ECLI:NL:RBGEL:2018:391

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7003 TUS
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over intrekking en terugvordering van WIA-toeslag door UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 30 januari 2018, wordt de intrekking en terugvordering van een WIA-toeslag door het UWV beoordeeld. Eiser ontving tussen 24 april 2014 en 19 juli 2015 een toeslag op zijn WIA-uitkering, die door het UWV werd ingetrokken omdat eiser niet had gemeld dat hij samenwoonde. De rechtbank oordeelt dat de intrekking en terugvordering over een deel van de periode niet terecht is. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om een nieuwe berekening te maken van de terugvordering.

Het procesverloop begint met de beëindiging van de toeslag door het UWV op 10 november 2015, gevolgd door een terugvordering van € 11.295,02 en een boete van € 5.650,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt, dat deels gegrond werd verklaard. De rechtbank behandelt de zaak op 12 januari 2018, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, maar het UWV niet.

De rechtbank verdeelt de periode van intrekking in twee delen: voor en na het huwelijk van eiser op 31 juli 2014. In de eerste periode oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is dat eiser samenwoonde met zijn partner, waardoor de intrekking onterecht was. In de tweede periode concludeert de rechtbank dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leefden, waardoor de intrekking en terugvordering terecht waren. De rechtbank geeft het UWV vier weken om de terugvordering opnieuw te berekenen, met de mogelijkheid voor eiser om hierop te reageren. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/7003

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2018

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Het UWV heeft op 10 november 2015 de toeslag die eiser sinds 24 april 2014 ontving op zijn WIA-uitkering beëindigd (lees: ingetrokken). Het UWV heeft verder de toeslag die van 24 april 2014 tot en met 19 juli 2015 aan eiser is betaald teruggevorderd. Dit is een bedrag van
€ 11.295,02,-
Ook heeft het UWV op 10 november 2015 aan eiser een boete opgelegd van € 5.650,-.
Verder heeft het UWV op 16 november 2015 en 17 november 2015 aan eiser gevraagd om het teruggevorderde bedrag en de boete binnen zes weken terug te betalen.
Op 14 oktober 2016 heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen de intrekking en terugvordering van de toeslag ongegrond verklaard. Het UWV heeft het bezwaar van eiser tegen de boete wel gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 10,-.
Eiser heeft tegen het besluit van 14 oktober 2016 beroep ingesteld.
Het UWV heeft de rechtbank in een brief laten weten dat zij het nog steeds niet met eiser eens is.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 12 januari 2018. Eiser was samen met zijn gemachtigde op deze zitting aanwezig. Het UWV was niet op de zitting aanwezig. Dit had het UWV van te voren aan de rechtbank doorgegeven.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft van 24 januari 2011 tot en met 19 juli 2015 een WIA-uitkering ontvangen. Op 26 juni 2014 heeft eiser een toeslag op zijn uitkering aangevraagd. Hij heeft hierbij aangegeven dat hij alleenstaand is. Eiser heeft vanaf 24 april 2014 toeslag gekregen. Hiermee werd zijn uitkering aangevuld tot het sociaal minimum voor iemand die alleenstaand is.
1.2
Eiser staat sinds 18 juni 2009 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres [adres 1] [woonplaats] . Op 31 juli 2014 is hij in Turkije getrouwd met [naam] . [naam] woont aan de [adres 2] in [plaats] . [naam] werkt in loondienst en verdient daarmee € 2.000,- bruto per maand. Het UWV heeft eind 2014 een onderzoek gedaan of eiser wel echt alleenstaand was. Dit omdat er een melding was binnengekomen dat hij samenwoont met [naam] . Van het onderzoek zit een rapport in het dossier.
Intrekking
2. Het UWV heeft de toeslag ingetrokken, omdat eiser volgens het UWV niet heeft gemeld dat hij samenwoonde met [naam] aan de [adres 2] . Ook heeft eiser volgens het UWV niet gemeld dat hij op 31 juli 2014 met [naam] is getrouwd. Volgens het UWV had hij dit wel moeten melden, omdat het inkomen van eiser en [naam] samen hoger was dan het minimumloon en eiser dus geen recht had op toeslag.
3. Volgens eiser heeft hij nooit met [naam] samengewoond op het adres [adres 2] in [plaats] .
4. De rechtbank gaat de periode waarover de toeslag van eiser is ingetrokken verdelen in twee stukken:
1) de periode van 24 april 2014 tot en met 30 juli 2014, en
2) de periode van 31 juli 2014 tot en met 19 juli 2015.
In periode 1 was eiser nog niet met [naam] getrouwd. In periode 2 wel.
Over periode 1 moet de rechtbank beoordelen of het standpunt van het UWV klopt dat eiser en [naam] een gezamenlijke huishouding voerden aan de [adres 2] in [plaats] . Over periode 2 moet de rechtbank de vraag beantwoorden of eiser en [naam] duurzaam gescheiden leefden van elkaar.
Periode 1
4.1
In de Toeslagenwet worden mensen die niet met elkaar zijn getrouwd toch beschouwd als getrouwd als zij een gezamenlijke huishouding voeren. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding als twee mensen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en laten zien dat ze voor elkaar zorgen door bijvoorbeeld mee te betalen aan de kosten van de huishouding of samen het werk te doen dat in de huishouding gedaan moet worden. Voor de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft is bepalend waar hij feitelijk woont.
4.2
Volgens het UWV had eiser zijn hoofdverblijf op het adres van [naam] in [plaats] . Het UWV vindt dit omdat eiser zijn huisarts en tandarts in [plaats] heeft en daar bekend is op het adres [adres 2] . Verder heeft de [Apotheek] aan de [adres 3] in [plaats] meerdere behandelingen voor eiser verricht tussen 10 maart 2014 en 22 april 2014. Ook heeft eiser tussen 24 april 2014 en 30 juli 2014 vaak aankopen gedaan in [plaats] , zoals dagelijkse boodschappen, hebben eiser en [naam] tussen 11 december 2011 en 11 juli 2014 over en weer geld naar elkaars rekening overgeboekt en heeft eiser tussen 19 april 2010 en 31 juli 2014 de woning aan de [adres 1] [woonplaats] onderverhuurd aan vier andere personen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat er niet voldoende redenen zijn om aan te nemen dat eiser van 24 april 2014 tot en met 30 juli 2014 samen met [naam] aan de [adres 2] in [plaats] woonde. De rechtbank vindt het wel vreemd dat eiser zijn tandarts en huisarts had in [plaats] en dat hij zijn woning in [woonplaats] had onderverhuurd, maar dat betekent nog niet dat hij aan de [adres 2] in [plaats] woonde. Dat hij ook vaak zijn boodschappen doet in [plaats] maakt dit niet anders. Eiser is in deze periode nooit gezien bij de woning in [plaats] . Getuigen die bevestigen dat eiser daar feitelijk woonde zijn er ook niet. Daarom krijgt eiser gelijk dat hij in deze periode alleenstaand was. Het UWV heeft de toeslag daarom niet mogen intrekken.
Periode 2
4.4
Op 31 juli 2014 is eiser met [naam] getrouwd. Als mensen met elkaar trouwen wordt ervan uitgegaan dat het ook de bedoeling is om samen te leven en voor elkaar te zorgen. Het is echter mogelijk dat getrouwde mensen duurzaam gescheiden leven van elkaar. Dit is een uitzondering op de regel. Duurzaam gescheiden leven wil zeggen: getrouwde mensen leiden beiden hun eigen leven alsof ze niet met elkaar getrouwd zijn. Beiden, of in ieder geval één van hen, moeten daarbij ook de bedoeling hebben dat dit zo blijft. Het wordt niet zomaar aangenomen dat mensen die met elkaar getrouwd zijn duurzaam gescheiden leven van elkaar. Dit moet duidelijk zijn op basis van feiten en omstandigheden. Degene die zegt duurzaam gescheiden te leven moet dat ook aannemelijk maken.
4.5
Tussen 17 november 2014 en 25 juni 2015 hebben inspecteurs van het UWV onderzoek gedaan. Daarbij hebben ze de auto’s van eiser op bijna alle dagen bij de woning van [naam] in [plaats] gezien. Geen enkele keer zijn deze auto’s gezien bij de woning van eiser in [woonplaats] . Op 12 februari 2015 is een inspecteur van het UWV spontaan op huisbezoek gekomen in [plaats] . Eiser was daar op dat moment aanwezig. In de kledingkast op de slaapkamer van eiser en [naam] lagen kleren van eiser. Eiser heeft toen zelf ook gezegd dat hij één keer per twee weken een weekend in zijn huis in [woonplaats] is als hij zijn kinderen uit zijn vorige huwelijk heeft. Ook is hij in [woonplaats] als hij ruzie met [naam] heeft. Hij blijft dan twee dagen in [woonplaats] om tot rust te komen. Daarna gaat hij weer naar [plaats] om op zijn stiefdochter te passen. Verder heeft eiser gezegd dat [naam] zijn Peugeot gebruikt om naar haar werk te gaan en dat hij samen met [naam] vier weken op vakantie is geweest. In het bezwaarschrift heeft eiser aangegeven dat hij en [naam] zo vaak bij elkaar zijn omdat zij met elkaar getrouwd zijn en daarom behoefte aan elkaar hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat eiser en [naam] tussen 17 november 2014 en 25 juni 2015 niet duurzaam gescheiden leefden van elkaar. Eiser was een groot deel van de tijd bij [naam] in [plaats] en daar lagen ook zijn persoonlijke spullen. [naam] gebruikte regelmatig zijn auto en ze zijn samen op vakantie geweest. Er kan dus niet worden gezegd dat eiser en [naam] elk hun leven leiden alsof ze niet met elkaar getrouwd zijn. De rechtbank vindt dus niet dat eiser in deze periode alleenstaand was.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV ten onrechte de toeslag over periode 1 heeft ingetrokken. Toen was eiser immers alleenstaand. De rechtbank is verder van oordeel dat het UWV de toeslag over periode 2 wel terecht heeft ingetrokken. Toen was eiser immers niet alleenstaand. Eiser heeft dit niet bij het UWV gemeld.
Terugvordering
6. Het UWV heeft de toeslag die in periode 1 en 2 aan eiser is uitbetaald teruggevorderd. Dit is een bedrag van € 11.295,02,-.
7. Omdat eiser en [naam] in periode 1 niet samenwoonden kon het UWV de toeslag over die periode niet terugvorderen. Over periode 2 kon het UWV dat wel, omdat eiser en [naam] niet duurzaam gescheiden leefden. Het UWV is verplicht die toeslag terug te vorderen, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn. Dit wordt in de wet “dringende redenen” genoemd. Er kan pas sprake zijn van dringende redenen als blijkt dat de terugvordering leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de betrokkene. Er moet hiervoor iets heel uitzonderlijks aan de hand zijn.
8.1
Volgens eiser is er sprake van dringende redenen. Hij zegt dat hij chronisch getraumatiseerd is en dat dit door de terugvordering alleen maar erger geworden. Als de terugvordering niet wordt ingetrokken gaat het mogelijk nog slechter met hem en zou het kunnen zijn dat hij zelfmoord pleegt of agressief wordt. Eiser heeft dit proberen aan te tonen met een brief van zijn psychiater D. Hussein.
8.2
De rechtbank vindt niet dat er dringende redenen zijn. De rechtbank begrijpt wel dat eiser psychische problemen heeft. Hij heeft daarom ook sinds 2011 een WIA-uitkering. De rechtbank vindt alleen niet dat duidelijk is geworden dat de gezondheid van eiser door de terugvordering nog verder verslechterd is of nog verder zal verslechteren. Dit blijkt niet uit de brief van psychiater Hussein. De rechtbank begrijpt dat de terugvordering tot extra spanningen leidt, maar dat betekent nog niet dat er sprake is van een zeer uitzonderlijk geval. Dit betekent dat het UWV de in periode 2 aan eiser betaalde toeslag terecht heeft teruggevorderd.
Boete
9. Het UWV heeft aan eiser een boete opgelegd, omdat hij, toen hij de toeslag aanvroeg, niet bij het UWV heeft gemeld dat hij samenwoonde met [naam] en ook niet heeft doorgegeven dat hij op 31 juli 2014 met [naam] is getrouwd. Het UWV verwijt dit eiser omdat zij vindt dat eiser had kunnen begrijpen dat deze informatie belangrijk was voor zijn recht op toeslag. Het UWV heeft de boete verlaagd naar € 10,-, omdat eiser onvoldoende geld heeft om een boete van € 5.650,- te betalen.
10. Eiser vindt dat het UWV geen boete had mogen opleggen omdat hij niet heeft samengewoond met [naam] .
11. De rechtbank is van oordeel dat het UWV over periode 2 terecht een boete heeft opgelegd. De rechtbank vindt het ook verwijtbaar dat eiser niet bij het UWV heeft gemeld dat hij met [naam] getrouwd is. Het UWV heeft een erg lage boete opgelegd omdat eiser weinig geld heeft. De rechtbank is het hier mee eens.
Conclusie
12. Omdat de toeslag over periode 1 niet had mogen worden ingetrokken en teruggevorderd is het besluit van het UWV niet juist. Om ervoor te zorgen dat deze zaak snel tot een einde komt zal de rechtbank het UWV gelegenheid geven om opnieuw te berekenen welk bedrag eiser moet terugbetalen. Het UWV moet er hierbij vanuit gaan dat de toeslag over periode 2 terecht is ingetrokken.
13. De rechtbank geeft het UWV hiervoor vier weken de tijd te rekenen vanaf de datum waarop deze tussenuitspraak is verzonden.
14. Als het UWV geen gebruik maakt van deze gelegenheid moet het UWV dit zo snel mogelijk aan de rechtbank laten weten. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank de nieuwe berekening aan eiser toesturen. Eiser mag dan nog aan de rechtbank laten weten of hij met de nieuwe berekening akkoord gaat. De rechtbank zal hierna waarschijnlijk zonder tweede zitting einduitspraak doen.
15. De rechtbank zal nu nog geen uitspraak doen over de proceskosten en het griffierecht. Dit komt bij de einduitspraak.

Beslissing

De rechtbank:
- geeft het UWV vier weken tijd na verzending van deze tussenuitspraak de terugvordering opnieuw te berekenen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.B. Wichman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 30 januari 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.