In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een deelgeschil over de aansprakelijkheid na een aanrijding op 11 maart 2015 op de A28. De verzoekende partij, een particulier, had het Ministerie van Defensie aansprakelijk gesteld voor de schade die hij had geleden na een aanrijding met een militair voertuig. De verzoekende partij stelde dat hij het militaire voertuig had ingehaald en dat het militaire voertuig hem vervolgens achterop had gebotst, omdat de bestuurder onvoldoende afstand had gehouden. Het ministerie betwistte deze lezing en stelde dat de verzoekende partij een bijzondere manoeuvre had gemaakt door abrupt van rijstrook te wisselen, waardoor de afstand tussen de voertuigen te klein was geworden.
De procedure omvatte een verzoekschrift van de verzoekende partij, een verweerschrift van het ministerie en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de feiten en verklaringen van getuigen zorgvuldig gewogen. De rechter concludeerde dat de verzoekende partij onvoldoende bewijs had geleverd dat het militaire voertuig de verkeersregels had overtreden. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg om de stelling van de verzoekende partij te onderbouwen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid afgewezen en geoordeeld dat de kosten van de deelgeschilprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de verzoekende partij niet had aangetoond dat de kosten redelijk waren.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van voldoende bewijs in aansprakelijkheidszaken en de noodzaak voor partijen om hun stellingen goed te onderbouwen met relevante feiten en getuigenverklaringen.