Op 16 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in het Nationaal Park De Hoge Veluwe op 24 juli 2018. De officier van justitie stelde dat de verdachte op twee momenten door getuigen was gezien in de nabijheid van de brandlocatie, en dat er voldoende bewijs was om hem te veroordelen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de brand had gesticht en dat er mogelijk sprake was van een misverstand door een taalbarrière.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het forensisch bewijs zorgvuldig gewogen. Hoewel de verdachte op het moment van de brand aanwezig was, kon de rechtbank niet vaststellen dat hij de brand had aangestoken of dat hij enige betrokkenheid had bij de oorzaak van de brand. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de in beslag genomen geheugenkaart en simkaart aan de verdachte moesten worden teruggegeven. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in Arnhem.