ECLI:NL:RBGEL:2018:3805

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
05/227817-17, 05/248147-17 (gev. ttz) en 05/840171-18 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, mishandeling en diefstal met opgelegde gevangenisstraf en contact- en locatieverbod

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging zware mishandeling, mishandeling en diefstal. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, heeft zijn vader mishandeld door hem met kracht in het gezicht te slaan en met een bierfles in de arm te steken. Daarnaast heeft hij geprobeerd satébroodjes te stelen uit een supermarkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden en een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van één jaar. Dit verbod houdt in dat de verdachte geen contact mag opnemen met zijn vader en zich niet in de nabijheid van diens woning mag bevinden. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de eerdere geweldsincidenten en de zorgen over de kans op herhaling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de relatie tussen de verdachte en zijn vader, en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, ondanks eerdere psychologische klachten die niet verder konden worden onderzocht omdat de verdachte geen medewerking verleende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/227817-17, 05/248147-17 (gev. ttz) en 05/840171-18 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 4 september 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave
raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/227817-17
hij op of omstreeks 12 november 2017, in de gemeente Tiel zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer]
, heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
In de zaak met parketnummer 05/248147-17
Primair
hij op of omstreeks 8 december 2017 in de gemeente Tiel, een of meer
satébroodjes, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde(n), te weten aan [naam 1] Supermarkt (op of aan de [adres 2]
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 december 2017 in de gemeente Tiel, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer satébroodjes, in elk
geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam 1] Supermarkt (op of aan de [adres 2] ), weg
te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen die [naam 1]
Supermarkt is binnengegaan en/of (vervolgens) die satébroodjes heeft gepakt
en/of (vervolgens) heeft getracht/geprobeerd die satébroodjes in zijn
rugzak/tas te stoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
In de zaak met parketnummer 05/840171-18
Primair
hij op of omstreeks 18 februari 2018, in de gemeente Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stuk glas, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in de (boven)arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 februari 2018, in de gemeente Tiel zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een stuk glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (bovenarm)te steken;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/227817-17 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 augustus 2018.
In de zaak met parketnummer 05/248147-17 [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , p. 3 en 4;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 augustus 2018.
parketnummer 05/840171-18 [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Handelingen
Op 18 februari 2018 wordt door een meldster aangegeven dat zij ter hoogte van de vishandel in Tiel een ruzie zag tussen twee personen, waarbij één persoon in zijn linker bovenarm is gestoken. De meldster zag bloed. De meldster omschrijft de verdachte als een
20-25 jarige man met donker haar en een Marokkaans uiterlijk. Ze zag dat de verdachte na de ruzie wegliep en het pand aan de [adres 3] in ging en snel daarna weer verliet. Op de plaats waar de meldster de ruzie had gezien zagen de verbalisanten een kapot bierflesje op de grond liggen. [4]
De politie heeft vervolgens aangebeld bij de [adres 3] . De heer [slachtoffer] opende de deur. De verbalisant zag een verse bloedspat op de linkerschoen van meneer en meerdere pleisters op zijn linker bovenarm, die doordrenkt waren met vers bloed. [5] Onder een van de pleisters zat een gapende wond. De heer [slachtoffer] heeft tegenover de verbalisant verklaard dat zijn zoon (de verdachte) hem ter hoogte van de vishandel met een bierflesje in zijn linkerarm heeft gestoken. [6]
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vader [slachtoffer] met een bierfles in zijn arm heeft gestoken nu de verklaring van hem wordt ondersteund door de verklaring van de meldster dat een man in zijn linkerarm werd gestoken en de verklaring van de verbalisanten dat zij op de plek van het incident scherven van een bierflesje aantroffen. De rechtbank merkt daarbij op dat de verklaring van de meldster – nu haar identiteitsgegevens niet bekend zijn – een verklaring van een anonieme getuige betreft als bedoeld in art. 344a Sv. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van deze anonieme getuige op grond van artikel 344a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering mag worden gebruikt omdat deze verklaring in belangrijke mate steun vindt in de specifieke details van het overige bewijsmateriaal. Daarnaast heeft de verdachte niet verzocht om de anonieme getuige te ondervragen of te doen ondervragen.
Poging zware mishandeling
De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of de verdachte door het steken van een scherp voorwerp in de arm heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van opzettelijk handelen in de zin van kleurloos/vol opzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg kan sprake zijn als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans aanmerkelijk is dat er zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht als je iemand met een stuk glas in de arm steekt. Dit is een scherp voorwerp dat ernstige schade kan aanrichten aan bijvoorbeeld zenuwen, pezen en/of aders. De rechtbank is van oordeel dat deze geweldshandeling naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/227817-17, het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/248147-17 en het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/840171-18 heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/227817-17
hij op
of omstreeks12 november 2017, in de gemeente Tiel zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer]
, heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen,
althans
eenmaal, (met kracht)
in/op/tegen het gezicht
/hoofd te slaan en/ofte stompen;
parketnummer 05/248147-17
Primair
hij op
of omstreeks8 december 2017 in de gemeente Tiel, een of meer
satébroodjes
, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde(n), te weten aan [naam 1] Supermarkt (op of aan de [adres 2]
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen;
parketnummer 05/840171-18
Primair
hij op
of omstreeks18 februari 2018, in de gemeente Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stuk glas,
althans met een scherp en/of
puntig voorwerpin de (boven)arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/248147-17
Poging tot zware mishandeling.
Parketnummer 05/227817-17
Diefstal.
Parketnummer 05/840171-18
Mishandeling van zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/227817-17, het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/248147-17 en het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/840171-18 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd, inhoudende een locatie- en contactverbod met [slachtoffer] (vader verdachte). Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, dient 14 dagen vervangende hechtenis te worden toegepast. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een locatie- en contactverbod op te leggen voor de duur van maximaal één jaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 juli 2018;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 20 juni 2018 en 14 augustus 2018;
- een PJ-rapport van [naam 3] , psychiater, gedateerd 14 juni 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn vader meerdere keren flink mishandeld. Zo heeft verdachte zijn vader thuis in zijn slaapkamer hard met de vuisten tegen het hoofd geslagen. Daarnaast heeft verdachte zijn vader buiten met een bierglas in zijn arm gestoken. Zijn vader had hierdoor zwaar gewond kunnen raken. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij geweld tegen zijn vader heeft gebruikt. De vader van verdachte heeft verklaard doodsbang te zijn voor zijn zoon, maar ondanks deze angst en problemen binnen hun relatie toch steeds zijn zoon te vergeven. Verdachte heeft hiervan misbruik gemaakt en is geweld tegen zijn vader blijven gebruiken. Verdachte heeft hierdoor het gevoel van veiligheid zeer aangetast en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader. Het geweld vond zelfs in huis plaats, een plek waar zijn vader zich veilig zou moeten voelen. Daarnaast heeft verdachte uit een supermarkt gestolen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten enkel een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank neemt ook mee in haar beoordeling dat verdachte al eerder is veroordeeld voor (soort)gelijke strafbare feiten die hij heeft begaan tegen zijn vader. Door een psychiater is een rapport over verdachte opgesteld. Verdachte heeft hieraan geen medewerking willen verlenen. De psychiater heeft eerdere rapporten geraadpleegd en daarin is te lezen dat bij verdachte sprake is (geweest) van intensief cannabisgebruik en dat er psychologische klachten zijn (zien van beelden, horen van stemmen), waarvoor verdachte korte tijd ambulant is behandeld. Op basis van deze gegevens heeft de psychiater als belangrijkste hypothese dat sprake is van schizofrenie. Dit heeft de psychiater echter niet zelf kunnen onderzoeken nu verdachte geen medewerking heeft willen verlenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is vast te stellen of bij verdachte sprake is van een stoornis. De rechtbank acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte niet in gesprek wil met de reclassering en dat verdachte zich eerder niet heeft gehouden aan opgelegde voorwaarden. De reclassering heeft aangeven dat er veel zorgen zijn over verdachte en zijn psychisch functioneren. De reclassering ziet echter geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden is. De rechtbank acht daarnaast een locatie- en contactverbod noodzakelijk met [slachtoffer] (vader van verdachte) voor de duur van één jaar in de vorm van een maatregel in de zin van art. 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis op veertien dagen. De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar bepalen nu de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt jegens zijn vader of zich belastend zal gedragen jegens zijn vader. Immers heeft verdachte eerder een gedragsaanwijzing overtreden en al eerder geweld tegen zijn vader heeft gebruikt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 38v, 38w, 57, 300, 302, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt opde
maatregeldat de veroordeelde gedurende een periode van één jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] , wonende op [adres 4] .
Dit contactverbod geldt niet voor eventuele rechtszittingen bij de rechtbank waarbij zowel verdachte als bovenstaande personen betrokken zijn;
Legt opde
maatregeldat de veroordeelde zich gedurende een periode van één jaar niet zal bevinden in de woning aan de [adres 5] en zich niet in de nabijheid van die woning zal bevinden en/of ophouden.
Beveelt dat het contactverbod en het locatieverbod,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt veertien dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
Bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx en mr. A. van de Vendel, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 26 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 15 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 26 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3 en 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.