ECLI:NL:RBGEL:2018:4830

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3987
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag omgevingsvergunning wegens niet tijdige indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de buiten behandelingstelling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Eisers, bestaande uit [eiseres 1], [eiser 2] en [eiser 3], hebben een aanvraag ingediend voor het bouwen van appartementen met eventueel winkels en/of parkeerplaatsen in [woonplaats]. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem niet in behandeling genomen, omdat de stukken niet definitief waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er op 24 januari 2018 stukken waren geüpload in het Omgevingsloket, deze niet als definitief waren ingediend. Eisers betoogden dat de digitale aanvraagprocedure gebruiksonvriendelijk was en dat zij tijdig stukken hadden ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld. De rechtbank kwam niet toe aan de overige beroepsgronden, omdat het oordeel over de buiten behandelingstelling al voldoende was om het beroep ongegrond te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van het correct volgen van de procedures bij het indienen van aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/3987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , namens [eiser 3], te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: R. Schuurman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de door eisers ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 18 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Namens eisers is
[eiser 3] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Mekouar.

Overwegingen

De voor de uitspraak van belang zijnde artikelen zijn opgenomen in de bijlage bij de uitspraak.
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. [eiser 3] heeft namens [eiser 3] op 12 oktober 2017 via het Omgevingsloket een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van appartementen met eventueel winkels en/of parkeerplaatsen daaronder aan de [locatie] in [woonplaats].
Verweerder heeft bij brief van 30 oktober 2017 aan [eiser 3] gevraagd om de ingediende gegevens aan te vullen. In die brief is aangegeven: “Om te voorkomen dat wij uw aanvraag niet kunnen behandelen, moet u voor 30 november 2017 deze gegevens aan uw aanvraag op het Omgevingsloket aanvullen”. Vervolgens heeft verweerder op verzoek van [eiser 2] de termijn verlengd tot 25 januari 2018.
Verweerder heeft in het primaire besluit aangegeven dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen omdat geen aanvullende gegevens zijn ontvangen. Verweerder heeft dit gebaseerd op artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2. Eisers betogen dat de digitale aanvraag via het Omgevingsloket zo gebruiksonvriendelijk is dat een gewone burger redelijkerwijs niet in staat is om foutloos een aanvraag in te dienen. Eisers betogen dat zij op 24 januari 2018 weldegelijk stukken tijdig digitaal hebben ingediend bij verweerder. Dit is volgens eisers ook digitaal bevestigd door verweerder. Eisers vragen de rechtbank om verweerder in alle redelijkheid en billijkheid te verzoeken de bouwaanvraag toch in behandeling te nemen.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet tijdig is ingediend. In het systeem van het Omgevingsloket is weliswaar te zien dat op
24 januari 2018 stukken zijn geüpload, maar deze stukken zijn vervolgens niet definitief ingediend. Daarvoor had eiser nog een volgende stap moeten zetten in het systeem en de stukken moeten toevoegen aan zijn aanvraag. Ondanks dat verweerder in het systeem kan zien dat bestanden zijn toegevoegd aan het account, kan verweerder deze stukken niet raadplegen. Indien eisers zeker hadden willen weten dat de aanvraag was ingediend, dan hadden zij dit kunnen navragen bij verweerder. Ook hadden zij een medewerker van verweerders gemeente om hulp kunnen vragen bij de indiening.
Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de buitenbehandelingstelling redelijk is en heeft de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Omdat de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat verweerder de aanvraag buiten behandeling kon stellen, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de overige beroepsgronden.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
Artikel 4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.