In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de vraag centraal of een verkoop van onroerende zaken door een schuldenaar aan een concurrente schuldeiser als paulianeuze verkoop kan worden aangemerkt. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Mouthaan, stelde dat de verkoop van de onroerende zaken door gedaagde sub 1 aan gedaagde sub 3 de schuldeisers benadeelde, omdat de verkoopprijs aanzienlijk lager was dan de marktwaarde. De rechtbank heeft in haar vonnis van 6 juni 2018 vastgesteld dat de deskundigen de executiewaarde van de onroerende zaken op € 498.000,00 hebben getaxeerd, terwijl de marktwaarde met gedeeltelijk uitgestelde levering op € 670.000,00 kwam. De rechtbank oordeelde dat de verkoopprijs van € 480.000,00 niet meer was dan de executiewaarde en dat de schulden van gedaagde sub 1 door de verkoop aanzienlijk waren verminderd. De rechtbank concludeerde dat de actio Pauliana van de eiser faalde, omdat de daling van de schulden groter was dan de daling van het actief. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 4.635,00 werden begroot.