ECLI:NL:RBGEL:2018:326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
05/880233-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken van geldautomaat bij Rabobank in Didam met explosieven

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Amsterdam, die werd beschuldigd van het plegen van een plofkraak op een geldautomaat van de Rabobank in Didam op 26 januari 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met mededaders, opzettelijk een explosief heeft aangebracht in de geldautomaat, met als doel geld te stelen. De ontploffing leidde tot aanzienlijke schade aan het bankgebouw en stelde de bewoners van de bovenliggende appartementen bloot aan levensgevaar. De verdachte werd geconfronteerd met meerdere aanklachten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, poging tot diefstal en het opzettelijk vernielen van een gebouw. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de plofkraak, onder andere door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende opzet en stelde dat hij zich niets kon herinneren van de gebeurtenissen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn betrokkenheid bij de plofkraak vaststond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de Rabobank voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/880233-17 en VI nummer 99-000111-21
Datum uitspraak : 25 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op 7 mei 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein te Nieuwegein.
Raadsman: mr. W.R Jonk, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 mei 2017, 21 augustus 2017, 16 november 2017 en 11 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in of op een geldautomaat, welke zich bevond in een gebouw toebehorend aan Rabobank, toen aldaar
opzettelijk één of meerdere explosieven aangebracht en/of (vervolgens) voornoemd explosief of voornoemde explosieven tot ontploffing gebracht en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten voornoemde geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of voor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
2.
hij, op of omstreeks 26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een kluis van) een geldautomaat van de Rabobank weg te nemen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (met dat opzet) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of op een geldautomaat, welke zich bevond in een gebouw van de
Rabobank, opzettelijk één of meerdere explosieven heeft aangebracht en/of (vervolgens) voornoemd explosief of voornoemde explosieven tot ontploffing heeft gebracht en/of laten brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op of omstreeks 26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gebouw of een getimmerte, te weten een bank toebehorend aan Rabobank, opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in of op een geldautomaat, welke zich bevond in voornoemd gebouw, toen aldaar opzettelijk één of meerdere explosieven aangebracht en/of (vervolgens) voornoemd explosief of voornoemde explosieven tot ontploffing gebracht en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten voornoemde
geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of voor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen, en/of levensgevaar voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle hem ten laste gelegde feiten. Zij acht bewezen dat verdachte en zijn mededaders in de nachtelijke uren een explosief in een geldautomaat tot ontploffing hebben gebracht om toegang te krijgen tot het geld in die geldautomaat. Door de ontploffing is het gebouw zwaar beschadigd geraakt en was er een enorme gevaarzetting voor de bewoners die in de bovenwoningen van hetzelfde gebouw lagen te slapen. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat vast staat dat verdachte op het moment dat de Rabobank door een ontploffing vernield werd ter plaatse is geweest. Verdachte kan zich echter als gevolg van de klap van de ontploffing niets van het gebeurde herinneren. Ook van de gebeurtenissen daaraan voorafgaand kan hij zich niets herinneren. Het is niet aannemelijk, laat staan dat bewezen kan worden, dat verdachte doelbewust de ontploffing heeft veroorzaakt waarbij hijzelf gewond is geraakt. Verdachte beoogde een ontploffing op een later moment, die echter niet heeft plaatsgevonden. Van doelopzet is dus geen sprake. Evenmin is er sprake van voorwaardelijk opzet. Het dossier geeft een beeld van een explosief dat per ongeluk is afgegaan. Verdachte heeft dus geen opzet gehad, zodat er vrijspraak dient te volgen voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde opzetdelicten. Bovendien kan uit het dossier niet worden afgeleid dat zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was. Aanwezige bewoners zijn uit voorzorg geëvacueerd.
Tot slot staat niet vast dat sprake was van mededaders, zodat vrijspraak dient te volgen van het medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 januari 2017 omstreeks 03.09 uur ontving de politiemeldkamer een melding van een gasalarm bij de Rabobank, gevestigd aan de Wilhelminastraat 35 te Didam. De medewerker van de meldkamer gaf door dat er mogelijk een plofkraak had plaatsgevonden. De ter plaatse gekomen politieambtenaren constateerden dat er daadwerkelijk een plofkraak had plaatsgevonden op de geldautomaat van de Rabobank. [2] Vervolgens zijn de bewoners die woonachtig waren boven de Rabobank gewekt en uit veiligheidsoverwegingen uit hun woning gehaald. Daarna is besloten om ook de bewoners van de omliggende panden in de omgeving te evacueren. [3]
Het bankgebouw is een complex met drie verdiepingen. Op de eerste verdieping bevinden zich kantoorpanden en op de tweede verdieping bewoonde appartementen. De twee geldautomaten bevinden zich in een voor het publiek toegankelijke ruimte en zijn voorzien van deuren die vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week toegankelijk zijn. In de gelduitgifteruimte werd een stalen plaat met daaraan een bevestigd een stang aangetroffen. Deze wordt als een zogenaamde pizzaschuif aangeduid. Buiten op de vloer waren veel sporen van schoenen en banden zichtbaar. Ook waren er bandsporen zichtbaar van een personenauto richting de schuifdeuren en weer terug en bloedspatten onder de bandensporen. Er was dus over bloed heengereden. Buiten stonden ook twee accu’s met daaraan elektriciteitskabels die naar binnen liepen, in de richting van de geldautomaten. De ombouw en het bedieningspaneel van één van de geldautomaten ontbrak. In deze geldautomaat werden resten aangetroffen van een stalen plaat, welke qua grootte, vorm en laswerk overeen kwam met de op de grond aangetroffen pizzaschuif. In de gelduitgifteruimte lagen verschillende materialen, zoals kleding, gereedschappen en bouwmaterialen. [4]
In het bankgebouw werd op verschillende plekken kunststof, houten en metalen fragmenten over de vloer verspreid aangetroffen. Vijf ramen en glas lagen op de grond en het plafond van het voorportaal moest worden gestut om te voorkomen dat deze zou inzakken/instorten. Het glas in de schuifdeuren was gebarsten en beschadigd. Op de sluitklep van de geldautomaat die op de grond is aangetroffen zaten krassen die duiden op wrikken dan wel steken met een steekvoorwerp. [5] De glazen tussenwand tussen en het bankkantoor en de gelduitgifteruimte lag op de vloer. [6]
Er is door de Explosieve Opruimings Dienst een nog niet geëxplodeerd object op de grond bij de tweede geldautomaat aangetroffen. [7]
[naam 1] , servicemanager van de Rabobank te Didam, gemeente Montferland. heeft verklaard dat de twee geldautomaten onherstelbaar zijn vernield. [8] Er is door de daders van de plofkraak geen buit gemaakt. [9]
Er is een proces-verbaal opgemaakt over de werking van een pizzaschuif. Daaruit blijkt dat de gelduitgifteklep van een geldautomaat geforceerd moet worden om deze in de geldautomaat te kunnen brengen. Via die opening wordt de pizzaschuif in de kluis van de geldautomaat gebracht en tot ontploffing gebracht, waardoor er toegang tot de inhoud komt. [10] De in de gelduitgifte ruimte aangetroffen pizzaschuif bleek een explosief mengsel van kaliumperchloraat en metaalpoeder te bevatten, ook wel bekend onder de naam flitspoeder. Dit kan ontstoken worden met een staafbougieplug. [11]
Er zijn bloedsporen in het bankgebouw aangetroffen. [12] Deze sporen zijn vergeleken met het DNA-profiel van verdachte. De uitkomst van het onderzoek is dat het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte en dat de kans dat een match optreedt met een willekeurig ander persoon kleiner is dan één op één miljard. [13] De rechtbank concludeert op basis van dit rapport dat het aangetroffen DNA-profiel van verdachte is.
Op 26 januari 2017 heeft een arts van de Intensive Care van het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede melding gemaakt van het feit dat in de nacht van woensdag op donderdag een patiënt zwaargewond, met ernstig letsel aan zijn arm, is binnengekomen. [14] Uit de camerabeelden van het ziekenhuis volgt dat deze man is binnengebracht door een onbekende vrouw, die direct daarna het ziekenhuis weer verlaat. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij de man is die die nacht het ziekenhuis binnen is gebracht. [16] [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft verklaard dat zij de vrouw is die op de beelden is te zien. [17]
[naam 2] heeft verklaard dat zij woonachtig te Didam is en dat op 25 januari 2017, rond 22.00 /23.00 uur [medeverdachte] bij haar kwam.
Vervolgens kwamen er omstreeks 23.30 uur nog twee andere mannen. [18] [naam 2] is vervolgens naar bed gegaan. [medeverdachte] en de twee mannen waren toen nog in de woonkamer Omstreeks 03:15/03:30 uur werd zij wakker gemaakt door [medeverdachte] . Hij zei dat iemand gewond was en naar het ziekenhuis moest. Zij heeft die jongen gebracht. [19] Toen ze terug kwam van het ziekenhuis, stond [medeverdachte] alle rotzooi op te ruimen. Alle kleren die ze aan hadden, de schoenen, drinkflesjes, alles wat ze maar hadden aangeraakt, had [medeverdachte] in een bad met schoonmaakmiddelen gestopt. Daarna stopte hij alles in vuilniszakken en die vuilniszakken heeft [naam 2] weggegooid. [20] De dag erna stonden er twee mannen voor haar deur, van wie ze één kende van de avond daarvoor. De mannen vroegen of ze alles goed had schoongemaakt en zeiden dat ze deuren nog goed moest afpoetsen. [21]
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat in de nacht van 26 januari 2017 een ontploffing is teweeggebracht bij de geldautomaten van de Rabobank in Didam met als doel geld uit die automaten te verkrijgen. Hierbij zijn het bankgebouw en de automaten vernield. Gelet op het aangetroffen bloedspoor en het DNA-profiel staat vast dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Gegeven het feit dat verdachte in Amsterdam woont en naar eigen zeggen niemand in Didam kent en geen redenen heeft om in Didam aanwezig te zijn, acht de rechtbank uitgesloten dat verdachte per ongeluk, bijvoorbeeld als toevallige voorbijganger, gewond is geraakt bij de door anderen uitgevoerde plofkraak. Verdachte heeft de plofkraak veroorzaakt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat de ontploffing heeft plaatsgevonden met behulp van een zogenaamde pizzaschuif die op het moment van ontploffing met dat doel in de geldautomaat was geschoven. Dat daarbij de ontploffing wellicht enkele seconden te vroeg is geweest of dat iets anders heeft plaatsgevonden waardoor verdachte gewond is geraakt, de precieze oorzaak van de verwondingen is immers onbekend, betekent nog niet dat verdachte geen opzet heeft gehad op het teweegbrengen van de ontploffing en de daarmee gepaard gaande vernielingen. De opzet van verdachte was erop gericht om de geldautomaten met behulp van de pizzaschuif tot ontploffing te brengen, en dat is precies wat er is gebeurd.
Gevaar voor letsel of levensgevaar
De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de bewoners van bovenliggende woningen. Op de verdieping boven de kantoorpanden boven de geldautomaat die tot ontploffing is gebracht, waren mensen aanwezig. Deze mensen sliepen ten tijde van de ontploffing, wat hen ook volstrekt weerloos maakte tegenover instortingen en brand, die na een ontploffing kan uitbreken. Uit de aangetroffen situatie na de ontploffing kan worden afgeleid dat de ontploffing met een aanzienlijke kracht is geweest. Dergelijke krachtige ontploffingen brengen gevaar voor de stabiliteit van het gebouw en het risico op brand met zich. Dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar door brand en instorting voor de bewoners die zich in hetzelfde gebouw bevinden is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
Medeplegen
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er veel goederen in de gelduitgifteruimte zijn aangetroffen. Zo lag er nog een pizzaschuif met een explosieve lading op de grond in de gelduitgifteruimte, kennelijk bedoeld voor de tweede geldautomaat die zich daar bevond. Buiten het gebouw stonden twee accu’s met daaraan verbonden elektriciteitskabels, die waren uitgelegd naar de gelduitgifteruimte. In de gelduitgifteruimte zijn verder twee zwarte tassen, kleding, gereedschappen en bouwmaterialen aangetroffen. Verder waren er buiten op de vloer veel sporen zichtbaar van schoenen en banden en waren er bandensporen zichtbaar van een personenauto richting de schuifdeuren en weer terug. De rechtbank leidt uit de hoeveelheid aangetroffen goederen en de vele voet- en bandensporen af dat er meerdere personen bezig zijn geweest om de in de gelduitgifteruimte aangetroffen goederen daar heen te brengen.
Uit de verklaring van [naam 2] leidt de rechtbank eveneens af dat er meerdere personen bij de plofkraak betrokken zijn geweest. [naam 2] heeft verklaard dat er kort voor het tijdstip van het plegen van de plofkraak meerdere personen, waaronder verdachte, zich in haar woning hebben opgehouden. Ook heeft zij verklaard dat in die nacht vrij kort na de gepleegde plofkraak vijf mannen in haar woning zijn geweest en dat twee ervan, waaronder verdachte, in ieder geval eerder die avond in haar woning waren geweest.
Uit al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte en meerdere onbekend gebleven medeverdachten een gezamenlijk plan hebben gehad om de plofkraak te plegen, dat bewust en nauw is samengewerkt en dat het plan ook gezamenlijk ten uitvoer is gebracht.
De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
of omstreeks26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofeen of meer van zijn mededader(s) in
of opeen geldautomaat, welke zich bevond in een gebouw toebehorend aan Rabobank, toen aldaar
opzettelijk één
of meerdere explosiefvenexplosief aangebracht en
/of (vervolgens
)voornoemd explosief
of voornoemde explosieventot ontploffing gebracht
en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
(een)goed
(eren
), te weten voornoemde geldautomaat en
/ofhet gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en
/ofde in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en
/ofvoor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen, en
/oflevensgevaar en/
ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (
toevallige) voorbijgangers en/oféén of meer bewoner(s) van bovenliggende
en/of omliggendewoning(en) te duchten was;
2.
hij, op
of omstreeks26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit (een kluis van) een geldautomaat van de Rabobank weg te nemen een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan Rabobank,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ofdat weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking,
(met dat opzet
)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,in
of opeen geldautomaat, welke zich bevond in een gebouw van de
Rabobank, opzettelijk één
of meerdere explosievenexplosief heeft aangebracht en
/of (vervolgens
)voornoemd explosief
of voornoemde explosieventot ontploffing heeft gebracht
en/of laten brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op
of omstreeks26 januari 2017 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een gebouw
of een getimmerte, te weten een bank toebehorend aan Rabobank, opzettelijk heeft vernield
of beschadigd, immers
heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in
of opeen geldautomaat, welke zich bevond in voornoemd gebouw, toen aldaar opzettelijk één
of meerdere explosievenexplosief aangebracht en
/of (vervolgens
)voornoemd explosief
of voornoemde explosieventot ontploffing gebracht
en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
(een)goed
(eren
), te weten voornoemde geldautomaat en
/ofhet gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en
/ofde in voornoemd gebouw aanwezige inventaris
en/of voor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen,en
/oflevensgevaar voor
(toevallige) voorbijgangers en/of één of meerbewoner(s) van bovenliggende
en/of omliggendewoning(en) te duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, begaan door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zeer ernstige feiten heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders hebben zonder kennis en kunde een explosief in een geldautomaat in een bankgebouw tot ontploffing gebracht, enkel om in korte tijd veel geld buit te kunnen maken. Er is daardoor veel schade aan het bankgebouw en de inventaris daarvan toegebracht. Bovendien hebben zij daarmee ook het risico genomen dat bewoners van de appartementen boven het bankgebouw en toevallige passanten daarbij gewond konden raken. Voorts heeft de officier van justitie bij haar eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen voor het plegen van gekwalificeerde diefstallen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten subsidiair verzocht om bij bewezenverklaring een straf op te leggen die niet hoger is dan het reeds ondergane voorarrest. Verwijzend naar in zijn ogen min of meer vergelijkbare uitspraken heeft de raadsman aangevoerd dat de strafeis erg hoog is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zogeheten plofkraak, en daarmee aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van vermogenscriminaliteit. Zij zijn een bankgebouw binnen gegaan en hebben daar een geldautomaat tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing van de geldautomaat is grote schade ontstaan aan de automaat zelf en aan het gebouw. Daarnaast had er levensgevaarlijk letsel kunnen worden toegebracht aan de personen die boven de bank wonen en ook aan toevallige voorbijgangers. De brutale wijze waarop met grof geweld gepoogd werd een geldautomaat te kraken en leeg te roven is schokkend en veroorzaakt sterke gevoelens van onmacht en onveiligheid in de maatschappij en met name bij de omwonenden. Verdachte en zijn mededaders hebben zich echter uitsluitend om hun eigen gewin bekommerd. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
Uit alle omstandigheden leidt de rechtbank af dat het ook de bedoeling is geweest om een explosief in de tweede geldautomaat te plaatsen en tot ontploffing te brengen. Als dat was gelukt, was de ravage waarschijnlijk helemaal niet meer te overzien geweest.
De rechtbank houdt daarnaast ten nadele van verdachte rekening met zijn documentatie. Verdachte is ondanks zijn relatief jonge leeftijd al twee keer eerder tot forse gevangenisstraffen veroordeeld voor het plegen van gekwalificeerde diefstallen. Verdachte was op het moment dat hij de thans bewezenverklaarde feiten pleegde nog maar kort op vrije voeten.
Alle omstandigheden bezien vindt de rechtbank de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal dus een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een lagere straf zou naar het oordeel geen recht doen aan de ernst van het feit en het gevaar voor omwonenden bij dergelijke feiten. Dat verdachte zelf zwaargewond is geraakt en blijvend letsel heeft, maakt dat niet anders. Wie zich schuldig maakt aan dit soort gevaarlijke feiten, loopt nu eenmaal het risico dat het mis gaat en dient de gevolgen van het nemen van dit risico zelf te dragen.
Gelet op de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte opgelegd gaat worden ziet de rechtbank geen reden de voorlopig hechtenis op te heffen dan wel te schorsen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Coöperatieve Rabobank UA heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 138.691,45 (inclusief BTW).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de door de benadeelde partij verzochte schadevergoeding geheel toe te wijzen. Tevens heeft zij verzocht om vermeerdering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met een toelichting als vermeld in de pleitnotitie, verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is niet eenvoudig van aard te noemen en de behandeling daarvan is een onevenredige belasting voor het strafgeding. Subsidiair heeft de raadsman de diverse posten betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag, exclusief BTW, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De ten aanzien van de posten 1 tot en met 9 overgelegde facturen in verband met de levering van twee nieuwe geldautomaten, herstelwerkzaamheden, coördinator plofkraak en bestickering geldautomaat en glaswand acht de rechtbank voldoende duidelijk. De vordering is derhalve voor dat deel voor toewijzing vatbaar, namelijk tot een bedrag van € 114.621,03. Dat uit de stukken niet blijkt of de Rabobank een opstalverzekering voor het pand had afgesloten, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De benadeelde partij is immers niet verplicht om schadevergoeding bij zijn verzekering te vorderen. Dat de facturen op naam van de Rabobank Arnhem e.o. staan, en de schade wordt gevorderd door de Coöperatieve Rabobank UA te Amsterdam, leidt de rechtbank op grond van de zijdens de benadeelde partij ter zitting gegeven toelichting evenmin tot een ander oordeel.
Wat betreft de gevorderde BTW zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De gemachtigde heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat de benadeelde als coöperatie beperkt recht heeft op verrekening van BTW. Zij kan echter niet aangeven voor welke van de bijgevoegde facturen dit geldt.
De behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 januari 2017.
7b. De beoordeling van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij de stukken bevindt zich een vordering herroeping van de voorwaardelijke
invrijheidstelling (vi-zaaknummer 99-000111-21). Verdachte is op 2 mei 2013 bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 10 maanden. Over deze straf is per 17 mei 2015 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, met als werkelijke einddatum van detentie 20 augustus 2015. De duur van de v.i.-periode bedraagt 709 dagen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte zich niet aan de algemene voorwaarde heeft gehouden.
De raadsman heeft verzocht de herroeping te beperken tot een gedeelte van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling op grond van de algemene voorwaarde toegewezen dient te worden nu de veroordeelde ten tijde van de proeftijd opnieuw een soortgelijk strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering niet toe te wijzen of de v.i. slechts gedeeltelijk te herroepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 47, 57, 157, 170, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
• beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank UA.
De rechtbank:
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij Coöperatieve Rabobank UA, van een bedrag van
€ 114.621,03(éénhonderd veertienduizend zeshonderdéénentwintig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij Coöperatieve Rabobank UA voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
Coöperatieve Rabobank UA, een bedrag
te betalen van € 114.621,03(éénhonderd veertienduizend zeshonderdéénentwintig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
365 dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-nummer 99-000111-21)
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
709 (zevenhonderd en negen) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2018.
Mr. Noordraven is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door Dienst regionale recherche Oost Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ZD01, gesloten op 25 juli 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Stamproces-verbaal, p. 010002
3.Stamproces-verbaal, p. 010003
4.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 010042-010045
5.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 010079-010083
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 010045
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 010042
8.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] namens Rabobank Didam, p. 010156
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010159
10.Proces-verbaal, p. 010052
11.Rapport van het NFI, p. 010075
12.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 010079-010087
13.Rapport van het NFI, p. 010075
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010160
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010170
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting 11 januari 2018
17.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , p. 010319
18.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , p. 010338-010339
19.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , p. 010338-010353
20.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , p. 010382
21.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , p. 010384