ECLI:NL:RBGEL:2018:4771

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1392
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kamergewijze verhuur en de toepassing van de 15%-norm

In deze zaak hebben eisers 1 en 2 beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] om hen een omgevingsvergunning te verlenen voor het planologisch strijdig gebruik van appartementen voor kamerverhuur. De rechtbank Gelderland heeft op 6 november 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder de 15%-norm voor kamerverhuurpanden binnen een straal van 50 meter terecht had toegepast. Eisers betoogden dat de 15%-norm niet van toepassing was, omdat de appartementen niet als 'woning' maar als 'woonhuis' gekwalificeerd moesten worden. De rechtbank volgde echter de uitleg van verweerder, die stelde dat de 15%-norm wel degelijk van toepassing was, en dat de kamerverhuur leidde tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, omdat verweerder terecht had geoordeeld dat niet werd voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning. De rechtbank gelastte ook dat verweerder het griffierecht aan eisers vergoedt en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers 1 en 2

(gemachtigde: mr. N.E.J.N. Ponticelli-Loonen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2015 (het primaire besluit 1) heeft verweerder geweigerd aan eiser 1 een omgevingsvergunning te verlenen voor het planologisch strijdig gebruik van de appartementen aan de [locatie] en [locatie] in [woonplaats] voor kamerverhuur.
Bij besluit van 20 mei 2015 (het primaire besluit 2) heeft verweerder geweigerd aan eiser 2 een omgevingsvergunning te verlenen voor het planologisch strijdig gebruik van het appartement aan de [locatie] in [woonplaats] voor kamerverhuur.
Bij besluit van 28 januari 2016 heeft verweerder de bezwaren van eisers 1 en 2 gedeeltelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten 1 en 2, onder verbetering van de motivering, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 29 maart 2017, zaak nr. 16/2046, (na tussenuitspraak) heeft de rechtbank het besluit van 28 januari 2016 vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Bij besluit van 18 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen. Verweerder heeft daarbij de bezwaren van eisers 1 en 2 gedeeltelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten 1 en 2, onder verbetering van de motivering, gehandhaafd.
Eisers 1 en 2 hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2018. Eisers 1 en 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A.G.J. Polman.

Overwegingen

De regelgeving die hierna wordt vermeld is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten; omvang geding
1. Eisers 1 en 2 hebben een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor de realisatie van kamerverhuur op de adressen [locatie], 89 en [locatie] . Ter plaatse gelden het bestemmingsplan ‘ [woonplaats] , 2e herziening’ en het parapluplan 'Kamergewijze verhuur 1'. Op het perceel rust de bestemming ‘Centrum’. Niet in geschil is dat kamerverhuur in strijd is met artikel 5 van het bestemmingsplan.
2. Verweerder heeft geweigerd om de omgevingsvergunning te verlenen. Weliswaar biedt artikel 2.2.1 van het parapluplan een grondslag om af te wijken van het bestemmingsplan, maar niet wordt voldaan aan één van de toepassingsvoorwaarden die daarvoor gelden. Volgens verweerder wordt namelijk het maximum van 15% kamerverhuurpanden binnen een straal van 50 meter voor elk van de drie panden overschreden. De kamerverhuur leidt daarmee tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, aldus verweerder.
2.1
Verder stelt verweerder zich in het bestreden besluit nog op het standpunt dat één van de kamers van het appartement [locatie] niet aan de minimale oppervlakte-eis van 10 m² voldoet. Partijen zijn het er op de zitting echter over eens geworden dat de kamer op het daarvoor relevante moment reeds was verbouwd en sindsdien een oppervlakte heeft van meer dan 10 m². Enkel in geschil is dus nog of de gewenste kamerverhuur de 15%-norm overschrijdt.
Is voldaan aan de 15%-norm?
3. Eisers 1 en 2 betogen dat de 15%-norm in dit geval niet van toepassing is. De appartementen aan de [locatie], 89 en [locatie] zijn niet te kwalificeren als ‘woning’ maar slechts als ‘woonhuis’, als bedoeld in de artikelen 1.13 en 1.14 van het parapluplan. Er wordt geen koppeling gelegd tussen de twee begrippen, zodat het er voor moet worden gehouden dat elk van de twee weigeringsgronden van artikel 2.2.1, onder b, van het parapluplan op een andere situatie zien, aldus eisers 1 en 2.
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de 15%-norm weldegelijk van toepassing is. Steun hiervoor kan volgens verweerder worden gevonden in de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4115. In die uitspraak oordeelde de rechtbank dat het onderscheid tussen ‘woning’ en ‘woonhuis’ niet zodanig wordt uitgelegd dat moet worden geoordeeld dat de begrippen als afzonderlijke criteria moeten worden gehanteerd. Sinds die uitspraak wordt die lijn gevolgd, aldus verweerder.
3.2
De rechtbank volgt de uitleg van verweerder van het parapluplan. Voor dat oordeel is van belang dat artikel 2.2.1, onder b, van het parapluplan ziet op de situatie dat door middel van een omgevingsvergunning wordt
afgewekenvan de regels van het bestemmingsplan. Het belang hiervan voor de uitleg van dit artikel is dat, wanneer in dat artikel wordt gesproken over ‘woning’, het dus moet gaan om een woning die op grond van de regels van het bestemmingsplan rechtstreeks is toegestaan. Anders gezegd: het vertrekpunt voor de beoordeling van artikel 2.2.1, onder b, is een woning die feitelijk niet is aangepast om deze geschikt te maken voor kamergewijze verhuur. Het is juist de aanpassing van het pand om die geschikt te maken voor kamergewijze verhuur, zoals die in deze zaak is aangevraagd, die de beoordeling van de binnenplanse afwijking in gang zet.
Uit dit alles vloeit voort dat verweerder terecht heeft getoetst aan de 15%-norm. Het betoog van eisers treft geen doel.
3.3
Eisers betwisten de inzichtelijkheid van de berekening van de 15%-norm voor de drie aangevraagde panden, zoals opgenomen in het bestreden besluit.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de gronden van beroep op dit punt bij verweerder een uitdraai opgevraagd uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) om meer inzicht te krijgen hoeveel en welke woningen zich binnen een straal van 50 m van de drie aangevraagde panden bevinden. Ook is een uitdraai uit de Basisregistratie personen (Brp) opgevraagd waarop staat aangegeven welke panden als kamerverhuurpand zijn gekwalificeerd. Deze informatie is aangeleverd door verweerder en ter zitting besproken.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat bij het uitdraaien van de lijsten is uitgegaan van de situatie zoals deze gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Verweerder heeft verder toegelicht dat kamergewijze verhuur is aangenomen als op basis van informatie uit de Brp blijkt dat in een woning meer dan 2 personen met een leeftijd van tussen 17 en 25 jaar wonen die een verschillende achternaam hebben.
De rechtbank kan tot geen andere conclusie komen dan dat, ook indien bij de berekening van de norm voor de drie panden het pand aan de Gerdesstraat 101 buiten beschouwing wordt gelaten, zoals bepleit door eisers, de 15%-norm in alle gevallen wordt overschreden.
Voor de [locatie] geldt dat in een straal van 50 m 47 woningen zijn, waarvan er 9 in gebruik zijn voor kamerverhuur. Dat levert een percentage op van 9 : 47 x 100% = 19,5%.
Voor de [locatie] komt deze berekening uit op 8 : 36 x 100% = 22,22%.
Voor de Gerdesstraat [locatie] komt de berekening uit op 7 : 41 x 100% = 17,07%.
Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten geboden dat de informatie die is aangeleverd door verweerder niet juist is, zodat hiervan mag worden uitgegaan. Eisers hebben ter zitting weliswaar betoogd dat niet duidelijk is welke panden kamerverhuurpanden zijn, dat ten onrechte kamerverhuurpanden zijn opgenomen op de lijst en dat de situatie ten tijde van de indiening van de aanvraag gunstiger voor hen was, maar zonder nadere concretisering leidt dit betoog niet tot het daarmee beoogde doel. Daarbij is van belang dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank de 15%-norm terecht getoetst heeft aan de hand van de feiten zoals die golden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.
Eisers hebben overigens gelijk wanneer zij stellen dat de overgelegde informatie verschilt van die, opgenomen in het bestreden besluit. In zoverre kent het bestreden besluit een gebrek. De rechtbank zal hierna in rechtsoverweging 5. ingaan op de consequenties die zij aan deze conclusie verbindt.
Toetsing aan beleidsregels?
4. Er is dus niet voldaan aan deze toepassingsvoorwaarde van artikel 2.2.1 van het parapluplan. Dat betekent dat verweerder niet heeft hoeven toetsen aan de (inmiddels overigens vervallen) “Beleidsregels kamergewijze verhuur gemeente Wageningen 2015-2018”. Toetsing daaraan komt pas in beeld wanneer wordt voldaan aan die toepassingsvoorwaarde. Zou dat het geval zijn geweest, dan had verweerder immers moeten beoordelen of hij in redelijkheid gebruik kon maken van zijn binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. De beroepsgronden van eisers die daarop zijn gericht, treffen daarom geen doel.
Conclusie5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, omdat verweerder eerst in beroep en daartoe uitgenodigd door de rechtbank naar aanleiding van de beroepsgronden, een inzichtelijke berekening heeft overgelegd van de 15%-norm voor de drie aangevraagde panden. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten. Verweerders conclusie dat niet wordt voldaan aan een voorwaarde om de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid uit te oefenen, is immers juist.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501, - en een wegingsfactor 1).
De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten in bezwaar. Voor herroeping van het primaire besluit bestaat immers geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
  • gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht groot € 170,- aan hen vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T. Gelo, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Op grond van artikel 2 van het parapluplan, voor zover hier van belang, worden voor de bestemming ‘Centrum’ in het bestemmingsplan ‘ [woonplaats] , 2e herziening’ regels toegevoegd.
Op grond van artikel 2.2.1 van het parapluplan, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde over het toegestane gebruik binnen de in de aanhef van artikel 2 genoemde bestemming en kamergewijze verhuur van kamers in woningen en woonhuizen toestaan met inachtneming van het volgende:
a. kamerverhuur is alleen toegestaan in woningen die conform de bestemming zijn toegestaan;
b. kamerverhuur mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, waarbij getoetst wordt aan de volgende aspecten:
1. bij woningen wordt een maximum gehanteerd van maximaal 15% kamerverhuurpanden binnen een straal van 50 meter. Hierbij worden alle reeds bestaande kamerverhuurpanden en studentencomplexen meegenomen.
2. bij woonhuizen wordt een vergunning geweigerd als in 2 woningen boven, onder of naast het woonhuis ook al kamers worden verhuurd.
c. er dient voldaan te worden aan de parkeernormen van de gemeente [woonplaats] .
Op grond van artikel 1.6 van het parapluplan wordt onder ‘huishouden’ begrepen:
Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Drie of meer studenten of alleenstaanden die bij elkaar wonen, vormen in de regel geen huishouden.
Op grond van artikel 1.13 van het parapluplan wordt onder ‘woning’ begrepen:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Op grond van artikel 1.14 van het parapluplan wordt onder ‘woonhuis’ begrepen:
een gebouw, dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.