slaagt.
5. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal inhoudelijk moeten beslissen op het bezwaar van eiser. De rechtbank geeft verweerder daarvoor zes weken de tijd.
6. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van eiser betalen. Daarnaast komen ook de proceskosten- namelijk de rit van [woonplaats] naar de rechtbank (twee keer € 3,80)- voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak op het bezwaar van eiser beslist;
- draagt verweerder op om het griffierecht van € 168 en de proceskosten van € 7,60 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.D. Endlich, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.