ECLI:NL:RBGEL:2018:3871
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking schriftelijke waarschuwing en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Bekke, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft een verzoek tot intrekking van een schriftelijke waarschuwing die aan eiseres was opgelegd naar aanleiding van een project. De staatssecretaris heeft het verzoek tot intrekking van de waarschuwing in eerste instantie afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris inmiddels de schriftelijke waarschuwing had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de weigering om de waarschuwing in te trekken onrechtmatig was, aangezien de staatssecretaris zich niet meer bevoegd achtte om de waarschuwing te handhaven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en stelde vast dat de staatssecretaris een dwangsom van € 940 aan eiseres had verbeurd wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 moet vergoeden en veroordeelde hij de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.785. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W.P.C.G. Derksen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.