ECLI:NL:RBGEL:2018:4209

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
C/05/343331 / KZ ZA 18-249
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest met betrekking tot de verwijdering van een kiosk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. P.W.A.M. van Roy, en de Gemeente Epe, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J. van Beek. [Eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de Gemeente Epe was toegestaan om een kiosk te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling waarin de vorderingen van [eiser] werden besproken. [Eiser] stelde dat de Gemeente Epe hem een rechtsgeldig aanbod had gedaan voor een nieuwe huurovereenkomst, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] niet aannemelijk had gemaakt dat dit aanbod daadwerkelijk was gedaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest slechts in zeer beperkte gevallen kan plaatsvinden, en dat [eiser] niet had aangetoond dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het arrest van het gerechtshof.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser] niet konden worden toegewezen en dat hij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Epe werden begroot op € 1.442,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. Vergunst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/343331 / KZ ZA 18-249
Vonnis in kort geding van 1 oktober 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.W.A.M. van Roy te Beek Lb,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EPE,
zetelend te Epe,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. van Beek te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Gemeente Epe genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de e-mail van Gemeente Epe d.d. 1 oktober 2018 met producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Gemeente Epe.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] mondeling afgewezen. Dit vonnis bevat de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Gemeente Epe verbiedt om de kiosk te verwijderen en ontruimingsactiviteiten te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom van
€ 250.000,- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
2.2.
Gemeente Epe voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], althans tot afwijzing.

3.De beoordeling

3.1.
De vorderingen van [eiser] komen in feite neer op schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden van 10 juli 2018 (zaaknummers 200.191.036 en 200.191.038).
3.2.
Op grond van vaste jurisprudentie mag een voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het arrest maar in een zeer beperkt aantal gevallen schorsen. De voorzieningenrechter mag dat alleen doen indien hij van oordeel is dat Gemeente Epe – mede gelet op de belangen van [eiser] die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het arrest. Dat kan het geval zijn indien het arrest klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Dit kan ook het geval zijn indien de tenuitvoerlegging op grond van na het arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Evenmin heeft [eiser] aannemelijk gemaakt dat de tenuitvoerlegging op grond van nieuwe feiten klaarblijkelijk voor hem een noodtoestand zal doen ontstaan. In dit verband heeft [eiser] nog gesteld dat op 20 september 2018 een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen hem en Gemeente Epe. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Gemeente Epe heeft gemotiveerd betwist dat zij [eiser] een rechtsgeldig aanbod tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst heeft gedaan. Zonder nadere bewijslevering door [eiser] – waarvoor in dit kort geding geen plaats is – is dus niet aannemelijk dat Gemeente Epe [eiser] een aanbod heeft gedaan. Bovendien heeft [eiser] zelf gesteld dat hij het door hem gepretendeerde aanbod in eerste instantie niet heeft aanvaard. Daardoor is het aannemelijk dat het aanbod van Gemeente Epe – voor zover door al sprake van is geweest – is komen te vervallen. Op grond van artikel 6:221 BW vervalt een aanbod immers wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard of verworpen. De vorderingen van [eiser] zullen dus worden afgewezen.
3.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Epe worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Epe tot op heden begroot op € 1.442,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
EH/DV