ECLI:NL:RBGEL:2018:3866
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake schriftelijke waarschuwing en dwangsom
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Bekke, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft een verzoek om intrekking van een schriftelijke waarschuwing die op 30 januari 2014 was gegeven naar aanleiding van een project in [plaats 2]. De staatssecretaris heeft het verzoek op 13 oktober 2016 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 18 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep op 9 januari 2018. Op 4 juli 2018 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in, maar eiseres stelde de staatssecretaris in gebreke op 11 juli 2018.
De rechtbank Gelderland heeft op 29 augustus 2018 de zitting gehouden, waarbij de staatssecretaris niet aanwezig was. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft ingetrokken, waardoor het primaire besluit van 13 oktober 2016 weer van kracht is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in verzuim is, omdat hij niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank legt de staatssecretaris op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken, met een dwangsom van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 37.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris een dwangsom van € 940,- verschuldigd is aan eiseres, omdat hij niet tijdig een besluit op bezwaar heeft genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift en gelast de staatssecretaris het griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.785.