ECLI:NL:RBGEL:2018:289

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4231
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op vertrouwensbeginsel inzake aanwijzing waardevolle boom door gemeente Renkum

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanwijzing van een watercypres als waardevolle boom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum. Eiser, de eigenaar van de boom, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 juli 2017, waarin de watercypres in zijn achtertuin werd aangewezen als waardevolle boom. Eiser stelde dat verweerder in een eerdere beroepszaak had toegezegd dat de boom vergunningvrij gekapt kon worden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete toezegging was gedaan die het beroep op het vertrouwensbeginsel kon onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de uitleg van verweerder over de eerdere uitlatingen van zijn gemachtigde redelijk was en dat er geen sprake was van een ondubbelzinnige toezegging. De rechtbank oordeelde verder dat de watercypres, die op de Lijst met waardevolle bomen staat, inderdaad beeldbepalend is voor de omgeving en dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkumte Oosterbeek, verweerder.

Procesverloop

Op 25 januari 2017 heeft verweerder het voornemen aan eiser medegedeeld om de watercypres op de [locatie] in [woonplaats] aan te wijzen als waardevolle boom.
Bij besluit van 10 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de hiervoor genoemde watercypres aangewezen als waardevolle boom.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden M. Beumer en
E. Vink.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad van Renkum de Bomenverordening gemeente Renkum 2009 (de Bomenverordening) gewijzigd vastgesteld. De gewijzigde Bomenverordening geeft meer vrijheid om bomen te kappen in de voor- en achtertuin. Dit geldt niet voor de bomen die zijn geplaatst op de “Lijst met waardevolle bomen" (de Lijst). Voor deze bomen blijft een vergunningplicht gelden, ook als ze in de voor- of achtertuin staan.
Verweerder heeft op 25 januari 2017 eiser medegedeeld voornemens te zijn de watercyprus in zijn achtertuin aan te wijzen als waardevolle boom. Dit omdat het een fraai solitair exemplaar is dat beeldbepalend is voor de [locatie].
Eiser heeft naar aanleiding hiervan een zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot veranderingen, de watercypres is aangewezen als waardevolle boom. De boom is geplaatst op de Lijst.
2.1
Eiser stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat verweerder in beroepszaak ARN 16 / 1268 WABOA 134 (weigering kapvergunning) heeft toegezegd dat hij de boom binnenkort vergunningvrij kan kappen.
Eiser verwijst naar de inhoud van het proces-verbaal van die zitting van 1 september 2016. Hierin staat, voor zover hier van belang:
“(…) Er is nog geen nieuwe regelgeving. In april heeft het college het concept bomenplan vastgesteld. 17 oktober gaat de bomenverordening naar de gemeenteraad. Op basis van die verordening kan het college een besluit vergunningsvrij kappen vaststellen. Dat is dus een stuk soepeler, o.a. met betrekking tot de moerascypres (de watercypres, rechtbank) . Deze wordt niet als een waardevolle boom gezien. Op 17 oktober a.s. moet de Raad dus hiermee instemmen. Daarna moet dan eerst het Besluit worden genomen en de waardevolle bomen worden daarin aangewezen (…)”
Eiser stelt dat gemachtigde van verweerder ter zitting heeft gezegd dat de nieuwe bomenverordening binnenkort zou worden vastgesteld en dat dat deze een stuk soepeler was met betrekking tot de watercypres op zijn perceel. Deze zou door verweerder niet als een waardevolle boom worden gezien. Eiser heeft op basis van deze toezegging geconcludeerd dat hij te vroeg was met zijn aanvraag voor een kapvergunning voor de boom en dat hij, als hij nog een paar maanden zou wachten, de boom vergunningvrij zou mogen kappen, aldus nog steeds eiser.
2.2
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 20 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3107), blijkt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
2.3
Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Verweerders uitleg dat zijn gemachtigde tijdens de zitting van 1 september 2016 weliswaar heeft gezegd dat voor de boomsoort watercypres (moerascypres) geen kapvergunning noodzakelijk meer zal zijn, maar dat niet is toegezegd dat dit ook zal gelden voor de watercypres op het perceel van eiser, is een redelijke uitleg van hetgeen deze gemachtigde blijkens het proces-verbaal heeft gezegd. Omdat de woorden van verweerders toenmalige gemachtigde daarmee voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, kan van een concrete, ondubbelzinnige toezegging geen sprake zijn. Eiser heeft aan verweerders uitlatingen zelf een conclusie verbonden en nagelaten om deze conclusie bij verweerder te toetsen voordat hij ter zitting zijn beroep introk. Daartoe bestond aanleiding, omdat eiser uit verweerders woorden ter zitting van 1 september 2016 in ieder geval op heeft kunnen maken dat de besluitvorming over de nieuw in te voeren regelgeving nog gaande was.
Dat ook verweerder destijds heeft nagelaten om te controleren of eiser de strekking van zijn woorden ter zitting voldoende op waarde had geschat, kan er niet toe leiden dat eisers beroep op het vertrouwensbeginsel toch zou moeten slagen. Dat verweerder, zo is ter zitting van
12 december 2017 gebleken, op 1 september 2016 al een concept-Lijst had opgesteld en dat daarop ook de onderhavige boom stond, leidt ook niet tot een ander oordeel. Dat verweerder veel onduidelijkheid bij eiser weg had kunnen nemen als hij deze informatie ter zitting van
1 september 2016 met eiser (en de rechtbank) had gedeeld is een feit. Gesteld noch gebleken is echter dat de toenmalige gemachtigde van verweerder een en ander doelbewust heeft achtergehouden, zodat ook dit geen reden vormt om eisers beroep op het vertrouwensbeginsel te honoreren.
3.1
Eiser stelt vervolgens dat de boom niet beeldbepalend is voor de [locatie].
3.2
De rechtbank overweegt als volgt.
3.3
Artikel 12, eerste lid, van de Bomenverordening bepaalt dat het college bevoegd is tot de vaststelling van een
Lijst met waardevolle bomen. Op deze lijst staan alle waardevolle bomen binnen de gemeente opgesomd.
In artikel 2 van het Besluit vergunningsvrij kappen is vervolgens bepaald dat waardevolle bomen niet vergunningsvrij mogen worden gekapt.
3.4
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een waardevolle boom heeft verweerder beoordelingsvrijheid. In het verweerschrift staat benoemd welke criteria in acht worden genomen bij de aanwijzing van een boom als waardevol. Daarbij gaat het om een aangeboden boom, een herdenkings- of herinneringsboom, een boom met dendrologische waarde of een boom die beeldbepalend is voor het karakter van de omgeving.
3.5
Verweerder heeft deze watercypres op de Lijst geplaatst, omdat deze boom dendrologische waarde heeft. De boomsoort komt binnen de gemeente niet of nauwelijks voor. Dat verweerder, zoals eiser stelt, niet alle andere watercypressen in de gemeente ook op de lijst heeft gezet, maakt dit niet anders. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat deze boom voor wat betreft vorm en kleur beeldbepalend is voor de [locatie], een straat die onderdeel is van de hoofdgroenstructuur van de gemeente.
Eiser heeft met zijn ter zitting aan de hand van foto’s toegelichte stelling, dat de boom niet beeldbepalend is voor de [locatie], omdat deze eerst te zien is wanneer iemand op de [locatie] in de richting van zijn woning kijkt, onvoldoende aangetoond dat de boom ten onrechte op de Lijst is geplaatst. De boom is immers goed zichtbaar vanaf de [locatie] kijkend in de richting van het perceel van eiser. Verweerder heeft zich kortom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een waardevolle boom. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Noordam, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.