ECLI:NL:RBGEL:2018:4561

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
05/840328-16 + 05/840210-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak betreft twee parketnummers: 05/840328-16 en 05/840210-17. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 20 december 2015 tot en met 28 februari 2016, waarbij hij in totaal 8,6 kilogram hennepplanten had. Daarnaast werd hem verweten dat hij elektriciteit had gestolen door een illegale aansluiting te maken. In de tweede zaak, die zich afspeelde van 1 december 2016 tot en met 2 februari 2017, had de verdachte ongeveer 215 hennepplanten in zijn bezit en wederom elektriciteit gestolen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte in beide gevallen in nauwe en bewuste samenwerking met een onbekende medeplichtige handelde. De verdediging voerde aan dat de doorzoekingen onrechtmatig waren, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten, maar oordeelde dat er geen sprake was van handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De officier van justitie eiste een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/840328-16 + 05/840210-17
Datum uitspraak : 23 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.H.J. Willemsen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 mei 2018, 1 augustus 2018 en 9 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/840328-16
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2015 t/m 28 februari 2016 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) een hoeveelheid van 8,6 kilogram hennep(toppen), althans ongeveer 304 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 304 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2015 t/m 28 februari 2016 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] aldaar heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Parketnummer 05/840210-17
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met
2 februari 2017 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 215, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 215 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 2 februari 2017 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in een pand aan de [adres] ) (telkens) heeft weggenomen (een) hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, althans dat goed, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2a. Overwegingen ten aanzien van het binnentreden inzake parketnummer 05/840328-16
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de meldingen van een onbekend gebleven persoon, zonder verdere toetsing van betrouwbaarheid en eigen onderzoek door de politie, onvoldoende zijn om een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet te kunnen dragen. De machtiging tot binnentreden had niet afgegeven mogen worden en de doorzoeking van de woning van verdachte en de start van het onderzoek zijn dan ook onrechtmatig geweest.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat het verslag van het binnentreden – in tegenstelling tot hetgeen bepaald is in artikel 10 van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi) – niet is opgesteld door degene aan wie de machtiging is afgegeven.
Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim en al hetgeen door de onrechtmatige binnentreding is verkregen dient te worden uitgesloten van het bewijs. Er resteren dan onvoldoende bewijsmiddelen om tot een veroordeling te komen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat in de periode van 22 juni 2015 tot en met 21 februari 2016 in totaal acht MMA-meldingen en zes anonieme telefonische meldingen zijn binnengekomen bij de politie, waarin – kort gezegd – onder meer werd aangegeven dat er een hennepkwekerij gevestigd zou zijn in de woning aan de [adres] te Gaanderen. Daarnaast heeft de politie op 24 december 2015 een brief ontvangen waarin een onbekend gebleven persoon opnieuw melding maakt van het vermoeden van een hennepkwekerij aan voornoemd adres. In een aantal meldingen werd onder meer aangegeven dat er een hennepgeur waargenomen was, de ramen verduisterd waren, het dak van de woning vrij was van sneeuw/vorst en de bewoner gezien was terwijl hij met potgrond en plantenbakken de woning binnen ging. In vier van de anonieme meldingen is de naam van verdachte genoemd. De politie heeft het adres nagetrokken in de gemeentelijke basisadministratie en uit de verkregen informatie bleek dat verdachte de persoon was die ingeschreven stond op [adres] te Gaanderen.
Gelet op de periode waarover de meldingen zijn gedaan, de hoeveelheid meldingen en de concrete en specifieke informatie die de meldingen bevatten, is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten bij deze stand van zaken een redelijk vermoeden konden hebben van overtreding van de Opiumwet in de woning aan de [adres] te Gaanderen. Daaraan doet niet af dat bij warmtemetingen en voorafgaande observaties van de bewuste woning niets is vastgesteld. Verbalisanten zijn de woning binnengetreden nadat daartoe een machtiging was aangevraagd en verkregen.
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde verweer dat het verslag van het binnentreden door een onbevoegd persoon is opgemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 10 Awbi bepaalt dat het verslag omtrent het binnentreden wordt opgemaakt door de persoon die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden. Uit artikel 8 Awbi volgt dat degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, zich door anderen kan doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt. In het onderhavige geval is deze toestemming uitdrukkelijk gegeven in de machtiging. De vier verbalisanten die op grond van de afgegeven machtiging zijn binnengetreden in de woning, waren dus allen bevoegd tot binnentreden en daaruit vloeit, gelet op het voorgaande, tevens voort dat zij bevoegd waren tot het opstellen van een schriftelijk verslag.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, worden de verweren van de verdediging met betrekking tot het onrechtmatig binnentreden en het onrechtmatig verkregen bewijs verworpen.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs inzake parketnummer 05/840328-16 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Op 28 februari 2018 werd op de zolderverdieping van een woning aan de [adres] te Gaanderen een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepplanten waren geknipt en de gedroogde henneptoppen lagen op droogrekken in de kweekruimte. De totale hoeveelheid henneptoppen bedroeg 8,6 kilogram. [2]
Ten aanzien van feit 2
De zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt. Deze aansluiting voorzag de hennepplantage buiten de elektriciteitsmeter om van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2, met dien verstande dat zij niet bewezen acht dat er sprake was van uitoefening van een beroep of bedrijf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar is van de hennepkwekerij. Hij heeft de kwekerij ongeveer drie maanden voordat deze ontdekt werd opgebouwd met een verder onbekend gebleven [naam 1] . Ongeveer twee maanden geleden zijn zij gestart met het kweken van hennep. Verdachte verzorgde de planten en heeft de planten geknipt. Hij zou de opbrengst delen met [naam 1] en zou € 14.000,- krijgen. [naam 1] heeft de elektra aangelegd en verdachte wist dat de elektriciteit die gebruikt werd voor de hennepkwekerij gestolen was. [4]
Gelet op het voorgaande en wat hiervoor reeds is vastgesteld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2. Gelet op de verklaring van verdachte acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte de feiten pleegde in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 1] , zodat sprake is van medeplegen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
2c. Overwegingen ten aanzien van het binnentreden inzake parketnummer 05/8400210-17
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat twee korte meldingen van een onbekend gebleven persoon, zonder verdere toetsing van betrouwbaarheid en eigen onderzoek door de politie, onvoldoende is om een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet te kunnen dragen. De doorzoeking van de woning en de start van het onderzoek zijn daarom onrechtmatig geweest. Al hetgeen als rechtstreeks gevolg van dit verzuim is verkregen, dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dit heeft tot gevolg dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten.
De rechtbank overweegt dat op 30 januari 2017 en 1 februari 2017 anonieme meldingen zijn binnengekomen bij de politie waaruit volgde dat op de [adres] te Gaanderen vermoedelijk een hennepkwekerij in werking was. Eén van de melders geeft aan dat hij heeft geholpen de spullen naar binnen te brengen. Beide melders geven aan dat zij gevraagd zijn te helpen oogsten. De politie heeft het genoemde adres nagetrokken in de systemen. Uit de verkregen informatie bleek dat verdachte de persoon was die ingeschreven stond op de [adres] te Gaanderen en dat hij eerder aangehouden was in verband met een hennepkwekerij op hetzelfde adres.
De rechtbank is van oordeel dat deze informatie dermate concreet en specifiek was dat de verbalisanten bij deze stand van zaken een redelijk vermoeden konden hebben van overtreding van de Opiumwet in de woning aan de [adres] te Gaanderen. Verbalisanten zijn de woning binnengetreden nadat daartoe een machtiging was aangevraagd en verkregen. Het verweer van de verdediging met betrekking tot het onrechtmatig binnentreden en het onrechtmatig verkregen bewijs zal dan ook worden verworpen.
2d. Overwegingen ten aanzien van het bewijs inzake parketnummer 05/8400210-17 [5]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Op 2 februari 2017 werd op de zolderverdieping van een woning aan de [adres] te Gaanderen een hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 215 hennepplanten. [6]
Ten aanzien van feit 2
In de kruipruimte van de woning was op de huisaansluitkabel een illegale driefasen elektriciteitsaansluiting gemaakt. Deze aansluiting voorzag de hennepplantage buiten de elektriciteitsmeter om van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2, met dien verstande dat zij niet bewezen acht dat er sprake was van uitoefening van een beroep of bedrijf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem was en deze bijna twee maanden voor de ontdekking in werking was getreden. Hij was de hennepkwekerij alleen gestart. Verdachte heeft de elektriciteit illegaal afgetapt door zelf een draad via de hoofdleiding te leggen. [8]
Gelet op het voorgaande en wat hiervoor reeds is vastgesteld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 05/840328-16 en onder parketnummer 05/840210-17 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/840328-16
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 20 december 2015 t/m 28 februari 2016 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
(telkens) - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans(telkens) opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een woning aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal)
een hoeveelheid van8,6 kilogram hennep(toppen),
althans ongeveer 304 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel
, te weten 304 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 20 december 2015 t/m 28 februari 2016 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, (telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning aan de [adres] aldaar heeft weggenomen
(een
)hoeveelheid
/-hedenelektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Met betrekking tot parketnummer 05/840210-17
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 december 2016 tot en met
2 februari 2017 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 215 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 215 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 december 2016 tot en met 2 februari 2017 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in een pand aan de [adres] )
(telkens)heeft weggenomen
(een
)hoeveelheid
/hoeveelhedenelektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte die weg te nemen hoeveelheid
/hoeveelhedenelektriciteit,
althans dat goed,onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 05/840328-16
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Met betrekking tot parketnummer 05/840210-17
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummers 05/84328-16 en 08/840210-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, en voorts tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft opgebouwd en het tijdsverloop in deze zaak. Met name met betrekking tot de feiten waarvoor verdachte in 2016 in verzekering is gesteld, is sprake van overschrijding van de redelijke termijn en dit dient te leiden tot strafvermindering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, nadat bij hem een hennepkwekerij was aangetroffen binnen een relatief kort tijdsbestek, een tweede maal schuldig gemaakt aan het kweken van hennep. Hennep is een stof die – eenmaal in het verkeer gebracht – schadelijk kan zijn voor de gebruikers ervan. De verspreiding en handel van hennep gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat het gaat om een forse hoeveelheid hennep(planten). Daarnaast heeft verdachte elektriciteit gestolen. Door illegale aansluitingen te maken, heeft verdachte brandgevaar en gevaar voor elektrocutie veroorzaakt.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij, nadat de eerste hennepkwekerij was ontdekt, opnieuw een hennepkwekerij is begonnen. Zijn eerdere aanhouding heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw hennep te kweken.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten en het tijdsverloop in deze zaak.
Gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank een werkstraf van aanzienlijke duur passend. Daarnaast zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier geëiste straf passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte daarnaast tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wiersma (voorzitter), mr. C. van Linschoten en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2018.
mrs. J. Wiersma en P.J.C. Cremers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016623340, gesloten op 23 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 37-38.
3.Aangifte [bedrijf] p. 103-105.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 95.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017047941, gesloten op 7 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 6-7.
7.Aangifte [bedrijf] , p. 13-15.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 59, 61.