ECLI:NL:RBGEL:2018:3804

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
05/720183-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling met verworpen beroep op noodweer

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1966, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel. De feiten vonden plaats op 8 mei 2018 in Arnhem, waar de verdachte de aangeefster bij haar keel greep, haar met zijn vuist in het gezicht sloeg en haar meermalen met een stofzuigerbuis tegen haar lichaam sloeg. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, terwijl de verdediging betoogde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte met de stofzuigerbuis had geslagen en dat het opzet op zware mishandeling ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuige betrouwbaar waren en dat de verdachte met zijn handelingen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast werd een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van drie jaar. De benadeelde partij, de aangeefster, kreeg een schadevergoeding toegewezen van €727,60, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/720183-18
Datum uitspraak : 4 september 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1966 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. D. Kotterman, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-die [slachtoffer] bij haar nek en/of hals heeft gegrepen en/of
-(met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand in/tegen haar hoofd en/of gelaat en/of (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een stofzuigerbuis, althans met een hard en/of stomp voorwerp in/tegen haar hoofd en/of gelaat en/of (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te Arnhem, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
-die [slachtoffer] bij haar nek en/of hals te grijpen en/of
-(met kracht) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand in/tegen haar hoofd en/of gelaat en/of (boven)lichaam te slaan en/of stompen en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een stofzuigerbuis, althans met een hard en/of stomp voorwerp in/tegen haar hoofd en/of gelaat en/of (boven)lichaam te slaan en/of stompen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 8 mei 2018 in Arnhem aangeefster [slachtoffer] bij haar keel gegrepen, haar tegen haar hoofd geslagen met zijn vuist en meermalen met een stofzuigerbuis aangeefster tegen haar lichaam heeft geslagen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het een poging tot zware mishandeling, primair ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een stofzuigerbuis tegen het hoofd van aangeefster heeft geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen. Gelet hierop zou het (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling ontbreken en dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van getuige [getuige] ongeloofwaardig zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen getuige [getuige]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van getuige [getuige] ongeloofwaardig is nu zijn verklaringen inconsistent zijn.
Getuige [getuige] heeft meerdere verklaringen afgelegd. De rechtbank heeft gelezen dat de getuige in deze verklaringen niet steeds hetzelfde heeft verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat het feit dat de getuige meerdere van elkaar verschillende verklaringen heeft afgelegd, niet zonder meer aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in de weg staat. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van getuige [getuige] aanvullend zijn ten opzichte van elkaar en niet tegenstrijdig met elkaar, met name nu [getuige] in zijn eerste verhoor heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte en [slachtoffer] fysiek aan het vechten waren (p. 124) en in zijn tweede verhoor heeft verklaard welke geweldshandelingen hij heeft gezien (p. 127). De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [getuige] te twijfelen.
Handelingen
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte – naast de eerder genoemde geweldshandelingen – ook haar keel heeft dichtgeknepen en op haar hele lichaam en haar hoofd heeft geslagen met een ijzeren stofzuigerbuis. [3]
Bij aangeefster is het volgende letsel geconstateerd:
  • meerdere bloeduitstortingen met name op het hoofd, de rug en ledematen,
  • kras- en schaafwonden
  • bloeduitstortingen en zwellingen rondom beide ogen
  • een forse zwelling bij haar rechterhand opgelopen.
  • Op haar rechterbil is een tramline bruising zichtbaar passend bij een slag met een buisvormig voorwerp zoals een stofzuigerpijp.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat toen hij op de kamer kwam, hij zag dat verdachte een stofzuigerbuis in zijn beide handen vasthad en aangeefster drie keer met kracht heeft geslagen. Hij maakte bewegingen naar haar hoofd. [5]
De rechtbank acht, gelet de verklaring van aangeefster, de letselverklaring en de verklaringen van [getuige] bewezen dat verdachte aangeefster over haar hele lichaam en haar hoofd heeft geslagen met een stofzuigerbuis en zijn vuisten.
Ook op het punt van het dichtknijpen van de keel twijfelt de rechtbank niet aan de verklaring van aangeefster en daarom volgt de rechtbank de verklaring van aangeefster.
De rechtbank is, met name gelet op de letselverklaring, van oordeel dat verdachte aangeefster veelvuldig en met kracht heeft geslagen en veel geweld heeft gebruikt.
Poging tot zwaar lichamelijk letsel
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte door het veelvuldig met kracht tegen het lichaam en hoofd te slaan heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Om te kunnen spreken van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet vervolgens worden beoordeeld of deze handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Hierbij merkt de rechtbank op dat de beoordeling of sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel objectief benaderd dient te worden en niet enkel kan worden vastgesteld op basis van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbare plek van het lichaam. De rechtbank is van oordeel dat het door het meermaals met kracht hierop slaan met de vuist en een stofzuigerbuis, te weten een ijzeren voorwerp, de kans aanmerkelijk is dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Hiervoor dient te worden beoordeeld of door het handelen van verdachte de kans aanmerkelijk was dat aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere keren hard met de vuist in het gezicht geslagen en met een stofzuigerbuis tegen haar hoofd geslagen. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zij het dat de rechtbank zal vrijspreken van het begrip levensgezel gelet op de aard van de relatie.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks08 mei 2018 te Arnhem,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
zijn levensgezel,[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-die [slachtoffer] bij haar nek
en/of halsheeft gegrepen en
/of
-
(met kracht
)de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
/of
-die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaalmet gebalde vuist
en/of vlakke hand in/tegen haar hoofd en
/ofgelaat en
/of (boven)lichaam heeft geslagen en
/ofgestompt en
/of-die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaalmet een stofzuigerbuis,
althans met een hard en/of stomp voorwerp in/tegen haar hoofd
en/of gelaaten
/of (boven)lichaam heeft geslagen
en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Noodweer
De verdediging is – kort gezegd - van mening dat er sprake is van noodweer. Derhalve dient verdachte ter zake van het tenlastegelegde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte volgt dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van aangeefster jegens cliënt waarbij het noodzakelijk was dat hij zichzelf verdedigde. Verdachte was vastgebonden en heeft pas geslagen op het moment dat hij door aangeefster werd geslagen met een tang en werd gestoken met een mes. Verdachte kon zich niet uit de situatie onttrekken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van noodweer.
De rechtbank is gelet op het letsel dat bij aangeefster is geconstateerd – blauwe plekken over haar hele lichaam en in haar gezicht, krassen en een zwelling op haar hand – van oordeel dat het onaannemelijk is dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen geweld van [slachtoffer] , met name nu bij verdachte betrekkelijk weinig letsel is geconstateerd (snee in zijn hand en wond op zijn hoofd). De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigingen. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, opname in een zorginstelling, begeleid wonen en ambulante behandeling. Hierbij vordert zij ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de opname in een zorginstelling is een indicatiestelling afgegeven voor de FVK Piet Roordakliniek in Apeldoorn. De duur kan volgens de officier van justitie worden gesteld op 12 maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig acht.
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van drie jaren wordt opgelegd, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod met [slachtoffer] . Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, dient 14 dagen vervangende hechtenis te worden toegepast. De officier van justitie vordert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten de stofzuiger en waterpomptang verbeurd worden verklaard en dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten het beddengoed en de kleding zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte zich kan vinden in de geadviseerde voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport, behalve de voorwaarde van een gedwongen opname in een zorginstelling al dan niet met innemen van medicatie. Deze voorwaarde is volgens de verdediging te onbepaald.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 juli 2018;
- een psychologisch rapport van [naam] , klinisch psycholoog, gedateerd 9 augustus 2018;
- een reclasseringsadvies van IrisZorg, gedateerd 16 augustus 2018.
Verdachte heeft zijn ex-vriendin zeer ernstig mishandeld. Verdachte heeft haar over haar hele lichaam met een stofzuigerbuis geslagen en haar in het gezicht geslagen. Verdachte heeft daarbij zo vaak geslagen dat haar hele lichaam onder de blauwe plekken zat en dat haar ogen blauw en gezwollen waren. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zijn ex-vriendin zo heeft toegetakeld. Dit heeft blijkens haar slachtofferverklaring een enorme impact op haar gehad. Zo heeft zij nog steeds last van haar hand en vindt zij sindsdien het moeilijk om mensen te vertrouwen. De rechtbank is gelet op de ernst van het feit dan ook van oordeel dat enkel een gevangenisstraf van langere duur passend is.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met psychologisch rapport dat over verdachte is opgesteld. Hierin is te lezen dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de zin van een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische, ontwijkende, en antisociale trekken en een stoornis in (c.q. afhankelijkheid van) alcohol- cocaïne- en cannabisgebruik. Deze problematiek is reeds lang bestaand en was ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot hare. De rechtbank zal hiermee bij de oplegging van de straf rekening mee houden.
In het reclasseringsrapport gedateerd 16 augustus 2018 wordt geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, een contact- en een locatieverbod. Voorts wordt een dadelijk uitvoerbaar toezicht geadviseerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij hier geen bezwaar tegen heeft.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden passend. De rechtbank zal daarbij 4 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen zodat verdachte behandeld kan worden en daarbij ook een stok achter de deur heeft. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een klinische behandeling voor de duur van maximaal 12 maanden, begeleid wonen en een ambulante behandeling. Afwijkend van de eis van de officier van justitie, worden deze bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank acht dit niet noodzakelijk, aangezien het reële gevaar wordt ingeperkt door het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat er, gezien de stukken en het verhandelde ter zitting, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat er een nieuwe confrontatie zal plaatsvinden tussen verdachte en aangever. Gelet op het feit dat er al langer onenigheid is tussen aangever en verdachte acht de rechtbank het noodzakelijk een contact- en locatieverbod met aangever voor de duur van drie jaar op te leggen, in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. Gelet op het gevaar dat een nieuw strafbaar feit zal worden gepleegd jegens [slachtoffer] , zal de rechtbank de maatregelen dan ook dadelijk uitvoerbaar verklaren. De stelt daarbij de vervangende hechtenis in geval van overtreden van de maatregel op 14 dagen.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan de eigenaar onbekend is, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de rechthebbende.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw namens de benadeelde partij het bedrag van de vernielde telefoon van € 125,99 ingetrokken, zoals wel op de oorspronkelijke vordering is vermeld. Na aftrek van het bedrag van de mobiele telefoon wordt nog gevorderd een bedrag van € 727,60, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist toewijzing van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
Telefoonkosten
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij kosten gemaakt met betrekking tot haar telefoon. Deze kostenposten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, te weten € 25,00, kan worden toegewezen.
Reiskosten
Voor de reiskosten voor de zitting van 21 augustus 2018, te weten een afstand van 10 kilometer, wordt door de benadeelde partij een bedrag van € 2,60 gevorderd. Deze kostenpost is door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, te weten € 2,60, kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. De benadeelde partij is door verdachte meermalen geslagen/gestompt, waaronder met een ijzeren stofzuigerbuis. Hierdoor is letsel ontstaan. Daarnaast is zij ook anderszins in haar persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 700,00 worden toegekend.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 mei 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 33, 33a, 36f, 38v, 38w en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland (Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB te Arnhem) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hij door of namens de reclassering krijgt
- zich gedurende 12 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in FVK Piet Roordakliniek te Apeldoorn, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt het innemen van medicijnen; . Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt veroordeelde hieraan mee;
- gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten RIBW of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van Kairos/IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in (c.q. afhankelijkheid van) alcohol-, cocaïne- en cannabisgebruik, en zich daarbij zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt het innemen van medicijnen.
  • geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur van drie jaren niet zal ophouden binnen een straat van 5 kilometer van de [adres 2] ;
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan één van bovengenoemde maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
  • beveelt dat de opgelegde maatregelen

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
- buis liggend naast matras (PL0600-2018199301-1717460);
- hoeslaken ( [nummer 2] );
- hoeslaken ( [nummer 3] ;
- witte broek ( [nummer 4] );
- string roze ( [nummer 5] );
- prop wc-papier ( [nummer 6] );
- slaapzak ( [nummer 7] );
- beige broek ( [nummer 8] )
 beveelt de
verbeurd verklaringvan de onder verdachte in beslag genomen:
- stofzuigerstang uit de woonkamer ( [nummer 9] );
- waterpomptang vanaf het aanrecht ( [nummer 10] );
 De beslissing op de
vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
- wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe;
- veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen € 727,60 (zevenhonderdzevenentwintig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
- legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer aan [slachtoffer] , te betalen € 727,60 (zevenhonderdzevenentwintig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-
bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij en mr. M.G.A. Luijckx, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 2 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 17-18, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 127 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 158-159.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 18.
4.Letselrapportage Forensisch Geneeskunde GGD Gelderland-Zuid d.d. 8 mei 2018, p. 24.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 127.