ECLI:NL:RBGEL:2018:4941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4790
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een handhavingsverzoek van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnen. Eiser had verzocht om handhaving tegen het gebruik van een buurperceel voor werkzaamheden die in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende controles had uitgevoerd en dat deze niet op de juiste momenten waren gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser in zijn verzoek om handhaving niet specifiek genoeg had aangegeven op welke tijdstippen verweerder zou moeten controleren. Verweerder had in de periode van september 2016 tot april 2017 meerdere controles uitgevoerd, maar had geen overtredingen geconstateerd. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had besloten om het handhavingsverzoek af te wijzen, omdat er geen overtreding was vastgesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier M.H. Dijkman.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. drs. J. Hasper),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnente Waardenburg, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving van eiser deels afgewezen.
Bij besluit van 19 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2018. Eiser is verschenen tezamen met zijn gemachtigde. Namens verweerder is P.H. Speé verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vraag of hij bereid is nogmaals controles uit te voeren. Verweerder heeft op 1 februari 2018 een compromisvoorstel aan de rechtbank toegezonden. Eiser heeft daarop bij brief van 23 februari 2018 gereageerd. Partijen zijn vervolgens niet tot overeenstemming gekomen. Daarom is de procedure op 1 november 2018 opnieuw op zitting behandeld. Eiser is verschenen tezamen met [betrokkene]. Namens verweerder is P.H. Speé verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser woont aan de Steenweg 72 te [woonplaats]. Eiser heeft bij brief van 25 juli 2016 aan verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van het buurperceel [locatie] te [woonplaats] (hierna: het perceel), voor zover dat in strijd is met het bestemmingsplan “Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017”. Op het perceel is een wegmarkeerbedrijf gevestigd. Eiser geeft onder meer aan dat in strijd met het bestemmingsplan op het perceel voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden zoals het mengen en verhitten van producten (thermoplast) ten behoeve van het aanbrengen van wegmarkering. Over dit deel van het verzoek tot handhaving gaat deze zaak.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat voorbereidingswerkzaamheden ten behoeve van het aanbrengen van wegmarkeringen op grond van het bestemmingsplan niet zijn toegestaan op het perceel.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek om handhaving meerdere keren controles uitgevoerd op het perceel en heeft daarbij de door eiser aangegeven werkzaamheden niet geconstateerd. Omdat geen overtreding is geconstateerd heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen.
4. Eiser betoogt dat zijn verzoek om handhaving ten onrechte is afgewezen. Eiser betoogt dat de controles met betrekking tot het verhitten en mengen van verf om een bijzondere handhavingsaanpak vragen en dat verweerder dat heeft nagelaten. Eiser vindt dat aan de door verweerder uitgevoerde controles geen betekenis toekomt, omdat verweerder heeft gecontroleerd buiten het wegmarkeerseizoen. De controles hebben verder plaatsgevonden tijdens kantoortijden, terwijl dan aan de weg wordt gewerkt. De voorbereidende werkzaamheden vinden volgens eiser echter buiten kantoortijden plaats. Eiser betoogt dat verweerder niet meewerkt aan het beëindigen van de activiteiten omdat verweerder niet buiten kantoortijden heeft gecontroleerd.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft in zijn verzoek om handhaving onder andere het volgende opgenomen: “Teneinde aan te tonen dat daadwerkelijk wegmarkeringsproducten op het perceel worden gemengd en/of verhit, zullen onaangekondigde periodieke controles gedurende het wegmarkeringsseizoen moeten worden uitgevoerd. Een enkele controle buiten het seizoen is vanzelfsprekend volstrekt ontoereikend om te constateren of sprake is van strijdig gebruik. Een andere mogelijkheid is om te controleren op het moment dat verzoeker daadwerkelijk constateert dat sprake is van mengen en/of verhitten van wegmarkeringsproducten.”
Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder in de periode september 2016 tot en met april 2017, dus ook tijdens het wegmarkeringsseizoen, tijdens kantooruren acht controles heeft uitgevoerd. Deze controles zijn op wisselende dagen van de week gedaan en steeds op een ander tijdstip. Tijdens de controles is niet geconstateerd dat ter plaatse producten die voor het aanbrengen van wegmarkeringen worden gebruikt, werden gemengd en verhit. Omdat geen overtreding is geconstateerd heeft verweerder zich niet bevoegd geacht om handhavend op te treden en heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat eiser in zijn verzoek om handhaving onvoldoende specifiek heeft aangegeven dat verweerder op bepaalde tijdstippen zou moeten controleren om de overtreding vast te kunnen stellen. Van een verzoeker om handhaving mag naar het oordeel van de rechtbank in gevallen als deze worden gevraagd dat hij zo specifiek en duidelijk mogelijk omschrijft op welke tijdstippen of momenten van de dag de overtreding van het bestemmingsplan plaats vindt, teneinde verweerder handvatten te geven om het handhavingsverzoek effectief op te pakken. Gelet op de inhoud van het verzoek van eiser, waarin met geen woord over tijdstippen wordt gerept, is het niet onlogisch dat verweerder tijdens kantooruren heeft gecontroleerd. Eiser heeft pas in zijn beroepschrift aangevoerd dat verweerder buiten kantoortijden had moeten controleren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder gelet op de inhoud van het verzoek de controles op de gedane wijze heeft kunnen uitvoeren. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat verweerder daarbij onvoldoende voortvarend heeft opgetreden, nu acht maal een toezichthouder van verweerder ter plaatse is geweest. Verweerder is dus terecht na de uitgevoerde controles tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.