In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. P.W.A.M. van Roy, en de Gemeente Epe, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J. van Beek. [Eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de Gemeente Epe was toegestaan om een kiosk te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling waarin de vorderingen van [eiser] werden besproken. [Eiser] stelde dat de Gemeente Epe hem een rechtsgeldig aanbod had gedaan voor een nieuwe huurovereenkomst, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] niet aannemelijk had gemaakt dat dit aanbod daadwerkelijk was gedaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest slechts in zeer beperkte gevallen kan plaatsvinden, en dat [eiser] niet had aangetoond dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het arrest van het gerechtshof.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser] niet konden worden toegewezen en dat hij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Epe werden begroot op € 1.442,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. Vergunst.