Op 1 oktober 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een (ex)militair, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn (ex-)partner. De verdachte is ter zake van mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uur, met een proeftijd van 2 jaar. De militaire kamer sprak de verdachte vrij van een tweede beschuldiging van mishandeling. Bij de strafbepaling werd rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan PTSS als gevolg van meerdere uitzendingen naar Afghanistan. Hij ontvangt momenteel behandeling via de GGZ Beilen, afdeling Veteranenzorg.
De zaak kwam ter terechtzitting op 17 september 2018 aan de orde, waar de militaire kamer de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer heeft gehoord. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van de eerste mishandeling, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd de keel van het slachtoffer dicht te knijpen en haar aan de haren te trekken. De verklaringen van het slachtoffer waren inconsistent en er ontbraken getuigenverklaringen. De militaire kamer concludeerde dat het letsel van het slachtoffer niet overtuigend bewijs bood voor de beschuldigingen.
Ten aanzien van de tweede beschuldiging, die betrekking had op een mishandeling op 16 januari 2017, erkende de verdachte dat hij het slachtoffer had geslagen. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bewering dat hij met kracht had geslagen. De militaire kamer besloot dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand en de omstandigheden van de zaak, een voorwaardelijke werkstraf moest krijgen in plaats van een onvoorwaardelijke straf. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen, omdat de militaire kamer van oordeel was dat het slachtoffer ook enig verwijt te maken had in deze zaak.