Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2018
[eiser] te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
31 december 2018 voor ‘Ondersteuning thuis – Overnemen’.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een 46-jarige man met chronische psychische problematiek, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Eiser had een maatwerkvoorziening aangevraagd in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en verzocht om een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het pgb had geweigerd, omdat eiser niet in staat was om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Eiser had eerder een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en ontving zorg in natura (ZIN). Verweerder had vastgesteld dat eiser niet zelfstandig de regie kon voeren over zijn dagelijks leven en dat zijn situatie niet stabiel was. De rechtbank concludeerde dat de dochters van eiser niet bereid waren om de taken die aan het beheer van een pgb verbonden zijn uit te voeren, en dat de hulpverlener, die ook de zorg verleende, niet als een onafhankelijke derde kon worden beschouwd. De rechtbank bevestigde dat de weigering van het pgb op basis van belangenverstrengeling en de onvermogen van eiser om zelfstandig te functioneren, gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor cliënten om in staat te zijn om de verantwoordelijkheden van een pgb op verantwoorde wijze te beheren, en dat de aanwezigheid van een sociale netwerk of vertegenwoordiger niet voldoende is als deze niet expliciet bereid zijn om te helpen.