ECLI:NL:RBGEL:2018:2840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve wijziging van het adres in de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) en de zorgvuldigheid van het adresonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.A. Rila, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij zijn adres in de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) ambtshalve is gewijzigd. Eiser betwist dat hij op het nieuwe adres woont en stelt dat hij al sinds 1985 op het oorspronkelijke adres woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat het adresonderzoek door verweerder niet zorgvuldig is uitgevoerd en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op het nieuwe adres woont. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor het adres van eiser in de Brp ongewijzigd blijft. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/22

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A. Rila),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborgte Culemborg, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve het adres van eiser in de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) gewijzigd van het adres [adres] te [woonplaats] naar het adres [adres] te [woonplaats] .
Bij besluit van 23 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich aldaar niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
In februari 2017 heeft woningbouwcorporatie Kleurrijk Wonen een melding gemaakt bij verweerder dat de huurwoning aan [adres] zou worden onderverhuurd aan anderen. Naar aanleiding van deze melding is door verweerder een adresonderzoek gestart. Op
14 februari 2017 heeft een medewerker van verweerder op het adres [adres] gekeken en bleken er twee deurbellen bij de voordeur te zitten. Op 23 februari 2017 heeft een toezichthouder van verweerder samen met een woonconsulente van de woningbouwcorporatie een adrescontrole verricht op het adres [adres] te [woonplaats] . Op dit adres woont eisers ex-vrouw, [betrokkene] . Eiser en [betrokkene] zijn in 1983 gescheiden. Op het adres [adres] is niemand aangetroffen. Een buurman heeft verklaard dat hij er al dertien jaar woont en dat er op de [adres] twee personen wonen, namelijk eiser en [betrokkene] .
Op 6 maart 2017 hebben toezichthouder en woonconsulente een tweede adrescontrole verricht. In het verslag hiervan van 7 maart 2017 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Op het adres [adres] treffen zij eiser en [betrokkene] aan. Eiser nodigt hen uit om binnen te komen. Eiser verklaart niet op het adres [adres] te wonen maar op het adres [adres] waar volgens hem al een aantal maanden wordt verbouwd. De toezichthouder en woonconsulente zijn daarop met eiser en [betrokkene] naar het adres [adres] gegaan. Eiser laat hen daar binnen. Zij zien vervolgens dat:
  • de kamer als bar is ingericht;
  • er geen ijskast, geen servies, geen televisie is en het gasfornuis niet is aangesloten.
  • midden in de kamer een boksbal aan het plafond hangt en op de wand een symbool van Satudarah is geschilderd;
  • in de slaapkamer een onopgemaakt 2-persoonsbed staat en er geen lakens aanwezig zijn;
  • er geen kledingkast is;
  • er geen kleding/schoenen is en er geen schone handdoeken/keukendoeken zijn;
  • de doucheruimte vies en de wasmachine niet aangesloten is;
  • de verwarmingsketel kapot is;
  • er geen tandenborstel op de wastafel is te vinden;
  • er geen sporen van een verbouwing zijn; er ligt nergens gereedschap of bouwmateriaal.
Op de vraag waar eisers schone kleding is als hij onder de douche uit komt, antwoordt eiser dat “hij zijn kleding altijd mee naar huis neemt”.
2. Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 15 juni 2017 zijn in januari 2016 twee direct omwonenden van [adres] gehoord die hebben verklaard dat de woning in gebruik zou zijn bij een kleine tengere man die altijd een [aanslagnummer] draagt. Deze man zou vooral in het weekend, wanneer er vrienden op bezoek zijn, voor overlast zorgen. In hetzelfde proces-verbaal staat dat de wijkagent in de periode januari tot en met juni 2017 15 à 20 controles heeft gedaan op het adres [adres] waarbij hij aanbelde en op de ruit bonsde. Deze controles vonden vooral plaats in het weekend maar ook op doordeweekse dagen en op verschillende tijdtippen overdag, ‘s-avonds en ‘s-nachts. Bij deze controles is slechts eenmaal iemand aangetroffen, namelijk de zoon van eiser. In de winter brandde er nooit licht in de woning en de woning maakte op de verbalisant een onbewoonde indruk.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften - kort en zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat uit de onderzoeksbevindingen voldoende aannemelijk wordt dat eiser op het adres [adres] woont en niet op het adres [adres] te [woonplaats] .
Deze conclusie heeft verweerder gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van
15 juni 2017, de verslagen van de adrescontroles en het water-, gas- en elektriciteitsverbruik op het adres [adres] en het adres [adres] (respectievelijk zeer laag water- en gasverbruik op [adres] en waterverbruik hoger dan het gemiddeld jaarlijks verbruik van twee personen).
4. Eiser is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij sinds 1985 op het adres [adres] woont. Eiser heeft aangevoerd hij ernstig ziek is, psychische problemen heeft en mede daarom steeds meer tijd doorbrengt bij [betrokkene] Daar ontmoet eiser naar eigen zeggen ook zijn kinderen en kleinkinderen. Hij blijft daar meestal in de avond maar keert ’s-avonds terug naar de [adres] en brengt daar de nacht door. Eiser heeft over het lage water- en gasverbruik op het adres [adres] verklaard dat hij eet en doucht bij zijn ex-vrouw.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moeten de in de Brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn zodat de gebruikers van de gegevens erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Gelet hierop mag verweerder niet lichtvaardig overgaan tot het doorvoeren van een ambtshalve wijziging en dient er eerst een grondig adresonderzoek plaats te vinden.
6. Gelet op de door verweerder uitgevoerde adresonderzoeken, het proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2017 en het zeer lage gas- en waterverbruik op het adres [adres] acht de rechtbank het voorstelbaar dat verweerder zich heeft afgevraagd of eiser in het voorjaar van 2017 nog woonachtig was op het adres [adres] .
Vraag is echter of verweerder eiser terecht heeft ingeschreven in de Brp op het adres [adres] te [woonplaats] . Verweerder dient aannemelijk te maken dat eiser op het adres [adres] woont. Twijfel over de juistheid van eisers inschrijving in de Brp op het adres [adres] is hiervoor niet voldoende.
7. De rechtbank overweegt dat tegenover de door verweerder gestelde feiten en omstandigheden de stellige ontkenning van eiser staat dat hij op het adres [adres] woont. Ook [betrokkene] heeft ontkend dat eiser bij haar woont, zo blijkt uit de schriftelijke verklaring van [betrokkene] van 31 maart 2017 die bij de stukken zit. Zoals ook de commissie bezwaarschriften in haar advies heeft opgemerkt, is niet gebleken dat verweerder in de besluitvormingsfase onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van persoonlijke spullen van eiser in de woning op het adres [adres] . Bij de adrescontrole van 6 maart 2017 heeft verweerder daartoe wel de gelegenheid gehad. Uit het verslag van deze adrescontrole blijkt immers dat eiser en [betrokkene] verweerders toezichthouder hebben binnengelaten op het adres [adres] . Waarom op dat moment geen onderzoek is gedaan in de woning aan de [adres] blijkt niet uit de stukken.
Gesteld noch gebleken is dat verweerder in de maanden erna tot aan het primaire besluit of in de periode tot aan het bestreden besluit alsnog een dergelijk onderzoek in de woning aan de [adres] heeft ingesteld of daartoe een poging heeft gedaan. Dat eiser op
6 maart 2017 niet of nauwelijks persoonlijke spullen op het adres [adres] had liggen, hoeft immers niet te betekenen dat die spullen dus aan de [adres] liggen.
Dat de wijkagent eiser bij talrijke controles in de periode eind januari 2017 tot en met half juni 2017 niet op het adres [adres] heeft aangetroffen, de woning op hem een onbewoonde indruk maakt en gas- en waterverbruik zeer laag zijn, hoeft evenmin te betekenen dat eiser dus woonachtig was op het adres [adres] .
Dat verweerder vraagtekens zet bij eisers verklaring dat hij zijn woning door familieleden liet verbouwen en dat dit verklaart waarom daar niet of nauwelijks persoonlijke spullen van hem liggen, is onvoldoende reden om aan te nemen dat eiser dan op het adres [adres] woont.
Dat eiser, zoals hij steeds zelf onbestreden heeft verklaard, veel aan de [adres] komt omdat zijn ex-vrouw daar woont, zij voor hem zorgt en hij daar zijn kinderen en (klein)kinderen treft, maakt evenmin dat hij daar dan dus ook wel zal slapen en daarmee wonen, zoals verweerder aannemelijk acht. De enkele, algemene verklaring van een buurman dat ‘hij niet beter weet dan dat eiser al dertien jaar zijn buurman is’ legt onvoldoende gewicht in de schaal, ook omdat daaruit niet blijkt waar deze buurman zijn wetenschap op baseert.
Dat de inhoud van de door eiser in bezwaar overgelegde verklaringen van buurtbewoners van de [adres] in tegenspraak zou zijn met eisers eigen verklaring over de momenten waarop hij op het adres [adres] is, is, zo al juist, evenmin een voldoende onderbouwing van verweerders standpunt. Dat deze verklaringen volgens verweerder onder druk van eiser tot stand zouden zijn gekomen, iets dat eiser bestrijdt, acht de rechtbank evenmin relevant. Meer of nader buurtonderzoek heeft verweerder niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
8. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van verweerders besluit in stand kunnen blijven.
9. In beroep heeft verweerder bij verweerschrift van 28 februari 2018 rapporten van adrescontroles aan de adressen [adres] en [adres] van 8 en 9 februari 2018 overgelegd. Hierbij heeft verweerder toegelicht dat eiser bij de adrescontroles op 8 en 9 februari 2018 niet op het adres [adres] is aangetroffen maar dat eiser wel op 8 februari 2018 degene was die de deur van de woning aan [adres] open deed.
10. Gelet op de verklaringen van eiser en [betrokkene] over de frequentie en duur van zijn bezoeken aan de [adres] vormen deze bevindingen en verweerders toelichting daarbij onvoldoende basis voor de conclusie dat eiser woonachtig is en ten tijde van het primaire besluit ook al woonachtig was op het adres [adres] .
11. Bij brief van 22 maart 2018 heeft verweerder zonder nadere toelichting een viertal verklaringen van buurtbewoners van het adres [adres] overgelegd. Bij deze verklaringen, waarvan er drie gedateerd zijn op 27 februari 2018 en één op 11 maart 2018, ontbreekt een toelichting. Eén van de verklaringen is, zo heeft de rechtbank vastgesteld, van dezelfde buurman die eerder een korte verklaring had afgelegd.
12. Ter zitting is verweerder niet verschenen. Hoewel de inhoud van deze korte verklaringen op zichzelf steun kan bieden voor verweerders standpunt volgt, zonder nadere toelichting van verweerder, ook daar niet uit dat eiser woonachtig is en ten tijde van het primaire besluit ook al woonachtig was op het adres [adres] . Deze buren verklaren namelijk - zakelijk weergegeven - weliswaar dat eiser en [betrokkene] daar wonen, maar leggen niet of nauwelijks uit waarop zij deze wetenschap baseren. Dat zij eiser en [betrokkene] dagelijks om/bij de woning zien, is daarvoor, mede gelet op eisers verklaring dat en waarom hij vaak bij [betrokkene] komt, niet voldoende. Daar komt bij dat eiser ter zitting de inhoud van de door verweerder in beroep overgelegde verklaringen gemotiveerd heeft weersproken en er op heeft gewezen dat de inhoud van de door hem in beroep overgelegde verklaringen van vijf andere buurtbewoners daarmee in strijd is, aangezien zij juist verklaren dat hij op het adres [adres] woont.
13. Slotsom is dan dat verweerder met de door hem in beroep overgelegde stukken nog altijd niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eiser terecht heeft ingeschreven in de Brp op het adres [adres] te [woonplaats] . Verweerder was kortom niet bevoegd om ambtshalve het adres van eiser in de Brp te wijzigen van het adres [adres] te [woonplaats] naar het adres [adres] te [woonplaats]
14. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven. De rechtbank vernietigd het bestreden besluit en het primaire besluit wordt herroepen. Dit betekent dat het adres van eiser in de Brp [adres] te [woonplaats] is gebleven.
15. De rechtbank zal verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 2.004;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: