ECLI:NL:RBGEL:2018:4938

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
05/800054-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van partner en poging tot zware mishandeling van dochter met verminderd toerekenbaarheid door drugspsychose

Op 16 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel en dochter heeft mishandeld. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 5 juli 2018 in Groesbeek, waar de verdachte zijn partner, aangeduid als [slachtoffer 1], meermalen heeft mishandeld door haar te slaan en zijn dochter, [slachtoffer 2], te mishandelen door haar op te tillen en met kracht weg te gooien. De verdachte heeft tijdens de zitting van 2 november 2018 erkend verantwoordelijk te zijn voor het letsel van zijn partner, wat leidde tot een bekennende verklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychotische toestand door drugsgebruik, verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, zij het in verminderde mate. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en verslavingsbehandeling. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag van in beslag genomen goederen, waaronder een mes en kleding van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800054-18
Datum uitspraak : 16 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1984 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 juli 2018 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam te slaan/stompen.
2.
Primair
hij op of omstreeks 05 juli 2018 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] -2012), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft vastgepakt en/of (vanaf de grond) heeft opgetild en/of (vervolgens) (met kracht) van zich af heeft gegooid en/of op de grond heeft gegooid/laten
vallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 juli 2018 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, zijn kind, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] -2012), heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of (vanaf de grond) op te tillen en/of (vervolgens) (met kracht) van zich af te gooien en/of op de grond te gooien/te laten vallen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Ofschoon verdachte in zijn verklaringen bij de politie heeft gezegd dat hij zich de gebeurtenissen op 5 juli 2018 niet meer kan herinneren, heeft hij ter zitting erkend dat hij verantwoordelijk is voor het letsel dat zijn partner [slachtoffer 1] heeft opgelopen op 5 juli 2018. Aldus is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 39;
- letselrapportage van [slachtoffer 1] door forensische arts mw. [naam 1] van 4 september 2018;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2018.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn dochter [slachtoffer 2] , zoals primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn dochtertje meermalen heeft gegooid. De officier van justitie heeft gesteld dat [slachtoffer 2] met kracht gegooid zou zijn, maar dit is volgens de verdediging ook niet uit het dossier af te leiden.
Beoordeling door de rechtbank
Handelingen
Uit het proces-verbaal van het studioverhoor getuige/slachtoffer [slachtoffer 2] blijkt het volgende:
[slachtoffer 2] maakt boks bewegingen en zegt dat papa slaat, [slachtoffer 2] maakt slaande bewegingen met haar beide armen. [slachtoffer 2] zegt dat hij tegen haar hoofd geslagen heeft en daarna tegen de put en daarna tegen de WC. [slachtoffer 2] zegt dat ze op haar voorhoofd, op haar elleboog en op haar hele lijf is gevallen. [slachtoffer 2] zegt: “zo hup in de hoek, hij pakte me onder de oksels en dan zo jij in de hoek en jij in de hoek. Hij ging me steeds in een andere hoek gooien” [2] .
Deze verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in de letselverklaring.
Bij het slachtoffer is het volgende letsel geconstateerd:
  • Uit een brief van de spoedeisende hulp van 6 juli 2018: op het hoofd een “sterk wijkende wond van 5 cm bij 1 cm centraal op het voorhoofd”;
  • Op de rechter schouder, rechter arm, linker schouder, links boven op de borst, linker arm, rug bovenaan, rug/rechter heup, rug/onderrug, linker knie, linker been zijn onderhuidse bloeduitstortingen geconstateerd;
  • Op de rug/rechter schouderblad, rug/rechter flank, rug, bil, rechter knie zijn bloeduitstortingen geconstateerd;
  • Op de rug zijn schaafwonden geconstateerd
Op basis van bovenstaand type letsel is niet aannemelijk dat het slachtoffer dit letsel heeft opgelopen door één enkele keer gooien.
De rechtbank acht, gelet op de letselverklaring en de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 2] tijdens het studieverhoor bewezen dat verdachte zijn dochter meermaals met kracht van zich af heeft gegooid in de badkamer.
Poging tot zwaar lichamelijk letsel
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte door het meermaals oppakken en weggooien van [slachtoffer 2] heeft geprobeerd om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Om te kunnen spreken van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet vervolgens worden beoordeeld of deze handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Hierbij merkt de rechtbank op dat de beoordeling of sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel objectief benaderd dient te worden en niet enkel kan worden vastgesteld op basis van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het lichaam van een zesjarig kind kwetsbaar is en een badkamer een ruimte is met verschillende harde voorwerpen/vlakken. De badkamer in kwestie was ook nog eens erg krap. De rechtbank is van oordeel dat het meermaals met kracht gooien van een zesjarig kind in een badkamer een aanmerkelijke kans oplevert dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. In de letselrapportage wordt door de forensisch arts verklaard dat geweld, toegebracht op het hoofd, schedelhersenletsel kan veroorzaken. Hiervoor is een grotere geweldsinwerking nodig. Bij een zeer grote geweldsinwerking op het hoofd kan met dezelfde toedracht wel zwaar lichamelijk letsel of dodelijk letsel ontstaan [4] .
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks05 juli 2018 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal,(met kracht) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam te slaan/stompen.
2.
Primair
hij op
of omstreeks05 juli 2018 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] -2012), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen,
althans eenmaal,heeft vastgepakt en
/of (vanaf de grond)heeft opgetild en/
of (vervolgens
) (met kracht
)van zich af heeft gegooid
en/of op de grond heeft gegooid/laten
vallen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 2:
Zware mishandeling, begaan tegen zijn kind.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Uit de Pro-Justitia rapportages van psychiater [naam 2] en psycholoog [naam 3] blijkt dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een psychotisch toestandsbeeld bestond, teweeggebracht door het gebruik van psychoactieve substanties. Die psychose was voor verdachte weliswaar niet voorzienbaar, maar daar staat tegenover dat hij zichzelf in die toestand heeft gebracht door drugs te gebruiken, zonder de dosis af te wegen. Verdachte wist wat het gebruik van de desbetreffende drug kan doen. De psychose heeft een verband met het tenlastegelegde, maar niet een dusdanig verband dat het tenlastegelegde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Het advies van de rapporteurs is verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de psycholoog en psychiater over en maakt deze tot de hare.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met de bijzondere voorwaarden zoals reclassering adviseert een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling Kairos en Iriszorg, drugsverbod, contactverbod en locatieverbod (met elektronische controle). Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van twee personen, te weten zijn partner [slachtoffer 1] en dochter [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van dit toezicht en de gestelde voorwaarden gevorderd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten een mes (dolk) en schede van het mes worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten twee stuks kleding (ondergoed) zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er op gewezen dat verdachte reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De raadsman plaatst vraagtekens bij de noodzaak van elektronische controle. Een enkelband kan het vinden van werk bemoeilijken en dat is onwenselijk. Verdachte moet snel inkomen genereren. Voorts heeft de raadsman opgemerkt dat een proeftijd van drie jaar aan de forse kant is. Het gaat immers om een incident; verdachte is nooit eerder met justitie in aanraking gekomen. De recidivekans lijkt dus klein.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 september 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 3] , psycholoog, gedateerd 29 oktober 2018 en van dr. [naam 2] , psychiater, gedateerd 25 september 2018;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 oktober 2018.
In dit geval weegt strafverzwarend mee dat verdachte zijn dochter van zes jaar letsel heeft toegebracht. Een meisje van zes jaar kan zich niet of nauwelijks weren tegen de kracht van een volwassene en moet zich juist bij haar ouders altijd veilig kunnen voelen.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Ook heeft hij geen strafblad.
De rechtbank neemt het advies van de pro-Justitia psycholoog en de psychiater over om verplichte behandeling en begeleiding van verdachte plaats te laten vinden onder reclasseringstoezicht, in het kader van een bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk op te leggen strafdeel, een en ander zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies.
Gelet op de hardnekkige verslaving van verdachte acht de rechtbank het, ondanks de toezeggingen van verdachte, van belang dat er een stevige stok achter de deur is om te zorgen dat hij zich aan de genoemde voorwaarden houdt. Ook vindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaar noodzakelijk omdat rekening moet worden gehouden met een langdurig behandelingstraject.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Op de terechtzitting van 2 november 2018 heeft deze rechtbank besloten om de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden te schorsen per maandag 5 november 12.00 uur. De rechtbank zal aldus een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met daaraan onder meer verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht bevelen.
Beslag
Voor zover er nog geen beslissing is genomen op het beslag, beslist de rechtbank als volgt:
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het mes (dolk) en schede van het mes, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven werd aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen, te weten twee stuks kleding (ondergoed) aan de veroordeelde.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36b, 36d, 45, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
134 (honderdvierendertig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
30(dertig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich direct na de uitspraak telefonisch zal melden bij de Reclassering Nederland op het volgende telefoonnummer: 088-8041405 om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op locatie aan de Stieltjesstraat 1 te Nijmegen en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd enkel onder toezicht van een daartoe door de reclassering aangewezen professional – direct of indirect – contact mag hebben met zijn dochter [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden op- en in de omgeving van [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht in verband met het contactverbod met dochter [slachtoffer 2] ;
- gedurende de proeftijd op een adres zal verblijven dat in overleg met de reclassering wordt gekozen. Dit zolang als nodig wordt geacht door de reclassering;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controles, zo vaak als de reclassering dat verlangt. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek te Nijmegen, en/of van Iriszorg, verslavingszorg, of soortgelijke ambulante (forensische) zorg. Dit ter beoordeling van reclassering en zolang nodig wordt geacht door de behandelaars, in overleg met de Reclassering.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een mes (dolk) en een schede van het mes;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: twee stuks kleding (ondergoed);

heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 79 onderzoek Oakland, gesloten op 27 augustus 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio p. 45-48.
3.Letselrapportage [slachtoffer 2] opgesteld door [naam 1] , forensisch arts FMG p. 1-11.
4.Letselrapportage [slachtoffer 2] opgesteld door [naam 1] , forensisch arts FMG p. 10.