In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige man uit 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling, subsidiair openlijke geweldpleging en meer subsidiair mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 29 oktober 2016 op een voetbalveld in Haaften, waar de verdachte een kopstoot zou hebben gegeven aan een speler van voetbalvereniging Haaften 1 na afloop van een wedstrijd. Tijdens de rechtszittingen op 5 december 2017 en 7 augustus 2018 zijn meerdere getuigen gehoord die verklaarden over de dader. Echter, de signalementen die door deze getuigen en het slachtoffer zijn gegeven, verschilden aanzienlijk, vooral wat betreft lengte en kapsel van de dader. De officier van justitie meende dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was op basis van de getuigenverklaringen, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat de getuigen geen concrete redenen gaven voor hun identificatie van de verdachte.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de signalementen te veel uiteenliepen om de verdachte met zekerheid te kunnen identificeren als de dader. Bovendien bleek uit het dossier dat de verdachte op de dag van het incident geen badslippers droeg, wat door getuigen werd verklaard. Gezien deze inconsistenties en het gebrek aan overtuigend bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle beschuldigingen.