ECLI:NL:RBGEL:2018:293

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
05/085559-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.P.M. Kester
  • C. van Linschoten
  • J.H.D. van Onna
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met letsel als gevolg van burenconflict

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee buren, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het geweld vond plaats op 9 april 2017 in Beesd, naar aanleiding van een burenconflict. De verdachte heeft een kopstoot gegeven aan [slachtoffer 1] en heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de slachtoffers met boompalen geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geweld zichtbaar was voor derden en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en kreeg een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/085559-17
Datum uitspraak : 23 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
raadsvrouw: mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Oisterwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 januari 2018 en 25 september 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2017 te Beesd, althans in de gemeente Geldermalsen openlijk, te weten, aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) een kopstoot te geven en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer 1] in een nekklem vast te pakken en/of vast te houden en/of (met kracht) naar de grond te werken en/of te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een paal, althans een hard (slag)voorwerp, op/tegen de heup en/of het (overige) lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een paal, althans een hard (slag)voorwerp, op/tegen het hoofd en/of (overige) lichaam te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangever [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres 2] te Culemborg, en verdachte, wonende aan de [adres 1] te Culemborg, zijn als buren verwikkeld in een reeds langer lopend burenconflict. Op 9 april 2017 constateerde verdachte dat er op de [straatnaam] in de berm langs het perceel van [slachtoffer 1] een boom geplant was, waardoor hij bij het uitrijden van zijn uitrit met zijn vrachtwagen dit gedeelte van de weg niet meer kon passeren. Verdachte heeft het boompje uit de grond gehaald en over het hek van [slachtoffer 1] gegooid, evenals de bijbehorende palen. [slachtoffer 1] kwam naar buiten en daarop is verdachte door het hek het erf van [slachtoffer 1] opgelopen en naar hem toegelopen. Bij het daaropvolgende incident waren eveneens aangever [slachtoffer 2] (zoon van [slachtoffer 1] ) en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (zoons van verdachte) betrokken. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake is van openlijke geweldpleging. Ten aanzien van de kopstoot die verdachte zou hebben gegeven aan [slachtoffer 1] , was geen sprake van openlijke geweldpleging, want de zoons van verdachte waren op dat moment nog niet aanwezig en het betrof derhalve een één op één situatie. Daarbij komt dat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk is geraakt. Ten aanzien van wat er daarna gebeurde, heeft verdachte alleen gereageerd op het pakken van de boompaal door [slachtoffer 2] en op de hond die werd gesteld en vervolgens op verdachte af kwam. Ook dit is geen openlijk geweld. Toen het vervolgens uit de hand liep, mocht verdachte daarop reageren. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat een deel van het incident niet zichtbaar is, omdat het zich buiten de camerabeelden heeft afgespeeld. De verdediging heeft (primair) vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft gesommeerd van het erf af te gaan. Daarop gaf verdachte hem een kopstoot en sloeg verdachte hem een paar keer op zijn gezicht. [slachtoffer 1] zag dat de zoons van verdachte ook het erf op kwamen. [slachtoffer 1] riep nogmaals dat ze het erf moesten verlaten en dat hij de honden los zou laten. Daarop heeft hij een boompaal opgepakt en is hij weggelopen. Hij zag dat verdachte hond [naam] een klap gaf met een boompaal. Vervolgens liep verdachte met de boompaal op [slachtoffer 2] af en sloeg hem daarmee. Medeverdachte [medeverdachte 3] probeerde [slachtoffer 1] eveneens met een boompaal op zijn hoofd te slaan, maar hij miste en richtte zich vervolgens op [slachtoffer 2] . [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 2] met de boompaal geslagen en [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] vastgehouden en heeft hem met de vuisten geslagen. Ondertussen drukte verdachte [slachtoffer 1] tegen de grond, sloeg hem een paar keer met de vuist en riep tegen [medeverdachte 3] waar laatstgenoemde met de paal moest slaan. [medeverdachte 3] sloeg daarop met de paal op de heup en rug van [slachtoffer 1] . Na enkele bedreigingen sloeg verdachte hem opnieuw en drukte de boompaal in zijn gezicht en tegen de auto aan. Daarna zijn verdachte en medeverdachten weggegaan. [3]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] in het gezicht sloeg en een kopstootbeweging maakte. [slachtoffer 2] heeft een boompaal gepakt om verdachte op afstand te houden. Verdachte probeerde de paal af te pakken en [slachtoffer 2] heeft daarop de paal weggegooid. Verdachte heeft de paal opgepakt en heeft daarmee de hond geslagen. Vervolgens liep verdachte met de boompaal op [slachtoffer 2] af. [slachtoffer 2] dook weg op het moment dat verdachte uithaalde en hij werd aan de zijkant van zijn heup geraakt. Medeverdachte [medeverdachte 3] probeerde [slachtoffer 1] met een boompaal op zijn hoofd te slaan, maar hij miste. Medeverdachte [medeverdachte 2] drukte [slachtoffer 2] naar beneden en sloeg hem. Voorts voelde [slachtoffer 2] dat hij door [medeverdachte 3] met de boompaal op zijn rug en hoofd geslagen werd. [4]
Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is te zien dat verdachte op [slachtoffer 1] afloopt en dat laatstgenoemde achteruit stapt. Verdachte maakt een kopstootbeweging in de richting van [slachtoffer 1] en maakt vervolgens enkele slaande bewegingen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] komen dan ook het erf op. [slachtoffer 2] pakt dan een boompaal van de grond en houdt deze horizontaal voor zich. Te zien is dat [slachtoffer 1] van de anderen weg loopt, een boompaal oppakt en uit het beeld verdwijnt. Op hetzelfde moment loopt verdachte op [slachtoffer 2] af en pakt hem in een nekklem vast. Daarop gooit [slachtoffer 2] de paal weg. Verdachte loopt uit beeld en komt terug met een paal. Daarmee maakt hij een slaande beweging in de richting van de hond. Op de achtergrond is te zien dat [medeverdachte 3] ook een paal oppakt. Vervolgens komt [slachtoffer 1] terug in beeld met de paal in zijn handen. [slachtoffer 2] komt tussen [slachtoffer 1] en verdachte in te staan en verdachte loopt in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en maakt met de paal een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en verdachte slaan dan allebei in elkaars richting met de boompalen. Op dat moment komen ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] er aan gerend, waarbij [medeverdachte 3] de boompaal nog in zijn handen heeft. Het incident verplaatst zich grotendeels buiten beeld, maar te zien is dat [medeverdachte 3] de boompaal boven zijn hoofd houdt, uithaalt en slaat in de richting van waar [slachtoffer 1] reeds stond. Niet is te zien of en waar [slachtoffer 1] wordt geraakt. Vervolgens komen verdachte en [slachtoffer 1] terug in beeld en is te zien dat verdachte [slachtoffer 1] in een nekklem pakt en tegen de grond werkt. Ook [medeverdachte 3] is dan terug in beeld en te zien is dat hij nogmaals uithaalt met de boompaal. Het incident verplaatst zich dan weer buiten beeld, maar in de reflectie van de Mercedes-Benz bus is te zien dat iemand met witte bovenkleding slaande bewegingen naar beneden maakt. [medeverdachte 3] komt gedeeltelijk terug in beeld en te zien is dat hij de boompaal boven zijn hoofd houdt en daarmee een slaande beweging maakt. [slachtoffer 1] en verdachte komen weer terug in beeld, waarbij [slachtoffer 1] tussen verdachte en de Mercedes-Benz bus in staat. Verdachte heeft de boompaal nog in zijn hand en te zien is dat hij daarmee een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] maakt. Onderin het beeld is [slachtoffer 2] te zien, die meerdere keren aan zijn achterhoofd voelt. Op zijn T-shirt zijn vlekken te zien. [5]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een stok pakte en dat hij heeft geprobeerd deze af te pakken. Verdachte heeft [slachtoffer 1] geduwd waardoor hij op de grond is gevallen. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] op de grond geduwd. [6]
Letsel
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij als gevolg van het incident last heeft van zijn hoofd, rug en heup. [7] In de geneeskundige verklaring staat dat er sprake is van kneuzingen en onderhuidse bloeduitstortingen. [8] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een hoofdwond heeft. [9] In de geneeskundige verklaring staat dat er sprake is van kneuzingen en onderhuidse bloeduitstortingen. [10]
Overwegingen
Van openlijke geweldpleging is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een ‘significante of wezenlijke bijdrage’ aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Het incident heeft zich afgespeeld op het erf van [slachtoffer 1] en was zichtbaar voor derden, of had althans voor derden zichtbaar kunnen zijn. Vrijwel direct nadat verdachte het erf had betreden en tegenover [slachtoffer 1] stond, betraden ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het erf. Bij het daaropvolgende incident zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geslagen met boompalen, in een nekklem vastgepakt, geslagen en tegen de grond gewerkt. Dit is gebeurd door meerdere personen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is geweest van in een groep opererende personen die gezamenlijk openlijk geweld hebben gepleegd tegen andere personen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet alleen een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit geweld, maar dat hij ook de initiator is geweest. Verdachte is op [slachtoffer 1] afgelopen en heeft een kopstootbeweging en slaande bewegingen in zijn richting gemaakt. Ook is het verdachte geweest die [slachtoffer 2] heeft geslagen met de boompaal. Voorts heeft verdachte zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] in een nekklem vastgepakt, heeft hij [slachtoffer 1] naar de grond gewerkt en heeft hij [slachtoffer 1] geslagen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – openlijke geweldpleging.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 april 2017 te Beesd
, althans in de gemeente Geldermalsenopenlijk, te weten, aan de [adres 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
(een)perso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1]
(met kracht
)een kopstoot te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of
- die [slachtoffer 1] in een nekklem vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of (met kracht
)naar de grond te werken
en/of te gooienen
/of
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
(met kracht
)meermalen
, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te slaan en
/ofte stompen en
/ofte duwen en
/of
- die [slachtoffer 1]
(met kracht
)meermalen
, althans eenmaal,met een paal
, althans een hard (slag)voorwerp, op/tegen de heup en
/ofhet
(overige)lichaam te slaan en
/of
- die [slachtoffer 2]
(met kracht
)meermalen
, althans eenmaal,met een paal
, althans een hard (slag)voorwerp,op/tegen het hoofd en
/of (overige)lichaam te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte hoorde dat door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd geroepen dat de honden gesteld moesten worden. Ineens kwam er een hond op verdachte af en verdachte heeft daarop de hond een tik gegeven. Het was niet de bedoeling van verdachte om [slachtoffer 2] te slaan, maar hij stond tussen hem en [slachtoffer 1] in en hij wilde [slachtoffer 1] , die eveneens een paal vast had, van zich afhouden. Daarna liep het uit de hand en daarop mocht verdachte reageren, om te voorkomen dat hijzelf geslagen of gebeten zou worden.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat er sprake is van noodweerexces.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achteruit deinzen. [slachtoffer 1] is eenmaal naar voren gelopen met een paal in zijn hand en dat was op het moment dat [slachtoffer 2] door verdachte werd geslagen. De honden vielen niemand aan. Verdachte kon zich op ieder moment aan de situatie onttrekken door het erf te verlaten.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat aannemelijk wordt dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging tegen deze aanranding noodzakelijk en geboden te zijn. Indien de grenzen van proportionaliteit zijn overschreden, maar sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding, kan noodweerexces in beeld komen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Het is verdachte geweest die het erf van [slachtoffer 1] heeft betreden, op [slachtoffer 1] is afgelopen en een kopstootbeweging in zijn richting heeft gemaakt. Wat betreft de daaropvolgende periode, heeft de rechtbank niet uit de beelden kunnen opmaken dat de honden aanvallend waren naar verdachte toe. Het is vervolgens wederom verdachte geweest die met een paal in zijn hand op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is afgelopen en [slachtoffer 2] met die paal heeft geslagen. Het noodweerverweer kan dus niet slagen. Het bewezenverklaarde feit is dan ook strafbaar.
Nu niet is gebleken van een aanranding waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen, kan reeds om die reden van noodweerexces geen sprake zijn.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van de tijd die reeds in verzekering is doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd, inhoudende een locatieverbod ten aanzien van het perceel van de familie [slachtoffers] , waarbij eveneens de bezittingen niet aangeraakt, vernield of besmeurd mogen worden, en een contactverbod ten aanzien van de familie [slachtoffers] . Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, dient 14 dagen vervangende hechtenis te worden toegepast. De officier van justitie vordert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Voorts heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met het strafblad van verdachte, waarop geen recente veroordelingen staan, en de mate van de ernst van het letsel van aangevers.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 november 2017.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De slachtoffers zijn onder meer met boompalen geslagen. Verdachte heeft hiermee samen met anderen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat het geweld tegen de slachtoffers heeft plaatsgevonden op het erf van laatstgenoemden; een plek waar men zich geborgen en veilig moet kunnen voelen. Gedrag zoals verdachte dat heeft laten zien, brengt gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Niet alleen bij de slachtoffers, zoals is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring, maar ook op de directe woonomgeving en in de samenleving.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank verder mee dat hij reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten. Tevens acht de rechtbank het van belang dat verdachte bij het plegen van het onderhavige geweldsfeit een initiërende en meest actieve rol heeft gehad.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS) voor artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Daarin is als een vertrekpunt voor de straftoemeting in dit soort zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgenomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de inverzekeringstelling, passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank, zonder daarmee op enige wijze af te willen doen aan de ernst van de zaak, rekening houdt met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken.
Naast de op te leggen straf acht de rechtbank een contactverbod met de familie Renes en een locatieverbod voor het hierna te noemen gebied op zijn plaats in de vorm van een maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal daarbij de onmiddellijke uitvoerbaarheid bevelen, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens aangevers. De vervangende hechtenis bepaalt de rechtbank op drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door [slachtoffer 1] wordt een bedrag van € 16.240,38 gevorderd, bestaande uit € 6.432.38 aan materiële schade, € 8.000,= aan immateriële schade en € 1.808,= aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 11.427,79, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proceskosten af te wijzen. Slachtofferhulp biedt gratis bijstand en de benadeelde partij heeft er zelf voor gekozen een advocaat in te schakelen.
Ten aanzien van de materiële kosten heeft de verdediging verzocht de kosten van de boom, de telefoon, het eigen risico, de beveiligingskosten en het login systeem voor de camera’s af te wijzen. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding, wordt aangevoerd dat de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met onderhavige zaak. Voorts heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met het eigen aandeel van de benadeelde partij bij het incident.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Beschadigde kleding/goederen
Boom, boombandnagels, boomband en boompalen
Als gevolg van het bewezenverklaarde is schade ontstaan aan de uit de grond getrokken boom. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor de aanschaf van een nieuwe boom. Nu deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 59,= kan worden toegewezen.
Telefoon
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor zijn telefoon, omdat deze beschadigd is geraakt als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering tot deze schadepost van € 199,= kan worden toegewezen.
Kleding
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd van zijn broek en T-shirt wegens vlekken en gaten. Uit het dossier is niet gebleken dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde vlekken op en gaten in zijn kleding heeft gekregen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Extra reiskosten
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor de reis- en parkeerkosten van onder meer bezoeken aan de huisarts, apotheek, het ziekenhuis en het politiebureau. De reis- en parkeerkosten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 162,55 kan worden toegewezen.
Ziektekosten
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor slaappillen, de huur van krukken en de kosten van het eigen risico. De verdediging heeft de kosten van het eigen risico betwist. De rechtbank merkt op dat uit het ‘overzicht rekeningen ingediend door zorgverleners’ blijkt dat de behandelperiode is gelegen in de periode van 4 juli 2017 tot en met 23 augustus 2017. De rechtbank is van oordeel dat de schadepost voldoende is onderbouwd en zij is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 938,43 kan worden toegewezen.
Beveiliging
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor de loonkosten van een ingehuurde beveiliger, extra kosten voor de accountant en de kosten van een login systeem voor de camera’s. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost in een verder verwijderd verband staat omdat er een keuze van het slachtoffer aan ten grondslag ligt om deze kosten te maken. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering.
Kosten opvragen medische informatie
De benadeelde partij heeft ten behoeve van de onderbouwing van zijn vordering zijn medisch dossier opgevraagd. Nu deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost ad € 70,91 kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid en gelet op schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend een bedrag van € 2.500,= toewijzen en het overige deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Nu de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten ieder op een ander moment zijn ontstaan, zal de rechtbank een ingangsdatum van de wettelijke rente kiezen die gelegen is in het midden van de gehele periode waarin de schadeposten zijn ontstaan. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 juli 2017.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die hij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, ondanks dat in voorkomende gevallen kosteloos bijstand kan worden verleend door Slachtofferhulp. Enerzijds staat het een partij vrij zelf te kiezen door wie hij zich in deze wil laten bijstaan, anderzijds is ter zitting onweersproken gesteld dat in dit geval Slachtofferhulp de benadeelde partij heeft geadviseerd een advocaat in te schakelen.
Bij de bepaling van de hoogte van deze kosten dient te worden aangesloten bij het liquidatietarief in kantonzaken indien de vordering beneden de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter blijft. Nu dit het geval is, ziet de rechtbank geen reden om het “liquidatietarief rechtbank/hof” toe te passen. De hoofdsom van de toegewezen vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, betreft een bedrag boven de € 3750,= waardoor een tarief van € 200,= per punt geldt. Gezien de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt), de mondelinge toelichting ter terechtzitting van de politierechter (1 punt) en de mondelinge toelichting ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer (1 punt), komt daarmee de hoogte van de vergoeding van de kosten van de rechtsbijstand op een bedrag van € 600,=. De rechtbank zal dit bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door [slachtoffer 2] wordt een bedrag van € 16.021,55 gevorderd, bestaande uit € 9.213,55 aan materiële schade,
€ 5.000,= aan immateriële schade en € 1.808,= aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 8.370,37, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proceskosten af te wijzen. Slachtofferhulp biedt gratis bijstand en de benadeelde partij heeft er zelf voor gekozen een advocaat in te schakelen.
Ten aanzien van de materiële kosten heeft de verdediging verzocht de kosten voor de bril, de telefoon, het sportschoolabonnement, hond [naam] , de beveiliging en het login systeem voor de camera’s af te wijzen. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding, is de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar met onderhavige zaak.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Beschadigde kleding/goederen
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor zijn bril, telefoon, telefoonhoesje, broek, T-shirt en auto omdat deze beschadigd zijn geraakt als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering tot deze schadepost van € 1.251,69 kan worden toegewezen.
Extra reiskosten
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor de reis- en parkeerkosten van onder meer bezoeken aan de huisarts, apotheek en het politiebureau. De gevraagde reiskosten van een bezoek aan Jones en Jones zal worden afgewezen, nu de rechtbank heeft geconstateerd dat de kleding is besteld en bezorgd via Zalando. Voor het overige is deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 76,33 kan worden toegewezen.
Abonnement sportschool
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd van zijn abonnement bij de sportschool, omdat hij daarvan drie maanden geen gebruik heeft kunnen maken. Nu dit uit het dossier niet is gebleken, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Kosten Hollandse herder [naam]
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd van het consult bij de dierenarts, de medicijnen en de aanschaf van [naam] . De rechtbank acht deze schadepost met betrekking tot het consult en de medicijnen voldoende onderbouwd en zal de vordering met betrekking tot deze schadepost ad € 234,35 toewijzen. Wat betreft de gevraagde vergoeding van de aanschafwaarde van hond [naam] wegens het niet meer inzetbaar zijn als sporthond, is de rechtbank van oordeel dat hiervoor nader onderzoek nodig is. Dergelijk onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Voor het overige deel van deze schadepost zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beveiliging
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor de loonkosten van een ingehuurde beveiliger, extra kosten voor de accountant en de kosten van een login systeem voor de camera’s. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost in een verder verwijderd verband staat omdat er een keuze van het slachtoffer aan ten grondslag ligt om deze kosten te maken. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid en gelet op schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend een bedrag van € 2.500,= toewijzen en het overige deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Nu de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten ieder op een ander moment zijn ontstaan, zal de rechtbank een ingangsdatum van de wettelijke rente kiezen die gelegen is in het midden van de gehele periode waarin de schadeposten zijn ontstaan. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 juli 2017.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die hij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, ondanks dat in voorkomende gevallen kosteloos bijstand kan worden verleend door Slachtofferhulp. Enerzijds staat het een partij vrij zelf te kiezen door wie hij zich in deze wil laten bijstaan, anderzijds is ter zitting onweersproken gesteld dat in dit geval Slachtofferhulp de benadeelde partij heeft geadviseerd een advocaat in te schakelen.
Bij de bepaling van de hoogte van deze kosten dient te worden aangesloten bij het liquidatietarief in kantonzaken indien de vordering beneden de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter blijft. Nu dit het geval is, ziet de rechtbank geen reden om het “liquidatietarief rechtbank/hof” toe te passen. De hoofdsom van de toegewezen vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, betreft een bedrag boven de € 3750,= waardoor een tarief van € 200,= per punt geldt. Gezien de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt) en de mondelinge toelichting ter terechtzitting van de politierechter (1 punt) en de mondelinge toelichting ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer (1 punt), komt daarmee de hoogte van de vergoeding van de kosten van de rechtsbijstand op een bedrag van € 600,=. De rechtbank zal dit bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 38v, 38w en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 Legt op de
maatregeldat de veroordeelde gedurende een periode van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1957, wonende aan de [adres 2] ( [postcode] ) te Beesd;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1985, wonende aan de [adres 2] ( [postcode] ) te Beesd;
- De echtgenote van [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres 2] ( [postcode] ) te Beesd.
Dit contactverbod geldt niet voor eventuele rechtszittingen bij de rechtbank waarbij zowel verdachte als bovenstaande personen betrokken zijn;
  • Legt op de
  • Met betrekking tot beide maatregelen:
  • Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
 Bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
 Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] , te betalen € 3.929,89 (negenendertighonderdnegenentwintig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden vooralsnog begroot op € 600,= en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de beveiligingskosten.
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
  • Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen € 3.929,89 (negenendertighonderdnegenentwintig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2] , te betalen € 4.062,37 (vierduizendtweeënzestig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden vooralsnog begroot op € 600,= en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de aanschaf van hond [naam] en de beveiligingskosten.
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
  • Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer R.P.M.. Renes, te betalen € 4.062,37 (vierduizendtweeënzestig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017217583, gesloten op 14 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 januari 2018.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 79.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 54-55.
5.Rechterlijke waarneming ter terechtzitting d.d. 9 januari 2018 van camerabeelden.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 174-175.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 79.
8.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] d.d. 20 april 2017, p. 113.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 56.
10.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 2] d.d. 20 april 2017, p. 76.