Uitspraak
1.[eisende partij sub 1]2. [eisende partij sub 2],3. [eisende partij sub 3],eisers, hierna samen te noemen: [eisende partij] ,advocaat F.R.H. Kuiper te Hattem,
1.[gedaagde partij sub 1],2. [gedaagde partij sub 2],verweerders, hierna samen te noemen: [gedaagde partij] ,advocaat Ph.H. Elzerman te Zwolle.
1.De procedure
2.De feiten
Bij wijzingen in de wetgeving kan in overleg het contract worden aangepast.”
Kamerstukken II2016/17, 34532, 45) heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken een maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 aangekondigd. Hij schrijft daarbij aan de Tweede Kamer, voor zover van belang, het volgende:
(…) Het pakket richt zich op fosfaatreductie in 2017. Vanaf 2018 kan, met de herziening van de Meststoffenwet ter introductie van het stelsel van fosfaatrechten, wettelijk worden geborgd dat de fosfaatproductie vanaf 1 januari 2018 onder het niveau van het plafond blijft. (…)”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
(…) Na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel krijgen bedrijven met melkvee van RVO.nl een beschikking over de voor hun bedrijf vastgestelde hoeveelheid fosfaatrechten, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat. De hoeveelheid toegekende fosfaatrechten – het fosfaatrecht – rust op het bedrijf en wordt als zodanig door RVO.nl geregistreerd. Bedrijven krijgen een hoeveelheid fosfaatrechten toegekend die volgt uit het aantal gehouden stuks melkvee op 2 juli 2015 – de datum waarop de introductie van het fosfaatrechtenstelsel aan de Tweede Kamer is aangekondigd – en de op de gemiddelde melkproductie per koe gebaseerde forfaitaire fosfaatexcretie en de forfaitaire fosfaatexcretie voor jongvee, beide volgend uit de Meststoffenwet (bijlage D bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet). Groei van de veestapel die na 2 juli 2015 heeft plaatsgevonden, wordt niet vertaald in fosfaatrechten. Bedrijven waar op 2 juli 2015 melkvee werd gehouden krijgen uitsluitend fosfaatrechten toegekend indien zij op de datum van inwerkingtreding van het stelsel van fosfaatrechten nog als bedrijf, als bedoeld in de Meststoffenwet, bij RVO.nl staan geregistreerd. Dit betekent dat landbouwers die tussen de datum van aankondiging van het stelsel, te weten 2 juli 2015, en de datum van inwerkingtreding van het stelsel zijn gestopt met het voeren van een bedrijf geen fosfaatrecht krijgen toegekend.
die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, meldt en aantoont dat hij op 2 juli 2015 melkvee had uitgeschaard, wordt het fosfaatrecht, bedoeld in het derde lid, verhoogd en wordt het fosfaatrecht van de landbouwer die dat melkvee op die datum had ingeschaard, met diens instemming verlaagd. Deze verhoging onderscheidenlijk verlaging komt overeen met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen van het aantal uitgeschaarde onderscheidenlijk ingeschaarde stuks melkvee.
(…) Dit amendement regelt dat de boeren die gezamenlijk overeenkomen dat zij de fosfaatrechten willen herverdelen vanwege uitgeschaard vee, daartoe gefaciliteerd worden. Dit kan eenvoudigweg via een formulier bij RvO. (…)”
NJ1998, 714) volgt dat in geval van uitscharing van vee, voor de toekenning van fosfaatrechten het houderschap van de dieren bepalend is. Het is van ondergeschikt belang of de houder ook de eigenaar van de dieren is. Verwezen wordt naar (de laatste alinea van) de onder 5.1 opgenomen memorie van toelichting bij de wijziging van de Meststoffenwet. Dit betekent dat de fosfaatrechten in beginsel toekomen aan [gedaagde partij] , als houder van de dieren op de peildatum 2 juli 2015.
eigenaarvan de kalveren, ook na het stallen ervan in de schuren van een andere rundveehouder, steeds het ondernemersrisico blijven dragen en de feitelijke verzorging van de dieren steeds op zich blijven nemen. Hij maakte daarbij slechts gebruik van de stallen van een ander (die had bedongen dat de kalveren op zijn UBN geregistreerd zouden worden). Dat is anders in onderhavige zaak, waarin [gedaagde partij] - de
houdervan de dieren - verantwoordelijk was voor het voeren, verzorgen en opfokken van de kalveren en daarnaast de kosten droeg voor voer, dierenarts, transport, arbeid, afvoer van mest. [gedaagde partij] diende bovendien aan [eisende partij] een vergoeding van de dagwaarde van een kalf bij sterfte te betalen. Op grond daarvan moet [gedaagde partij] worden aangemerkt als de veehouder die het ondernemersrisico met betrekking tot het bij hem gestalde jongvee van [eisende partij] droeg. Mede op grond daarvan heeft de wetgever de fosfaatrechten met betrekking tot die dieren aan, in dit geval, [gedaagde partij] toegekend. In voornoemde pachtzaak hadden partijen - anders dan in onderhavige zaak - in hun overeenkomst bovendien een bepaling opgenomen, inhoudende dat de voorloper van de in geding zijnde toeslagrechten, de slachtpremies, aan de eigenaar van de dieren toekwamen. Het Gerechtshof oordeelde in die zaak dat uit hetgeen partijen daarover hebben afgesproken en de grondslag en de strekking van de toeslagrechten voortvloeit dat op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid de toeslagrechten toekomen aan de eigenaar, en dus niet aan de verhuurder van de stallen, die enkel vanwege de UBN-registratie die toeslagrechten in eerste instantie toegekend had gekregen. Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor.
3.414,00(2 punten × tarief € 1.707,00)