Uitspraak
Afschrift aan: mr. De Jong
Verzonden d.d.:
verwerende partij in het tegenverzoek,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
1.De procedure
2.De feiten
20 december 2017 aan [verweerder] en [naam 1] geschreven: “
(…) Er zijn verschillende gesprekken gevoerd met jullie de afgelopen tijd over het functioneren van de tweehoofdige directie. We hebben geconstateerd dat de samenwerking stroef verloopt tussen beide directieleden. (…) het bestuur wil graag van jullie een concreet voorstel zien hoe jullie gaan samenwerken en de directievoering willen gaan invullen. (…) We zien jullie gezamenlijke voorstel graag tegemoet voor 12 januari a.s. (…)”.
(…) [naam 1] geeft aan dat hij goed nagedacht heeft over de ontstane situatie en dat hij een verdere samenwerking binnen de collegiale directie niet ziet zitten. Hij heeft geen vertrouwen meer in [verweerder] [ [verweerder] ]. Ook vindt hij dat [verweerder] niet integer is. [verweerder] geeft aan dat het hem beschuldigen van niet integer zijn onacceptabel is en naar zijn mening een zeer onterechte aantijging is. (…) [naam 1] geeft aan dat hij er goed over nagedacht heeft en dat hij de consequenties ziet, maar dat verdere samenwerking geen zin heeft. (…) Na ca een half uur wordt het overleg beëindigd. [naam 1] geeft aan dat hij het bestuur morgen per email op de hoogte zal stellen van zijn besluit. (…)”.
(…) Ik benadruk dat ik uitdrukkelijk geen twijfel heb aan de ingeslagen weg van een collegiale directie. Het pijnpunt zit in de uitvoering er van met [verweerder] . In het afgelopen jaar zijn mij een aantal voorvallen bekend geworden die maken dat ik zwaarwegende redenen heb om te twijfelen aan [verweerder] integriteit. (…) Maar ook zijn inhoudelijk functioneren en de wijze waarop hij (geen) uitvoering geeft aan de samenwerking/collegiale directie, maken dat ik onvoldoende vertrouwen heb in een vruchtbare toekomst. (…) De belangrijkste reden is het gebrek aan integriteit van [verweerder] , wat zeer slecht is voor de goede naam & faam van KWPN en waarvoor ik geen mede-verantwoordelijkheid wens te dragen. (…) verdere onderbouwing (…) geef ik graag, maar dan wel in een breder onafhankelijk integriteitsonderzoek waarbij meerdere menden gehoord worden. (…)”.
[verweerder] heeft in een e-mail van dezelfde datum aan het AB geschreven : “
(…) Dat de samenwerking tussen [naam 1] en mij niet soepel verloopt is evident en bij alle partijen bekend. (…) het is niet gepast om elkaar proberen kapot te maken op de manier die Johan voor ogen heeft. Op deze manier wordt niet alleen het KWPN geschaad, maar wordt ook mijn goede naam te grabbel gegooid. (…) Als het bestuur besluit tot een integriteitsonderzoek zoals door [naam 1] wordt voorgesteld, zal ik daar mijn volledige medewerking aan verlenen, maar het zal mijn reputatie schaden als dit naar buiten komt. Ik hecht er dan ook veel waarde aan dat er een begin van een onderbouwing wordt gegeven voor een zo zware beschuldiging als dat Johan die nu doet. De beschuldigingen die ik tot dusver voor de voeten geworpen heb gekregen, behelzen niet meer dan de normale wrijving die inherent zijn aan een organisatie in transitie met gedeeld leiderschap met twee verschillende leiderschapsstijlen. Ik voel mij dan ook tot op het bot beledigd door mijn collega directeur. (…)”.
2.6. [naam 1] heeft, op verzoek van het AB, een lijst opgesteld met punten waaruit zou moeten blijken dat [verweerder] niet integer is en deze lijst op 25 januari 2018 aan het AB gezonden. Het AB heeft een reactie op de lijst gevraagd aan de vorige penningmeester van het AB, de heer [naam 2] . Deze heeft op 12 februari 2018 zijn reactie aan het AB gegeven, waarbij zijn oordeel is dat uit de door [naam 1] aangereikte informatie niet volgt dat [verweerder] niet integer is.
“
(…) De PVT voelt zich in het uitvoeren van haar taak echter belemmerd door de slechte communicatie met - en het niet nakomen van gemaakte afspraken door de gesprekspartner/ directeur [verweerder] . In de jaarverslagen van de PVT is terug te lezen dat er veel zaken onafgerond blijven en in een aantal gevallen jaren blijven 1iggen, ondanks herhaalde vragen van de PVT om deze op te lossen en om tot overleg te komen. De PVT heeft vaak aangedrongen op verbetering van deze verstandhouding, maar voelt zich continue op een zijspoor gezet en niet serieus genomen. (…) We kunnen echter niet meer om de signalen, de onrust en de ernst van de meldingen van de medewerkers heen. (…) Gezien de beschreven situatie in de vorige alinea tussen de PVT en [verweerder] zien we geen mogelijkheden meer om deze situatie enkel met de directeur zelf te kunnen oplossen.
(…) Nu geen integriteitsonderzoek, want partijen zouden (onder begeleiding) prima in staat moeten zijn met elkaar, en in overleg vast te stellen wat wenselijk, dan wel gepast is en wat niet. (…)”.
(…) Het bestuur is unaniem van mening dat de huidige samenwerkingsrelatie ernstig ontspoord is. Het bestuur acht deze situatie onwenselijk en onhoudbaar:
“
(…) Met groot ongeloof heb ik kennisgenomen van uw schrijven d.d. 22.02.2018.
Het AB heeft deze brief en de brief van de PVT van 30 januari 2018 doorgestuurd naar [verweerder] , als bijlage bij een uitnodiging voor een gesprek op 19 maart 2018.
(…) Hiermee bevestig ik het gesprek van hedenochtend. In dit gesprek heb ik je aangegeven dat afgelopen dinsdagavond door het Algemeen Bestuur van KWPN is besloten de arbeidsovereenkomst met jou en de heer [naam 1] te gaan beëindigen. (…) Sinds langere tijd is er sprake van toenemende samenwerkingsproblemen binnen de directie van KWPN. Deze problemen betreffen inmiddels niet alleen meer de samenwerking en verhouding tussen [naam 1] en jou, maar de kwestie heeft zich uitgebreid naar de verhouding bestuur en directie. Ook de verhouding tussen jou en de medewerkers/ personeelsvertegenwoordiging staat in toenemende mate onder druk. (…) In plaats van dat de directievoering is verbeterd, is er thans sprake van een niet meer houdbare situatie. Er spelen zoals gezegd meer kwesties, maar de beslissing om afscheid van je te nemen is in belangrijke mate gebaseerd op de ontstane onwerkbare situatie tussen [naam 1] en jou. Ook de toenemende kritiek op jouw functioneren vanuit het personeel c.q. PVT heeft een rol gespeeld bij ons besluit. Ook als bestuur zijn we dit jaar in toenemende mate geconfronteerd met zaken in jouw aandachtsgebied die niet goed gaan en die tot onrust leiden binnen KWPN en haar leden. Binnen de organisatie heb jij helaas (te) weinig draagvlak. (…)Deze non-constructieve opstelling en dubieuze handelwijze van [naam 1] valt jou uiteraard niet meteen te verwijten, maar het zijn wel feiten waarmee het bestuur is geconfronteerd. Conclusie is dat een normale samenwerking op directieniveau al langere tijd niet meer aanwezig is. Dit kan en wil het bestuur niet langer accepteren.
3.3. De verzoeken en verweren
Er is wel een verstoorde relatie met [naam 1] , maar niet met het AB of personeelsleden en in elk geval is er geen duurzame verstoring. Voor zover nodig zou mediation de verhoudingen kunnen herstellen. KWPN handelt ernstig verwijtbaar jegens [verweerder] door hem te slachtofferen. Er is geen enkele reden om [verweerder] niet weer aan het werk te laten gaan. Voor zover ontbinding zou worden uitgesproken heeft [verweerder] recht op een transitievergoeding van € 12.702,75 netto, althans € 12.492,33 bruto en een billijke vergoeding van € 225.000,-, inclusief een vergoeding voor pensioenschade en immateriële schade.
primair:I. het verzoek tot ontbinding van KWPN af te wijzen,
II. KWPN te veroordelen om binnen twee dagen na de beschikking [verweerder] weder te werk te stellen op straffe van een dwangsom
subsidiair, bij toewijzing van het verzoek van KWPN:
III. KWPN te veroordelen om aan [verweerder] de transitievergoeding toe te kennen van
€ 12.702,75 netto, althans € 12.492,33 bruto, alsmede
IV. KWPN te veroordelen om aan [verweerder] een billijke vergoeding van € 225.000,- te voldoen, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
zowel primair als subsidiair:
V. KWPN te veroordelen om aan [verweerder] te betalen het netto-equivalent van een bedrag van € 518 bruto, althans € 351 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld vanaf 1 januari 2018 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst met [verweerder] rechtsgeldig zal zijn geëindigd,
VI. KWPN te veroordelen om aan [verweerder] te betalen het netto-equivalent van € 9.331,- bruto,
VII. KWPN te veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
Uit die stukken blijkt immers, dat [verweerder] niet is geïnformeerd over de inhoud van de door [naam 1] aan het AB verstrekte lijst met ‘issues’ van 25 januari 2018. Evenmin is hij geïnformeerd over het verzoek van het AB aan [naam 2] om deze lijst van commentaar te voorzien of van het antwoord van [naam 2] van 12 februari 2018 dat er geen integriteits-probleem was. Het AB wist in elk geval uit de mail van [verweerder] van 9 januari 2018, maar had ook uit de aard van de zaak moeten begrijpen, dat het stellen van een integriteitsprobleem een zeer ernstig beschuldiging is, waarvan de beschuldigde kennis wil nemen om zich daartegen te verweren. In het kader van een zorgvuldige behandeling van de klacht van [naam 1] had directe hoor en wederhoor dienen plaats te vinden. Het is onbegrijpelijk dat [verweerder] pas uit het verzoekschrift kennis heeft kunnen van de door [naam 1] opgestelde lijst. De toelichting ter zitting van de kant van KWPN, dat het AB geen belang zag in het delen van de lijst en dat men vreesde voor ‘een welles-nietes-spel’ geeft aan dat er door het AB een onjuiste afweging is gemaakt. Het had op de weg van het AB gelegen om eerst hoor en wederhoor toe te passen op de beschuldiging en pas daarna te beslissen over eventuele vervolgstappen.
22 februari 2018, waarin het AB de ‘laatste kans’, heeft aangezegd, heeft [verweerder] zich - na een gesprek met [naam 4] - wel bereid verklaard tot mediation. Deze mediation is echter niet gestart, volgens [verweerder] omdat het AB vervolgens toch de voorkeur heeft gegeven aan (eerst) een integriteitsonderzoek door BDO. KWPN heeft niet concreet gemaakt dat na de toezegging van [verweerder] van 14 maart 2018 een mediationtraject is gestart. In zoverre kan KWPN dan ook niet gevolgd worden in haar stelling dat [verweerder] niet voldoende heeft meegewerkt aan het verbeteren van de verstandhouding binnen de directie.
5 juli 2018 schrijft KWPN zelf:
De beschuldigingen van [naam 1] aan jouw adres worden niet geschraagd door het onderzoek. Dit neemt niet weg dat er door toedoen van [naam 1] sprake is geweest van een voor jou zeer pijnlijk en vervelend traject. Dit spijt ons zeer. Het Algemeen Bestuur zal zijn verantwoordelijkheid op dit punt naar jou toe nemen.Op welke wijze aan deze verantwoordelijkheid invulling gegeven wordt blijkt niet, want in de volgende zin wordt de schorsing aangezegd en vervolgens wordt in de brief de ontbindingsprocedure aangekondigd. [verweerder] stelt terecht dat hij had mogen verwachten dat na het voor hem gunstige rapport alles in het werk zou worden gesteld om de verhoudingen binnen de directie te verbeteren, bijvoorbeeld door alsnog de mediation te starten. Voor zover deze mediation niet in gang is gezet omdat [naam 1] daar niet aan mee zou werken en doorging om zijn gelijk te halen, zoals KWPN ter zitting heeft verklaard, komt dat niet voor rekening van [verweerder] . Dat [naam 4] aan het AB heeft meegedeeld dat ‘de mannen nu niet samenwerken en dat ook niet zullen gaan doen’ is wellicht een juiste verwachting over de slagingskans van de mediation, maar geen zelfstandige reden om dan maar van mediation af te zien, zonder een andere oplossingsmogelijkheid te beproeven. Het AB had zelf met [verweerder] (en eventueel [naam 1] ) in gesprek kunnen gaan over door hem geziene mogelijkheden.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.5. De beslissing
€ 30.000,00,