ECLI:NL:RBGEL:2018:4423
Rechtbank Gelderland
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis in verband met buitenlandse veroordeling
Op 10 oktober 2018 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 26 juni 2018 was ingediend. Het verzoek betrof een schadevergoeding van € 315,00 voor de door verzoeker geleden schade als gevolg van een inverzekeringstelling. De verzoeker, die in maart 2017 in verzekering was gesteld en op 11 maart 2017 in vrijheid was gesteld, had eerder een veroordeling ondergaan in Polen voor een vergelijkbaar feit. De advocaat van verzoeker voerde aan dat er sprake was van twee afzonderlijke zaken, omdat de dagvaarding in de Nederlandse zaak was ingetrokken en er een sepotbeslissing was genomen. De officier van justitie hield vast aan de schriftelijke conclusie van 5 september 2018.
De raadkamer heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de sepotbeslissing en het Poolse vonnis, waarin verzoeker was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van drie jaar. De raadkamer oordeelde dat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien verzoeker onherroepelijk was veroordeeld door de Poolse rechtbank. Dit betekende dat de wettelijke vereisten van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering niet waren vervuld, waardoor verzoeker niet in zijn verzoek om schadevergoeding kon worden ontvangen.
De raadkamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en oordeelde dat voor de kosten met betrekking tot de zaak uit november 2016 geen vergoeding kon worden toegewezen, omdat deze zaak nog niet was afgedaan. De beslissing werd genomen met inachtneming van de desbetreffende wetsartikelen en uitgesproken in openbare raadkamer.