Uitspraak
Afschrift aan: mr. De Jong
Verzonden d.d.:
Koninklijke vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland,gevestigd te Utrecht,
verwerende partij in het tegenverzoek,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
1.De procedure
2.De feiten
Het AB heeft op 16 maart 2015 een gesprek gehad met [verweerder] . Hiervan is een verslag gemaakt, waarin is te lezen:
“(…) Vanuit het AB is waargenomen dat er sprake is van toenemende onrust/wantrouwen binnen het MT en de totale organisatie van het KWPN. Deze situatie is de afgelopen 6-8 jaar herhaaldelijk voorgekomen. (…)Observaties bij functioneren van [verweerder]: (…) Moeite met communiceren binnen de werkorganisatie en naar het veld (…) Zelfreflectie blijkt erg moeilijk tot onmogelijk te zijn. Relatie met (…) wordt op de spits gedreven i.p.v. van zoeken naar de sterke punten en het ondersteunen van de zwakke punten. (…)”.
[verweerder] heeft op deze notitie gereageerd en aangegeven verrast te zijn dat zijn functioneren ter discussie wordt gesteld. Dit is niet eerder aan de orde geweest. Volgens hem dient zich een vertrouwensvraag aan. Hij deelt wel de zorgen van het bestuur waar het gaat over onrust onder het personeel en een niet goed functionerend MT, maar wijt dit vooral aan een (lang) lopende discussie rond een wijziging van arbeidsvoorwaarden.
20 december 2017 aan [naam 1] en [verweerder] geschreven: “
(…) Er zijn verschillende gesprekken gevoerd met jullie de afgelopen tijd over het functioneren van de tweehoofdige directie. We hebben geconstateerd dat de samenwerking stroef verloopt tussen beide directieleden. (…) het bestuur wil graag van jullie een concreet voorstel zien hoe jullie gaan samenwerken en de directievoering willen gaan invullen. (…) We zien jullie gezamenlijke voorstel graag tegemoet voor 12 januari a.s. (…)”.
(…) [verweerder] geeft aan dat hij goed nagedacht heeft over de ontstane situatie en dat hij een verdere samenwerking binnen de collegiale directie niet ziet zitten. Hij heeft geen vertrouwen meer in [naam 1] . Ook vindt hij dat [naam 1] niet integer is. [naam 1] geeft aan dat het hem beschuldigen van niet integer zijn onacceptabel is en naar zijn mening een zeer onterechte aantijging is. (…) [verweerder] geeft aan dat hij er goed over nagedacht heeft en dat hij de consequenties ziet, maar dat verdere samenwerking geen zin heeft. (…) Na ca een half uur wordt het overleg beëindigd. [verweerder] geeft aan dat hij het bestuur morgen per email op de hoogte zal stellen van zijn besluit. (…)”.
(…) Ik benadruk dat ik uitdrukkelijk geen twijfel heb aan de ingeslagen weg van een collegiale directie. Het pijnpunt zit in de uitvoering er van met [naam 1] . In het afgelopen jaar zijn mij een aantal voorvallen bekend geworden die maken dat ik zwaarwegende redenen heb om te twijfelen aan [naam 1] ’s integriteit. (…) Maar ook zijn inhoudelijk functioneren en de wijze waarop hij (geen) uitvoering geeft aan de samenwerking/collegiale directie, maken dat ik onvoldoende vertrouwen heb in een vruchtbare toekomst. (…) De belangrijkste reden is het gebrek aan integriteit van [naam 1] , wat zeer slecht is voor de goede naam & faam van KWPN en waarvoor ik geen mede-verantwoordelijkheid wens te dragen. (…) verdere onderbouwing (…) geef ik graag, maar dan wel in een breder onafhankelijk integriteitsonderzoek waarbij meerdere mensen gehoord worden. (…)”.
[naam 1] heeft in een e-mail van dezelfde datum aan het AB geschreven : “
(…) Dat de samenwerking tussen [verweerder] en mij niet soepel verloopt is evident en bij alle partijen bekend. (…) het is niet gepast om elkaar proberen kapot te maken op de manier die [verweerder] voor ogen heeft. Op deze manier wordt niet alleen het KWPN geschaad, maar wordt ook mijn goede naam te grabbel gegooid. (…) Als het bestuur besluit tot een integriteitsonderzoek zoals door [verweerder] wordt voorgesteld, zal ik daar mijn volledige medewerking aan verlenen, maar het zal mijn reputatie schaden als dit naar buiten komt. Ik hecht er dan ook veel waarde aan dat er een begin van een onderbouwing wordt gegeven voor een zo zware beschuldiging als dat [verweerder] die nu doet. De beschuldigingen die ik tot dusver voor de voeten geworpen heb gekregen, behelzen niet meer dan de normale wrijving die inherent zijn aan een organisatie in transitie met gedeeld leiderschap met twee verschillende leiderschapsstijlen. Ik voel mij dan ook tot op het bot beledigd door mijn collega directeur. (…)”.
(…) Nu geen integriteitsonderzoek, want partijen zouden (onder begeleiding) prima in staat moeten zijn met elkaar, en in overleg vast te stellen wat wenselijk, dan wel gepast is en wat niet. (…)”.
[naam 3] heeft bij enkele van de door [verweerder] genoemde issues de opmerking geplaatst dat de genoemde kwestie in het AB is besproken en geaccordeerd in aanwezigheid van [verweerder] of door het AB aan [verweerder] waren geadresseerd.
(…) Het bestuur is unaniem van mening dat de huidige samenwerkingsrelatie ernstig ontspoord is. Het bestuur acht deze situatie onwenselijk en onhoudbaar:
7 februari 2018 arbeidsongeschikt vanwege ernstige rugklachten.
Het AB heeft op 19 maart 2018 besloten tot het inschakelen van een forensisch accountant, BDO, om onderzoek te doen in de integriteitskwestie.
Bij e-mail van 30 maart 2018 heeft het AB aan [verweerder] geschreven: “
(…) Wij willen tot slot benadrukken [verweerder] , dat wij er van uitgaan dat jij het inschakelen van een forensisch accountant volledig stil houdt, en niet intern of extern communiceert. Jouw mening is duidelijk, maar er zijn ook andere aspecten en belangen waar wij rekening mee moeten houden. (…)”.
(…) Wij begrepen onlangs dat jij behalve ons ook anderen hebt benaderd en de issues (of een aantal daarvan) en jouw mening daarover hebt gedeeld. Zo bijvoorbeeld de accountant en de Financiële Commissie als ook de Vertrouwenscommissie. En ook de door jou ingeschakelde adviseur schijnt contact hierover te hebben opgenomen met de commissies. (…) Het feit echter dat jij jouw issues en mening met anderen deelt, als ook dat wij dat achteraf via via moeten vernemen, baart ons zorgen. Het lijkt erop dat jij bezig bent om bij of via verschillende kanalen binnen de organisatie een soort onderstroom te creëren tegen [naam 1] . Wij vinden dit geen juiste handelswijze, en dat moet ophouden. De issues en aantijgingen richting [naam 1] gaan op bepaalde vlakken (zeer) ver en hebben naar onze mening een uiterst vertrouwelijk karakter, ook intern. Dit temeer omdat [naam 1] , zoals je weet, een ander standpunt heeft dan jij en het niet eens is met de beschuldigingen. En niet onbelangrijk, zo je zal begrijpen, er zijn nog geen conclusies getrokken door de forensisch accountant. (…) We hebben eerder al aangegeven het ook belangrijk te vinden dat de rust binnen de organisatie weer terugkeert en de samenwerking wordt verbeterd. (…) Het verspreiden van de precaire issues draagt daar echter niet aan bij, en creëert juist meer onrust en zet de samenwerking nog verder onder druk. (…)”.
(…) Jij hebt het over aantijgingen, wat mij betreft zijn het aanwijzingen die verder onderzoek noodzakelijk maken.
(…) In aansluiting op hetgeen wij besproken hebben in Rotterdam (…) doe ik je hierbij een aantal punten toekomen waarvan ik denk dat deze in de nabije toekomst een rol gaan spelen (…)”. Deze e-mail is in CC toegezonden aan een journalist. In de lijst staat onder andere een aantal van de door [verweerder] op zijn lijst vermelde ‘issues’ en het BDO-onderzoek.
(…) Onderstaande mail ontving ik woensdag jl van [naam 5] , jouw adviseur. Ik zag het niet meteen, maar in de CC staat [naam 6] , zoals bekend bij jou één van de bekendste paardensportjournalisten in Nederland. Los van de inhoud van de mail die niet klopt en zeer eenzijdig is, is deze werkwijze onacceptabel en schadelijk, niet alleen voor onze vereniging maar vooral ook voor de in de mail genoemde personen. Ik reken dit jou zeer zwaar aan. Het kwaad is al geschied, maar ik verzoek je met de grootste klem om [naam 5] (jouw adviseur) te instrueren hiermee te stoppen en het bericht in te trekken en te zorgen dat het bericht niet openbaar wordt. Aanstaande dinsdag zal ik de gang van zaken in het bestuur bespreken en ik behoud mij namens de vereniging alle rechten voor jegens jou en je adviseur. Dit is geen vriendelijk verzoek, maar een expliciete opdracht aan jou. (…)”.
In reactie hierop heeft [verweerder] vervolgens aan [naam 2] geschreven: “
(…) Ik neem het hoog op dat het bestuur ervan uitgaat dat het onderstaande schrijven van mij afkomstig is. Het lijkt mij de juiste weg en fatsoenlijk om eerst te checken of dit wel zo is, in plaats van dit voetstoots en zonder gesprek aan te nemen. Blijkbaar word ik aangesproken op bepaald handelen, en is het aan mij om te onderbouwen dat ik iets niet heb gedaan. Dat is de omgekeerde wereld. Ik ben steeds aanwezig en bereikbaar voor een gesprek. Ik wijs er op dat in het veld iedereen over de onrust binnen KWPN spreekt.
“
(…) Hiermee bevestig ik het gesprek van hedenochtend. In dit gesprek heb ik je aangegeven dat afgelopen dinsdagavond door het Algemeen Bestuur van KWPN is besloten de arbeidsovereenkomst met jou en de heer [naam 1] te gaan beëindigen.
3.3. De verzoeken en verweren
primair: het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen,
subsidiair: bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aan [verweerder] een transitievergoeding toe te kennen van € 107.710,20 bruto, alsmede een billijke vergoeding van € 821.438,30 bruto,
en, zowel primair als subsidiair: KWPN te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.De beoordeling
[verweerder] heeft aanvankelijk als verweer gevoerd dat er, gelet op zijn (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid sprake is van een ontslagverbod. Nu [verweerder] inmiddels geheel arbeidsgeschikt is, is dit verweer vervallen.
De werkgever mag de werknemer niet benadelen als gevolg van het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Huis voor klokkenluiders tijdens en na de behandeling van deze melding bij de werkgever of de daartoe bevoegde instantie.”.
“het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt (…), sprake is van een misstand voor zover:1. het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan (…), en2. het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een wettelijk voorschrift, een gevaar voor de volksgezondheid, een gevaar voor de veiligheid van personen, een gevaar voor de aantasting van het milieu, een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten”
te goeder trouw en naar behoren’ heeft gemeld. Het door [verweerder] onmiddellijk opzeggen van ieder vertrouwen in [naam 1] , zonder voldoende concrete aanwijzingen niet past in het kader van deze bepaling, aldus steeds KWPN.
19 maart 2018 en de openheid van [verweerder] naar interne commissies en personen en externen, zoals de accountant. [verweerder] had aanvankelijk de wens een onafhankelijk adviseur op kosten van KWPN in de bespreking uit te nodigen. Het AB heeft deze wens niet gehonoreerd, waarna [verweerder] zelf [naam 5] heeft benaderd en als adviseur heeft meegenomen. Anders dan [verweerder] meent, kan hem wel toegerekend worden dat [naam 5] de informatie, die hij deels door het gesprek en/of [verweerder] verkregen heeft, naar een journalist heeft gedeeld. Ook al zou een deel van de problematiek al op andere wijze bij [naam 5] bekend zijn geweest, dan nog heeft het moment van delen en de wijze waarop te maken met het gesprek. Het gegeven dat een BDO-onderzoek werd verricht kon niet op andere wijze bij [naam 5] bekend zijn. Het had op de weg van [verweerder] gelegen zich, juist vanwege de positie van [naam 5] binnen de ‘paardenwereld’, ervan te vergewissen dat de inhoud van het gesprek van 19 maart 2018 door [naam 5] vertrouwelijk zou worden behandeld.
[verweerder] heeft in zijn reactie op de e-mails, die hij met betrekking tot zijn openheid naar commissies en de rol van [naam 5] van het AB gekregen heeft, laten blijken een geheel andere kijk op zijn verantwoordelijkheid en positie te hebben dan het AB.