1.3Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder eiser op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder f, van de Regeling en bijlage I, onder B, onderdeel III van de Regeling verplicht deel te nemen aan een onderzoek naar de geschiktheid. Verweerder heeft ook de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Dit besluit heeft verweerder in bezwaar gehandhaafd.
2. Eiser heeft de feitelijke gang van zaken op 4 november 2017 niet betwist. Hij betwist evenmin dat hij die dag 360 ng/ml amfetamine in zijn bloed had. Eiser voert evenwel aan dat verweerder niet bevoegd was om te besluiten dat hij zich aan een onderzoek naar de geschiktheid diende te onderwerpen. Artikel 23, eerste lid, aanhef en onder f, van de Regeling formuleert twee voorwaarden:
- ten aanzien van betrokkene is proces-verbaal opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 of wegens het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek,
- de politie heeft in het proces-verbaal aanvullende gegevens opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen. Volgens eiser is aan geen van beide voorwaarden voldaan. Er is ten aanzien van hem geen proces-verbaal wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994) opgemaakt. Bovendien heeft de Nederlandse politie niet in een dergelijk proces-verbaal aanvullende gegevens opgenomen die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen, aldus nog steeds eiser.
3. Verweerder heeft aan het besluit tot het opleggen van een onderzoek naar het drugsgebruik artikel 23, eerste lid, aanhef en onder f van de Regeling ten grondslag gelegd en deze grondslag in bezwaar gehandhaafd. In dit artikel, zoals dat geldt met ingang van
1 juli 2017, staat dat het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien ten aanzien van betrokkene proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen.
Tot 1 juli 2017 kende dit artikel een andere tekst, namelijk dat het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien er sprake is van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdeel III, Drogerende Stoffen, Andere drogerende stoffen.
In de bij deze Regeling behorende bijlage onder B, onderdeel III, Drogerende Stoffen, Andere drogerende stoffen stond tot 1 juli 2017 ‘betrokkene is staande gehouden of aangehouden onder invloed van drogerende stoffen’.
Met ingang van 1 juli 2017 staat in de bij deze Regeling behorende bijlage onder B, onderdeel III, Drogerende Stoffen, onder het kopje Andere drogerende stoffen of een combinatie van drogerende stoffen:
indien ten aanzien van betrokkene is proces-verbaal opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen.
4. De rechtbank concludeert dat de tekst van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder f, van de Regeling met ingang van 1 juli 2017 is gewijzigd. Met ingang van 1 juli 2017 staat in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder f, van de Regeling geen verwijzing meer naar de bij deze Regeling behorende bijlage onder B, onderdeel III, Drogerende Stoffen.