ECLI:NL:RBGEL:2018:3390

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
05/760115-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld voor hennepteelt, diefstal van stroom en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Maassluis, werd op 8 december 2015 betrapt op het hebben van 258 hennepplanten in zijn woning. De hennepkwekerij werd ontdekt tijdens een politieonderzoek, waarbij ook illegale stroomafname werd vastgesteld. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de hennepkwekerij en stelde dat hij de woning had verhuurd aan een persoon genaamd [naam 1], van wie later bleek dat deze niet bestond. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was en dat de hennepkwekerij en de illegale stroomafname aan hem konden worden toegeschreven. Daarnaast werd een jachtgeweer en munitie aangetroffen in zijn woning, wat leidde tot een veroordeling voor wapenbezit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een werkstraf van 120 uur, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij [B.V.] van € 4.848,36.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760115-16
Datum uitspraak : 25 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te [adres 1] ,
raadsman: mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat te Roermond.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 19 juni 2017, 16 oktober 2017, 30 oktober 2017, 15 januari 2018 en op 11 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 08 december 2015 te Maassluis , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 278 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemende maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 278 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 08 december 2015 te Maassluis met elkaar, althans één van hen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 278 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 08 december 2015 te Maassluis , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor het aanwezig hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode 18 april 2015 tot en met 08 december 2015 te Maassluis , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B.V.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s), die stroom/elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of deksel van de hoofdaansluitkast te verbreken en/of te verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de onder- en/of buitenzijde, in elk geval buiten
de meter om, te maken);
3.
hij op of omstreeks 08 december 2015 te Maassluis een of meer wapens van categorie III, te weten een enkelloops basculerend jachtgeweer ( [merk] ), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 36 hagelpatronen en 3 Brenneke patronen (zogenaamde slugs) (kaliber 12), voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 december 2015 is in de woning van verdachte aan [adres 2] een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 258 hennepplanten. [2] Verdachte stond sinds 16 december 2014 op dat adres ingeschreven. [3] In verschillende ruimtes zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en op het transformatorenbord. In de schuur zijn 31 vuilniszakken met resten van potgrond en resten van planten daarin aangetroffen. [4] De stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. [5] In de woning zijn ook een geweer en 38 patronen aangetroffen. [6] Bij overdracht voor onderzoek bleek het om 39 patronen te gaan. [7] Het ging om een enkelloops basculerend jachtgeweer van het [merk] . Dit is een wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie. [8] De patronen betroffen 36 hagelpatronen en 3 Brenneke (slugs) patronen. Alle patronen waren uitgevoerd in kaliber 12. [9] Alle patronen zijn munitie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde en aan het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte de woning had verhuurd aan [naam 1] en dat verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerij in de woning. Zo heeft hij ook niet kunnen zien dat er stroom werd gestolen. [naam 1] heeft het slot van de woning veranderd en daardoor kon verdachte niet meer in de woning komen. Zowel medeplegen als medeplichtigheid kunnen dan ook niet bewezen worden. Vanwege zijn PTSS is verdachte laks omgegaan met de huurovereenkomst en de kopie van het paspoort van [naam 1] .
Met betrekking tot het aangetroffen jachtgeweer en de munitie heeft verdachte ontkend dat die van hem zijn. Bovendien is er geen nader onderzoek naar deze spullen is verricht. Er is dan ook niet gebleken dat deze voorwerpen van verdachte waren, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van deze voorwerpen.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds april 2015 samenwoonde met zijn vriendin aan [adres 3] , maar dat hij wel stond ingeschreven op het [adres 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij [naam 1] tegenkwam op het WiSH Outdoor Festival in Beek en Donk. [naam 1] was een ex-militair die in Hoek van Holland werkte. Hij had interesse in de woning van verdachte [adres 2] , omdat hij op dat moment nog in [plaats] woonde. Hierdoor waren de brandstofkosten van die [naam 1] heel hoog. Verdachte kwam met [naam 1] overeen dat [naam 1] zijn woning in Maassluis zou huren voor € 2500,- per maand. Daarnaast zou [naam 1] € 800,- per maand overmaken aan de woningbouwvereniging [naam 2] . Verdachte heeft een huurovereenkomst opgemaakt die zowel door hem als door [naam 1] zijn ondertekend. Bij de ondertekening van de huurovereenkomst heeft hij het paspoort van [naam 1] gezien. Zo wist hij dat de gegevens op het huurcontract klopten. Verder heeft verdachte verklaard dat hij een paar keer in de maand zijn post ophaalde bij de woning [adres 2] . Hem is toen nooit iets opgevallen. [11]
[getuige 1] woont aan [adres 4] . Zij heeft op 8 december 2015 verklaard dat zij verdachte tot ongeveer een jaar geleden bijna elke dag zag. Daarna zag ze hem nog maar 1 of 2 keer per week. In de maanden voorafgaande aan de datum van het verhoor heeft zij verdachte enkel in het gezelschap van zijn zoon gezien. Dat was meestal in de middag. [12]
[getuige 2] woont aan [adres 5] . Zij heeft verklaard dat zij schuin tegenover de woning aan [adres 2] woont. Zij weet wie daar woont, een man met 2 zoontjes die in het leger werkt. [13] Zij heeft nooit andere mensen het huis zien binnen gaan of eruit zien vertrekken. [14]
Door de Koninklijke Marechaussee is onderzocht of ene [naam 1] voorkomt in de personeelsdatabank van het ministerie van Defensie. Dit bleek niet het geval te zijn. [15]
Verdachte verscheen op 2 december 2015 op het politiebureau in Maassluis . Toen hij binnenkwam rook de verbalisant direct een zeer sterke henneplucht. Zijn kleding was doordrenkt van een sterke henneplucht. [16]
De raadsman van verdachte heeft op 26 juni 2017 de hiervóór bedoelde huurovereenkomst naar de rechtbank gemaild. Deze huurovereenkomst is op 28 juni 2017 onderzocht door een wachtmeester der eerste klasse van de Koninklijke Marechaussee. Hieruit is naar voren gekomen dat er nooit een Nederlands paspoort, identiteitskaart of rijbewijs is afgegeven op de persoonsgegevens van [naam 1] zoals die vermeld zijn op de huurovereenkomst. De naam en geboortedatum van die “ [naam 1] , [geboortedatum] ” komen nergens voor. Op het in de huurovereenkomst genoemde adres staat ene [naam 3] ingeschreven. Uit de historische gegevens van het adres blijkt dat wel een [naam 4] , geboren [geboortedag 2] 1962, vóór 2016 op dat adres stond ingeschreven. Deze persoon heeft echter geen kinderen met de in de huurovereenkomst opgenomen geboortedatum van [geboortedag 3] 1985. Ook kent deze persoon geen [naam 1] of iemand die deze geboortedatum heeft. Uit de blueview bevraging op het adres (tot 5 jaar terug) komt geen [naam 1] naar voren. Ook de bevraging van het in de huurovereenkomst opgenomen mobiele nummer levert geen enkel resultaat op. [17]
Ter terechtzitting d.d. 11 juni 2018 heeft verdachte een kopie overgelegd van een paspoort waarop de naam [naam 1] staat vermeld. De officier van justitie is ter terechtzitting in de gelegenheid gesteld een en ander na te gaan bij de Koninklijke Marechaussee voor wat betreft de gegevens op de kopie van het paspoort. Hieruit is naar voren gekomen dat het paspoortnummer in geen enkel bij de Koninklijke Marechaussee beschikbaar systeem bekend is. Daarnaast is de naam [naam 1] niet bekend binnen de Strafrechtsketendatabank (SKDB) en ook niet binnen de Basisregistratie Personen (BRP). [18]
De militaire kamer heeft op grond van het voorgaande de overtuiging bekomen dat het verdachte is geweest die de aangetroffen 258 hennepplanten voorhanden heeft gehad in de woning aan [adres 2] . De verklaring van verdachte dat de door hem ten tonele gevoerde [naam 1] de hennepplanten voorhanden moet hebben gehad, wordt op geen enkele wijze gestaafd met controleerbare en verifieerbare bewijsstukken. De door verdachte ingebrachte bewijsstukken doen zelfs afbreuk aan de verklaringen van verdachte waar het [naam 1] betreft. Zo is ter terechtzitting d.d. 11 juni 2018 niet alleen gebleken dat het paspoortnummer en de naam [naam 1] niet voorkomen in de Nederlandse registraties, maar ook is gebleken dat de handtekening van [naam 1] op de kopie van het paspoort niet overeenkomt met de handtekening op de huurovereenkomst. De militaire kamer acht dan ook de verklaring van verdachte over [naam 1] ongeloofwaardig en acht niet aannemelijk dat verdachte zijn woning heeft verhuurd aan [naam 1] of aan een andere persoon die zich heeft voorgedaan als [naam 1] . Verdachte heeft immers verklaard dat hij bij de ondertekening van de huurovereenkomst het paspoort van [naam 1] heeft gezien en dat hij zo de gegevens van [naam 1] heeft gecontroleerd.
Een grote hoeveelheid
In artikel 1, eerste lid, van het Opiumwetbesluit is het volgende opgenomen:
“De hoeveelheid middelen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de wet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.”
Hieruit volgt dat de aangetroffen 258 planten moet worden aangemerkt als een grote hoeveelheid hennepplanten als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. De militaire kamer acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Namens [B.V.] is aangifte gedaan van diefstal van stroom in de woning aan [adres 2] . [19] Opsporingsambtenaar [naam 5] zag dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast in de meterkast was verbroken. Aan de onderzijde van de hoofdzekering(en) was op de aansluitklemmen van de aansluitkabel een illegale aansluiting bijgeplaatst een aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen, niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De illegale aansluiting kwam uit in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij ongemeten van elektriciteit werden voorzien.
De kappen van de in de hennepkwekerij aanwezige assimilatielampen zaten onder een dikke laag stof, wat erop duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren. Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerij vervuild op een wijze dat de filters meerdere hennepoogsten in werking moeten zijn geweest. Het filtermateriaal van de koolstoffilters was door het gebruik ter plaatse vervuild. Dit blijkt onder andere uit het feit dat op de contactplaatsen tussen de bevestigingsbanden en de koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen. De in de hennepkwekerij aanwezige kweekpotten waren voorzien van een aanzienlijke hoeveelheid witte aanslag en het zogenaamde ketelsteen. Witte aanslag ontstaat door middel van het afzetten van voedingsstoffen die gebruikt worden in de kweekcyclus. Uiteindelijk vormt zich ketelsteen. Daarnaast was er een grote hoeveelheid vuilniszakken, gevuld met restkluiten van hennepplanten. [20] Op de vloer lagen droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten. In de kwekerij waren zogenaamde droognetten met restanten van volgroeide planten, afkomstig van een of meer eerdere hennepoogst(en). Het in de kweek-ruimtes aangebrachte purschuim was sterk verkleurd als gevolg van het langdurig onder invloed zijn van de brandende assimilatielampen. [21] Volgens [B.V.] is sprake geweest van drie volledige hennepoogsten van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 24 dagen en is de diefstal van stroom gepleegd in de periode van 18 april 2015 tot en met 8 december 2015. [22]
Nu de militaire kamer de overtuiging heeft dat de aangetroffen hennepkwekerij toebehoorde aan verdachte en nu gebleken is dat er ten behoeve van deze hennepkwekerij illegaal stroom is afgenomen, heeft de militaire kamer ook de overtuiging dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal van stroom. De militaire kamer ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de hiervoor genoemde bevindingen van [B.V.] omtrent het aantal oogsten dat in de woning geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd, en komt tot de conclusie dat deze diefstal is gepleegd in de periode van 18 april 2015 tot en met 8 december 2015. De militaire kamer neemt daarbij in aanmerking dat de fraudespecialisten van de afdeling Specials Fraude van [B.V.] gecertificeerde medewerkers zijn die door waarneming, aanwijzingen, inschatting en samenwerking met politiediensten de juiste onregelmatigheden (diefstal van energie) kunnen vaststellen. [23] De militaire kamer heeft daarbij de overtuiging dat het verdachte is geweest die gedurende deze gehele periode de diefstal van stroom heeft gepleegd. Verdachte stond immers al sinds 16 december 2014 ingeschreven op dit adres en zoals de militaire kamer hiervoor reeds heeft geoordeeld is evenmin gebleken dat hij nadien de woning heeft verhuurd aan [naam 1] of aan iemand die zich als [naam 1] heeft voorgedaan.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Verdachte heeft verklaard dat het in zijn woning aangetroffen jachtgeweer van [naam 1] is. [naam 1] had een zwarte zak bij zich en verdachte heeft toen het jachtgeweer en wat hagelpatronen gezien.
De militaire kamer overweegt hieromtrent als volgt. Zoals hiervoor is overwogen acht de militaire kamer niet aannemelijk dat verdachte zijn woning heeft verhuurd aan [naam 1] of aan een andere persoon die zich mogelijk heeft voorgedaan als [naam 1] . De militaire kamer is er zelfs van overtuigd dat de door verdachte opgevoerde [naam 1] niet bestaat en heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat het verdachte is geweest die het jachtgeweer en de hagelpatronen voorhanden heeft gehad. Daarbij neemt de militaire kamer ook in overweging dat het wapen is gevonden in een kast waarin nog een zak is aangetroffen met daarin onder andere de patronen 12 millimeter en diverse dolkmessen en pepperspray [24] . Verdachte heeft verklaard dat hij pepperspray en een mes heeft gekocht [25] . De militaire kamer acht het onaannemelijk dat de patronen die in de zak zaten niet van verdachte zouden zijn maar andere daarin aangetroffen wapens kennelijk wel.
De militaire kamer acht het onder 3 tenlastegelegde eveneens bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, het onder 2 en het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
primair
hij op
of omstreeks8 december 2015 te Maassluis
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer258 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 258 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten;
2.
hij in
of omstreeksde periode 18 april 2015 tot en met
8 december 2015 te Maassluis
, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [B.V.] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s),die stroom/elektriciteit onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak,verbreking, (door één of meer (ijk)zegel(s)
en/of dekselvan de hoofdaansluitkast te verbreken
en/of te verwijderenen
/of(vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de onder
- en/of buitenzijde, in elk geval buiten
de meter om, te maken);
3.
hij op
of omstreeks 08 december 2015 te Maassluis een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een enkelloops basculerend jachtgeweer ( [merk] ), en
/of(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 36 hagelpatronen en 3 Brenneke patronen (zogenaamde slugs) (kaliber 12), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl de schuldige het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, het onder 2 en het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ingeval van een bewezenverklaring een strafmaatverweer gevoerd. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte is verzocht om het achterwege laten van een gevangenisstraf. Verdachte gaat in therapie. Hij zal worden opgenomen en behandeld. Indien verdachte een gevangenisstraf krijgt opgelegd, zal hij slechter af zijn. Daarom heeft de verdediging verzocht om oplegging van een taakstraf.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 april 2018.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hennepkwekerij en heeft daartoe illegaal stroom afgenomen. Het op deze wijze telen van hennep is een ernstig feit. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat softdrugsgebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een jachtgeweer met munitie. De combinatie van drugs- en wapendelicten roept een beeld op van maatschappelijk zeer ongewenste en gevaarlijke bezigheden, zoals een vorm van betrokkenheid in een illegaal circuit door verdachte. Drugshandel gaat gepaard met diverse vormen van criminaliteit, die ontwrichtend en gevaarlijk zijn. Drugscriminelen voorzien zich regelmatig van vuurwapens en deze vuurwapens worden ook gebruikt. Verboden (vuur)wapenbezit en drugsbezit dienen met kracht te worden tegengegaan. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook aangewezen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat verdachte eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan.
De militaire kamer ziet in de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding af te zien van een gevangenisstraf, omdat dit geen recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. De militaire kamer acht de door de officier van justitie geëiste straffen passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [B.V.] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.848,36 met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [B.V.] tot betaling van het bedrag van € 4.848,36 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat primair is gepleit tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit. Daarnaast is de afgegeven volmacht aan [naam 6] om de vordering namens [B.V.] in te dienen, niet meer geldig.
Beoordeling door de militaire kamer
Anders dan de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat de vordering van [B.V.] wel ontvankelijk is. Op het moment van indienen was [naam 6] hiertoe gemachtigd. Dat de machtiging inmiddels is verlopen door tijdsverloop, hetgeen mede voortvloeit uit de proceshouding van verdachte, staat niet aan de oorspronkelijke ontvankelijkheid van de vordering in de weg.
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 2) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 4.848,36 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 december 2015 tot en met 8 juni 2017. De militaire kamer beperkt de wettelijke rente in duur tot de dag waarop de vordering naar de raadsman van verdachte is verstuurd. Dit omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de vordering al betaald heeft. Indien dit daadwerkelijk is gebeurd, hetgeen door gebrek aan onderbouwing van de zijde van verdachte nu niet kan worden vastgesteld, kan een en ander met elkaar worden verrekend.
Gelet op het vorenstaande ziet de militaire kamer aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [B.V.]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [B.V.], van een bedrag van
€ 4.848,36 (vierduizendachthonderdachtenveertig euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2015 tot en met 8 juni 2017 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [B.V.] , een bedrag
te betalen van € 4.848,36 (vierduizendachthonderdachtenveertig euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2015 tot en met 8 juni 2017, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 58 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
deze rechtbank op 25 juni 2018.
Zijnde mr. Quak buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee [naam 5] , district West, brigade Zuid-Holland, afdeling recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 15-104102, gesloten op 17 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, p. 13, 14 en 15.
3.Proces-verbaal van Bevragingen verdachte Lamers, p. 94.
4.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, p. 16.
5.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, p. 15.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
7.Proces-verbaal van relaas, d.d. 17 juni 2016, proces-verbaal nummer 15-104102, p. 7 van 8.
8.Proces-verbaal, p. 134 en 135.
9.Proces-verbaal, p. 142.
10.Proces-verbaal, p. 143.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 73-74.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 112.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 119.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 120.
15.Proces-verbaal van onderzoek naar huurder [naam 1] , p. 106.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2017, proces-verbaal nummer 1706281100.AMB, p. 2 van 2.
18.Mededeling van de officier van justitie, gedaan op de terechtzitting van 11 juni 2018.
19.Een schriftelijk bescheid zijnde een rapportage diefstal energie, p. 29.
20.Een schriftelijk bescheid zijnde een rapportage diefstal energie, p. 30.
21.Een schriftelijk bescheid zijnde een rapportage diefstal energie, p. 31.
22.Een schriftelijk bescheid zijnde een rapportage diefstal energie, p. 29.
23.Een schriftelijk bescheid zijnde een rapportage diefstal energie, p. 32.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
25.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 75, p. 92.