ECLI:NL:RBGEL:2018:3166

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
05/840060-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Arnhem wegens belaging en bedreiging met zware mishandeling

Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een 35-jarige man uit Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 148 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan belaging en bedreiging van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan een half jaar stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door haar herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen via sociale media en zich in de nabijheid van haar woning te begeven. Ondanks meerdere waarschuwingen en een gedragsaanwijzing van de officier van justitie, bleef de verdachte contact zoeken met het slachtoffer. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het slachtoffer ook zelf contact had gezocht met de verdachte, maar oordeelde dat dit niet afdeed aan de ernst van de gedragingen van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, maar besloot een deel voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de relatie tussen hem en het slachtoffer. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd, evenals een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840060-18, 05/840081-18 en 05/840246-18 (ttz.gev.)
Datum uitspraak : 17 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsman mr. D.R. Corbeek, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 08 mei 2018 en 03 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/840060-18:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2017 t/m 7 februari 2018 te Arnhem, althans in Nederland,(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die voornoemde [slachtoffer] veelvuldig (honderden keren) te bellen en/of
- telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of de Voicemail in te spreken
van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig (voice)berichten te sturen via WhatsApp en/of Facebook
en/of Facebook Messenger met onder meer de woorden/tekst: "Jij bent gewoon een
kankerhoer, jij met je kanker kinderen, ik ga vastzitten, ik ga helemaal los,
ik hoop dat je kinderen sterven, smerig wijf dat je bent" en/of
- zich te begeven naar en/of zich op te houden bij en/of in de buurt van de
woning van die [slachtoffer] en/of aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer] en/of
- een of meer papiertjes/brieven te zenden aan die [slachtoffer] en/of in de
brievenbus van die [slachtoffer] te doen en/of
- een of meer brieven te zenden aan en/of in de brievenbus van [naam 5] (de
ex-partner van die [slachtoffer] ) en/of in de brievenbus van [naam 6] te doen en/of
- de volgende tekst op datingsite Badoo te plaatsen: " [slachtoffer] blijf
van mijn profiel. Mocht iemand haar lastig willen vallen. Bel haar op [telefoonnummer] ", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een of meer familieleden en/of vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer] te
benaderen en/of die vrienden en/of kennissen (vervolgens) een of meer
berichten (via Facebook Messenger en/of WhatsApp) te sturen over die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2018 tot en met 16 januari 2018 te Arnhem, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- [Naam 1] (zijnde een vriendin van die [slachtoffer] ) een of meer berichten te sturen via Facebook Messenger met onder meer de woorden/tekst: " [slachtoffer] , ik weet niet hoe Facebook werkt, maar ik heb er genoeg van, ik maak je dood" en/of
- [Naam 2] (zijnde een oom van die [slachtoffer] ) een of meer berichten te sturen via Facebook Messenger met onder meer de woorden/tekst: "Als ik vrij kom sloop ik je nichtje" en/of "ik sloop haar als ik vrij kom" en/of "help me, anders ga ik je nichtje wat aan doen als ik vrij kom" en/of "ik ga je nichtje haar kop verbouwen",
althans woorden/tekst van gelijke dreigende aard en/of strekking, van welke bedreigingen die [slachtoffer] kennis heeft genomen (via haar oom en/of haar vriendin en/of de politie);
05/840081-18
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot en met 24 januari 2018 te Arnhem, althans in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 19 januari 2018 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Oost-Nederland, immers heeft verdachte opzettelijk een of meer berichten (via Facebook Messenger) gestuurd naar zijn ex-partner [slachtoffer] (wetende dat hem, verdachte, op 19 januari 2018 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte op geen enkele wijze op zal nemen met die voornoemde [slachtoffer] ).
05/840246-18
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart 2018 tot en met 27 maart 2018 te Arnhem, in ieder geval in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door:
  • op of omstreeks 6 maart 2018 te Arnhem, in ieder geval in Nederland die [slachtoffer] (indirect en/of tegenover en/of via [naam 3] , aspirant van politie (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen: “Ik zal haar ( [slachtoffer] ) niet vermoorden, maar ik sla haar de kop kapot”, en/of
  • op of omstreeks 27 maart 2018 te Arnhem, in ieder geval in Nederland die [slachtoffer] (indirect en/of tegenover en/of via [naam 4] , toezichthouder bij Iriszorg (Reclassering)) dreigend de woorden toe te voegen: “Ik geef haar ( [slachtoffer] ) nog één week om mij te blokkeren op Facebook en anders zoek ik haar op en verbouw haar ik haar kop” en/of “Ik wil dat zij ( [slachtoffer] ) een briefje schrijft dat het over is, anders ga ik haar kop verbouwen”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840060-18 [1]
Feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van 01 juni 2017 tot en met 7 februari 2018 heeft verdachte in Nederland telkens stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig, honderden keren, te bellen en telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] of de voicemail in te spreken van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] veelvuldig voice berichten te sturen via WhatsApp en Facebook en Facebook Messenger met onder meer de tekst “jij bent gewoon een kankerhoer, jij met je kanker kinderen, ik ga vastzitten, ik ga helemaal los, ik hoop dat je kinderen sterven, smerig wijf dat je bent”, en zich te begeven naar en zich op te houden bij en in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer] en meer papiertjes/brieven te zenden aan die [slachtoffer] en in de brievenbus van die [slachtoffer] te doen en brieven te zenden aan en in de brievenbus van [naam 5] (de ex-partner van die [slachtoffer] ) en in de brievenbus van [naam 6] te doen en de volgende tekst op datingsite Badoo te plaatsen: “ [slachtoffer] blijf van mijn profiel. Mocht iemand haar lastig willen vallen. Bel haar op [telefoonnummer] ”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en familieleden en vrienden en kennissen van die [slachtoffer] te benaderen en die vrienden en kennissen vervolgens berichten via Facebook Messenger en WhatsApp te sturen over die [slachtoffer] , met het oogmerk om die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe, kort zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat sprake was van een complexe relatie. Er was een voortdurende situatie van aantrekken en afstoten. Wanneer verdachte vervelend werd was er sprake van afstoten door [slachtoffer] gevolgd door het weer in toenemende mate toestaan van contact en het weer hebben van een seksuele relatie. [slachtoffer] heeft zelf aangegeven onduidelijk te zijn geweest richting verdachte door verdachte niet kenbaar te maken dat zij niets meer wilde met verdachte. [slachtoffer] erkent dat ook zij een rol in alles had. Door een en ander werd verdachte een speelbal, had geen rust en wist niet waar hij aan toe was. Dit gegeven alleen maakt een en ander zo diffuus dat een strafrechtelijke veroordeling al niet meer op zijn plaats is. Nadat aan verdachte in december 2017 door de politie een stalkingsbrief was uitgereikt is het [slachtoffer] zelf geweest die eind december contact zocht met verdachte door hem te bellen. Zij deed dat bewust met een anonieme simkaart om een en ander voor de politie verborgen te houden. Toen verdachte dan kort daarna zelf contact opnam werd hij weer geblokt door [slachtoffer] waarna verdachte zichzelf weer verloor met alle gevolgen van dien. Gelet op het wederkerige kan niet gezegd worden dat sprake is van belaging. Ook kan niet gesteld worden dat gedurende de gehele tenlastegelegde periode sprake is geweest van het wederrechtelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat de handelingen zoals in de tenlastelegging zijn genoemd door hem zijn gepleegd. Verdachte deed dat om [slachtoffer] te ergeren. Ook verklaart verdachte nadat hij belagingsbrieven had ontvangen, wel even gestopt te zijn met het zoeken van contact, maar kort daarna toch door te zijn gegaan met het lastig vallen van [slachtoffer] . Verdachte verklaart daarover dat hij uit de mond van [slachtoffer] zelf wilde horen dat het voorbij was. [3]
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook het bestanddeel “wederrechtelijk” bewezen is. Verdachte erkent dat hij de in de tenlastelegging genoemde gedragingen opzettelijk heeft gepleegd om [slachtoffer] te dwingen iets te doen, namelijk dat zij zelf tegen hem zou zeggen dat het voorbij was. Omdat het bestanddeel opzet na het bestanddeel wederrechtelijk is geplaatst, hoeft het opzet van de dader niet gericht te zijn op de wederrechtelijkheid van die inbreuk. Volgens de Memorie van Toelichting geeft het bestanddeel wederrechtelijk aan dat de dader zonder eigen, door het stellige recht erkend, subjectief belang handelt. [4] De door verdachte gepleegde handelingen worden niet door het stellige recht erkend. De mogelijke stelling dat verdachte een eigen subjectief belang had bij zijn handelen, te weten “hij wilde van [slachtoffer] horen dat het voorbij was”, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een door de wetgever bedoeld subjectief belang.
Dat [slachtoffer] , zoals door de verdediging aangevoerd, ook zelf, tegen het advies van de politie in, contact heeft opgenomen met verdachte staat vast. Ook staat vast dat er in de tenlastegelegde periode momenten zijn geweest dat van belaging geen sprake was en [slachtoffer] en verdachte een kennelijk normale omgang hadden. Daar staat echter tegenover dat verdachte tot drie maal toe een belagingsbrief van [slachtoffer] heeft ontvangen en ondanks het ontvangen van deze brieven, waarin [slachtoffer] verdachte duidelijk maakte geen contact te wensen, is doorgegaan met het tegen haar wil in benaderen van [slachtoffer] . Verdachte erkent dat hij de belagingsbrieven die [slachtoffer] in juli en november 2017 heeft verzonden heeft ontvangen. Ook erkent verdachte dat hij de door de politie uitgereikte belagingsbrief d.d. 23 december 2017 heeft ontvangen. Maar ook nadat verdachte een gedragsaanwijzing was uitgereikt op 19 januari 2018, waarin het verdachte was verboden contact op te nemen met [slachtoffer] , heeft verdachte toch telkens weer zelf contact opgenomen met [slachtoffer] . [5] Vaststaat dat verdachte telkens na het ontvangen van die brieven en gedragsaanwijzing, ongewenst contact heeft opgenomen met [slachtoffer] . Voor de bewezenverklaring van het strafbare feit belaging is niet vereist dat verdachte geweten moet hebben dat [slachtoffer] een en ander als onrechtmatig heeft ervaren en zijn handelen een inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
Dat, zoals de verdediging stelt geen sprake is geweest van het gedurende de gehele tenlastegelegde periode stalken door verdachte van [slachtoffer] alsmede de omstandigheid dat ook [slachtoffer] wel eens het initiatief nam en contact zocht met verdachte wordt door [slachtoffer] erkend maar dit maakt niet dat daarmee gedurende de tenlastegelegde periode geen inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank zal daar bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee houden.
Feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pag. 37 e.v.);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2018.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840081-18 [6]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- een aan verdachte uitgereikte gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (pag. 0007);
- het proces-verbaal van bevindingen (pag. 0003);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2018.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840246-18
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe, kort zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte had geen opzet om [slachtoffer] te bedreigen. Ook van voorwaardelijk opzet op het bedreigen van [slachtoffer] is geen sprake, aldus de verdediging. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis werd verdachte geconfronteerd met berichten van hem op Facebook. Hij neemt op 6 maart 2018 contact op met de politie met de vraag of zij [slachtoffer] willen informeren daarmee te stoppen. Verdachte vraagt hulp maar krijgt nul op zijn rekest. In de kennelijk emotionele reactie daarna uit hij de woorden zoals in de tenlastelegging opgenomen.
Wanneer verdachte in het kader van de schorsingsvoorwaarden op 27 maart 2018 in gesprek is met de reclassering, in de persoon van [naam 4] , uit verdachte tegenover haar de woorden zoals in het tweede deel van de tenlastelegging is opgenomen. Verdachte heeft deze woorden geuit binnen een vertrouwelijk kader, immers één van de opgelegde schorsingsvoorwaarden was dat hij moest meewerken aan begeleiding door de reclassering. Verdachte heeft er op het moment dat hij die uitlatingen deed niet bij stilgestaan dat deze uitlatingen bij [slachtoffer] terecht zouden komen.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Daarbij komt ook dat de rechtbank de overtuiging heeft dat het niet de bedoeling van verdachte is geweest dat deze bedreiging bij [slachtoffer] terecht kwam, immers, juist om zich aan de voorwaarden te houden geen contact op te nemen met [slachtoffer] heeft hij voor zijn hulpvraag contact opgenomen met de politie. Bovendien, de opzet, ook in voorwaardelijke zin, kan, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen worden.
De door verdachte indirect geuite bedreiging d.d. 27 maart 2018 richting [slachtoffer] is op 27 maart 2018 bij [slachtoffer] terecht gekomen nadat [naam 4] , ten overstaan van wie verdachte die bedreiging uitte, telefonisch [slachtoffer] van deze bedreiging in kennis heeft gesteld. [slachtoffer] heeft naar aanleiding van die mededeling op 28 maart 2018 aangifte gedaan van bedreiging.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde een redelijke vrees kon ontstaan dat zij ernstig zou worden mishandeld. Dat de bedreiging bij de bedreigde terecht is gekomen staat vast en dat de bedreigde zich bedreigd heeft gevoeld kan eveneens, gelet op de aangifte van [slachtoffer] worden vastgesteld.
De rechtbank is echter ook voor wat betreft deze bedreiging van oordeel dat het opzet van verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, op genoemde aspecten gericht is geweest en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte was in het kader van de schorsingsvoorwaarden verplicht contact te hebben met de reclassering. Wanneer verdachte dan in gesprek is met de reclassering, een naar het oordeel van de rechtbank vertrouwelijk gesprek tussen [naam 4] , reclasseringswerker en verdachte in het kader van de hulpverlening over [slachtoffer] , de woorden uit zoals in de tenlastelegging omschreven, dan had verdachte erop mogen vertrouwen dat deze uitspraken, net zoals al het overige wat hij verklaart, binnen het vertrouwelijk kader van die hulpverlening blijft.
Als reclasseringswerker had [naam 4] , nadat verdachte die bedreigingen had geuit, moeten weten dat er ook andere wegen zijn om melding te maken van dat wat zij gehoord had van verdachte. Zij had een en ander kunnen terugkoppelen naar haar opdrachtgever, de officier van justitie of een en ander melden bij de politie. Door echter rechtstreeks contact op te nemen met [slachtoffer] heeft [naam 4] naar het oordeel van de rechtbank een op dat moment te impulsieve beslissing genomen, welke beslissing verdachte niet verweten kan worden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook voor wat betreft deze bedreiging het opzet, ook in voorwaardelijke zin niet bewezen kan worden zodat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/840060-18 en het feit onder parketnummer 05/840081-18 heeft begaan, waarbij de rechtbank in de laatste regel van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840081-18 tussen de woorden “wijze” en “op” inleest het woord “contact”, nu de steller van de tenlastelegging, zoals ook uit de gedragsaanwijzing blijkt, evident bedoelt dat verdachte geen contact opneemt met [slachtoffer] , door welke inlezing verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad, te weten dat:
Parketnummer 05/840060-18:
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 01 juni 2017 t/m 7 februari 2018
te Arnhem, althansin Nederland,
(telkens
)wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die voornoemde [slachtoffer] veelvuldig (honderden keren) te bellen en
/of
- telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en
/ofde Voicemail in te spreken
van die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] veelvuldig (voice)berichten te sturen via WhatsApp en
/ofFacebook
en
/ofFacebook Messenger met onder meer de
woorden/tekst: "Jij bent gewoon een
kankerhoer, jij met je kanker kinderen, ik ga vastzitten, ik ga helemaal los,
ik hoop dat je kinderen sterven, smerig wijf dat je bent" en
/of
- zich te begeven naar en
/ofzich op te houden bij en
/ofin de buurt van de
woning van die [slachtoffer] en
/ofaan te bellen bij de woning van die [slachtoffer] en
/of
- een of meer papiertjes/brieven te zenden aan die [slachtoffer] en
/ofin de
brievenbus van die [slachtoffer] te doen en
/of
- een of meer brieven te zenden aan en/of in de brievenbus van [naam 5] (de
ex-partner van die [slachtoffer] ) en
/ofin de brievenbus van [naam 6] te doen en
/of
- de volgende tekst op datingsite Badoo te plaatsen: " [slachtoffer] blijf
van mijn profiel. Mocht iemand haar lastig willen vallen. Bel haar op [telefoonnummer] ", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
-
een of meerfamilieleden en
/ofvrienden en
/ofkennissen van die [slachtoffer] te
benaderen en
/ofdie vrienden en
/ofkennissen
(vervolgens
) een of meer
berichten
(via Facebook Messenger en
/ofWhatsApp
)te sturen over die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen,
niet te doen,
te duldenen
/ofvrees aan te jagen;
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 januari 2018 tot en met 16 januari 2018 te Arnhem,
althans in Nederland, (telkens)[slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of metzware mishandeling, door
-
[Naam 1] (zijnde een vriendin van die [slachtoffer] ) een of meer berichten te sturen via Facebook Messenger met onder meer de woorden/tekst: " [slachtoffer] , ik weet niet hoe Facebook werkt, maar ik heb er genoeg van, ik maak je dood" en/of
- [Naam 2] (zijnde een oom van die [slachtoffer] ) een
of meerbericht
ente sturen via Facebook Messenger met onder meer de
woorden/tekst: "Als ik vrij kom sloop ik je nichtje" en
/of"ik sloop haar als ik vrij kom" en
/of"help me, anders ga ik je nichtje wat aan doen als ik vrij kom" en
/of"ik ga je nichtje haar kop verbouwen",
althans woorden/tekst van gelijke dreigende aard en/of strekking,van welke bedreigingen die [slachtoffer] kennis heeft genomen
(via haar oom
en/of haar vriendin en/of de politie);
05/840081-18
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 19 januari 2018 tot en met 24 januari 2018 te Arnhem,
althans in Nederlandopzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 19 januari 2018 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Oost-Nederland, immers heeft verdachte opzettelijk een of meer berichten
(via Facebook Messenger
)gestuurd naar
zijn ex-partner[slachtoffer]
(wetende dat hem, verdachte, op 19 januari 2018 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte op geen enkele wijze contact op zal nemen met die voornoemde [slachtoffer] ).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840060-18:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met zware mishandeling
ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840081-18:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafvordering.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 175 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarde zoals geformuleerd door de reclassering Nederland;
  • de vrijheid beperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij aan verdachte wordt opgelegd een contactverbod met [slachtoffer] alsmede een locatieverbod voor de [straatnaam] ;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheid beperkende maatregel op grond van artikel 38v, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, gelet op de bewezenverklaring zoals die volgens de verdediging kan worden uitgesproken, dat een gevangenisstraf gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis voldoende is. Indien de rechtbank van oordeel is dat er naast deze straf een voorwaardelijk deel opgelegd moet worden om bijzondere voorwaarden op te leggen dan is de maatregel zoals geëist door de officier van justitie niet nodig.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 april 2018;
- meerdere voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland / IrisZorg d.d. 19 januari 2018, 25 januari 2018, 14 februari 2018, 22 maart 2018, 29 maart 2018, 9 mei 2018, 8 mei 2018 en 14 juni 2018;
- een psychologisch rapport d.d. 11 juni 2018.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich in de periode 1 juni 2017 tot en met 7 februari 2018 schuldig gemaakt aan belaging. In genoemde periode heeft het slachtoffer [slachtoffer] veelvuldig op verschillende manieren benaderd om haar te dwingen iets te doen. Daarbij heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verdachte drie belagingsbrieven doen toekomen en telkens is hij doorgegaan met haar benaderen.
Zelfs nadat verdachte was aangehouden en met een gedragsaanwijzing vanwege de officier van justitie is heengezonden, heeft verdachte contact opgenomen met het slachtoffer.
Op zich is de rechtbank van oordeel dat voor feiten als de onderhavige een forse, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank komt echter tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank verdachte van een deel van de tenlastegelegde feiten zal vrijspreken alsmede omdat geen sprake is geweest van het gedurende de gehele bewezenverklaarde periode stalken van het slachtoffer maar dat er momenten waren dat het slachtoffer en verdachte een kennelijk voor hen normale omgang hadden. Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee, zonder dat dit de strafwaardigheid van verdachtes handeling aantast, dat het slachtoffer ook zelf, tegen het uitdrukkelijk advies van de politie in, contact heeft opgenomen met verdachte.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen zoals in het rapport van de reclassering zijn voorgesteld. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan die voorwaarden te houden en mee te werken aan een ambulante behandeling.
De vordering van de officier van justitie strekkende tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank niet volgen. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] in de vorm van een op te leggen bijzondere voorwaarde voldoende waarborgen biedt dat verdachte zich aan die voorwaarde zal houden, te meer nu sinds het laatste contact tussen het slachtoffer en verdachte er geen berichten zijn ontvangen dat verdachte getracht heeft contact op te nemen met het slachtoffer.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 2,624,35.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 2.624,35 toe te wijzen, met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2017, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderbouwing van de geclaimde materiële schade niet leesbaar is, reden om de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren nu de verdediging zich niet kan uitlaten omtrent die vordering.
Omdat de benadeelde partij zelf een groot aandeel heeft gehad in de ontstane schade alsmede dat ook de benadeelde partij veelvuldig contact heeft gezocht met verdachte is de verdediging van oordeel dat de vordering in voor wat betreft de immateriële schade primair dient te worden afgewezen en subsidiair niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 250,00 immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Voor wat betreft het meerdere van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat de benadeelde een eigen aandeel heeft gehad in de contacten tussen haar en verdachte juist op de momenten dat het verdachte verboden was contact met haar te hebben. Omdat de mate van contact zijdens de benadeelde tegenover de contacten van verdachte niet is vast te stellen is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 250,00 als redelijk kan worden aangenomen. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Voor wat betreft het materiële deel van de vordering is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de onderbouwing van de gevorderde schade onleesbaar is. De benadeelde partij zal dan ook voor wat betreft het materiele deel van de schade eveneens niet ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 juni 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 55, 57, 184b en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840246-18 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft
begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 148 (éénhonderdachtenveertig) dagen;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot negentig (90) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen 5 (vijf) dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland / Iriszorg, [adres 2] of op telefoonnummer [X] en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de forensische verslavingszorg, , en een ambulante behandeling zal ondergaan bij [instelling] op tijden en plaatsen als door of namens die instellingen aan te geven teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik en/of psychische problematiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die aan de veroordeelde in het kader van die behandeling(en) door of namens de behandelaar(s) zullen worden gegeven;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , [straatnaam] , zolang de reclassering / Iriszorg die noodzakelijk acht;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de
naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve
daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten vermeld op de tenlastelegging onder parketnummer 05/840060-18 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] , van een bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij[slachtoffer] voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Basisteam Arnhem-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017331990, gesloten op 1 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Processen-verbaal van aangifte, telkens inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (pag. 20 e.v.; pag. 31 e.v.; pag. 34 e.v.; pag. 37 e.v.; pag. 39 e.v.) alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018; een klacht met uitdrukkelijk verzoek verdachte te vervolgen (pag. 43 e.v.).
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018;
4.Kamerstukken II 1997/98, 25768,5 p.15);
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018;
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018037175, gesloten op 25 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.