ECLI:NL:RBGEL:2018:498

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
05/840658-17 en 05/840880-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte na bedreiging van politieagent en poging tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van een politieagent, vernieling van een bloempot en poging tot diefstal van een bestelbus. De rechtbank heeft de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd, wat betekent dat hij niet strafbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op rapportages van deskundigen die hebben geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een psychose en niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien.

De feiten vonden plaats op 17 juni 2017 in Lochem, waar de verdachte in het openbaar opruiende uitlatingen deed en vervolgens een stoel en een bloempot naar een politieagent gooide. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de opruiing en de poging tot zware mishandeling, maar dat de bedreiging met zware mishandeling en de vernieling van de bloempot wel bewezen konden worden. De verdachte heeft verklaard dat hij uit angst handelde en dat zijn gedrag impulsief was.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte zich in een behandeltraject bevindt en dat het opleggen van een strafrechtelijke maatregel niet wenselijk is, gezien de positieve ontwikkelingen in zijn behandeling. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan, met de conclusie dat hij niet strafbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840658-17 en 05/840880-17
Datum uitspraak : 6 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
raadsman: mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/840658-17:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Lochem in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag
heeft opgeruid, door gekleed in een (blauwe) djellaba, althans een gewaad en/of met een wit
hoofddeksel op zijn hoofd, in het openbaar (Centrum van Lochem) op verschillende plaatsen en/of in het bijzijn van omstanders één of meermalen (duidelijk hoorbaar voor die omstanders) te roepen en/of schreeuwen: "Allah akbar";
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Lochem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (brigadier bij de politie Oost-Nederland)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (op relatief korte afstand van die [slachtoffer 1] ) een stoel en/of een bloempot (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn politiemotor reed) heeft gegooid naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Lochem [slachtoffer 1] (brigadier bij de politie Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (op relatief korte afstand van die [slachtoffer 1] ) een stoel en/of een bloempot (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn politiemotor reed) te gooien naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Lochem opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of de [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 05/840880-17:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (bedrijfs)auto/busje (merk Citroën, kenteken [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen (bedrijfs)auto/busje onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming, in het voornoemde voertuig is gestapt en/of (vervolgens) die/dat voornoemde
voertuig heeft gestart, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot parketnummer 05/840658-17 gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. Wel kan bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft verder gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840880-17. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot parketnummer 05/840658-17 verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder 1 tenlastegelegde opruiing, nu hiervoor onvoldoende bewijs is.
De raadsman heeft verder verzocht verdachte van zowel het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten de poging zware mishandeling, als van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten de bedreiging, vrij te spreken nu niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten opzettelijk, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, heeft gepleegd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit angst en de bloempot enkel naar de verbalisant heeft gegooid als afleidingsmanoeuvre.
Verder heeft de raadsman zich ten aanzien van dit feit op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte ook een stoel naar of in de richting van verbalisant heeft gegooid.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde, de vernieling van de bloempot, heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 05/840880-17 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat verdachte zich de bus niet wilde toe-eigenen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte wilde wegrijden met de bus om zichzelf in veiligheid te brengen.
De raadsman heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten opgemerkt dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een psychose en dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840658-17 [1] :
Vrijspraak feit 1 en feit 2 primair
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het onder 1 ten laste gelegde feit, opruiing, nu verdachte niet in het openbaar heeft opgeroepen tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
De rechtbank is eveneens – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten de poging tot zware mishandeling aangezien verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2 subsidiair en feit 3:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 2 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, namelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling van een verbalisant en dat hij een bloempot heeft vernield.
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Aangever [slachtoffer 1] , verbalisant, heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 17 juni 2017 met zijn motor achter verdachte aanreed. [slachtoffer 1] zag dat verdachte bij een terras een terrasstoel pakte en deze in zijn richting gooide. Hierop is [slachtoffer 1] met zijn motorfiets met zeer geringe snelheid tegen verdachte aangereden met de bedoeling verdachte aan te kunnen houden. [slachtoffer 1] zag dat verdachte direct daarop een bloempot van een terrastafel pakte en deze met kracht in zijn richting gooide. [slachtoffer 1] zag dat de bloempot naast hem op de grond kapot viel. [2]
Verbalisant [verbalisant] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 17 juni 2017 zag dat verdachte een bloempot pakte en dat hij deze tegen de motorfiets van zijn collega [slachtoffer 1] gooide terwijl deze op zijn motorfiets reed. Ook zag [verbalisant] dat verdachte een stoel van hetzelfde terras pakte en dat hij deze voor de motorfiets op de grond gooide. [3]
Door [slachtoffer 2] , eigenaresse van de [slachtoffer 3] in Lochem, heeft aangifte gedaan van de vernieling van een bloempot. [slachtoffer 2] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat ze op 17 juni 2017 vanuit de zaak hoorde dat er buiten op haar terras iets kapot viel. Toen ze hierop naar buiten is gelopen zag ze dat er een terrasstoel en een kapot gevallen bloempot op straat lagen. [4]
Verdachte heeft bij de politie [5] en ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 17 juni 2017 in het centrum van Lochem was en dat hij daar bezig was met het reciteren uit de Koran. Toen de politie naar hem toe kwam, is hij weggerend. Uit angst heeft hij een plantenbak gepakt en deze naar achteren gegooid. De motoragent reed op dat moment achter hem.
Uit het voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte zowel een stoel als een bloempot van aardewerk in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] heeft gegooid terwijl deze
- op zijn politiemotor - op korte afstand van verdachte reed. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen bedreigend van aard zijn en dat in deze omstandigheden bij [slachtoffer 1] ook de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte verbalisant [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling.
Parketnummer 05/840880-17 [6] :
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit ten laste gelegde heeft gepleegd, namelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van de bestelbus.
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Aangever [slachtoffer 5] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij pakketbezorger is bij [naam 1] en dat hij op 9 augustus 2017 een bestelbus op De Waterlei in Apeldoorn parkeerde om een pakket te bezorgen. [slachtoffer 5] liet de sleutel in het contact. Op het moment dat hij naar de voordeur liep, zag hij zijn bestelbus naar voren rollen. Hij zag een man achter het stuur van de bestelbus zitten. [slachtoffer 5] hoorde dat de man de bestelbus probeerde te starten. Dit lukte niet, maar hierdoor rolde de bus wel naar voren en kwam tegen een andere auto aan. [slachtoffer 5] zag dat de man daarna uitstapte en wegliep. De bestelbus is eigendom van [slachtoffer 4] . [7]
Verdachte heeft bij de politie [8] en ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij die dag in Apeldoorn in een bestelbus is gestapt, omdat hij bang was en weg wilde vluchten. Hij probeerde de bestelbus te starten, maar dat lukte niet. Verdachte voelde wel dat de bus bewoog toen hij deze probeerde te starten. Verdachte zag dat hij tegen een andere auto aan was gereden.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft geprobeerd de bestelbus weg te nemen door in de bestelbus te stappen en te proberen deze te starten. Dat verdachte het oogmerk had om zich de bus toe te eigenen blijkt uit zijn verklaring dat hij wilde vluchten met de bus, een voorwerp bij uitstek geschikt om mee te vluchten. Verdachte was zich op dat moment dus van zijn handelingen en zijn intentie bewust.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/840658-17:
2. subsidiair
hij op
of omstreeks17 juni 2017 te Lochem [slachtoffer 1] (brigadier bij de politie Oost-Nederland) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door (op relatief korte afstand van die [slachtoffer 1] ) een stoel en
/ofeen bloempot (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn politiemotor reed) te gooien naar en
/ofin de richting van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op
of omstreeks17 juni 2017 te Lochem opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [slachtoffer 2] en/of de [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield.
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 05/840880-17:
hij op
of omstreeks09 augustus 2017 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (bedrijfs)auto
/busje(merk Citroën, kenteken [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffenen
/ofdie
/datweg te nemen (bedrijfs)auto
/busjeonder zijn bereik te brengen door middel van inklimming, in het voornoemde voertuig is gestapt en
/of(vervolgens)
die/dat voornoemde
voertuig heeft gestart, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte
zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer: 05/840658-17:
Feit 2 subsidiair: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Parketnummer: 05/840880-17:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6. De strafbaarheid van de verdachte

Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Omtrent de persoon van verdachte zijn twee Pro Justitia rapportages uitgebracht:
- een rapportage van 8 november 2017 door Drs. [naam 2] , psychiater;
- een rapportage van 17 november 2017 door [naam 3] en [naam 4] , beiden
gezondheidszorgpsychologen.
De psychiater heeft geconcludeerd dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een paranoïd-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, waarbij naar eigen zeggen sprake zou zijn van een stoornis in het cannabisgebruik, in vroege remissie. Naar voren is gekomen is dat er zeer waarschijnlijk sprake is van een langere tijd bestaande paranoïde waanvorming, waarbij religieuze opvattingen onderdeel zijn geworden van zijn waanvorming. De huidige ten laste gelegde feiten maken onderdeel uit van een bestaand patroon, waarbij zowel een verhoogd risico op gewelddadig gedrag vanuit zijn paranoïd-psychotische belevingen naar voren komt, als een verhoogd risico op het ontwikkelen van radicale opvattingen en opruiing.
Bij verdachte staat de doorwerking van de (paranoïde) psychose op de ten laste gelegde feiten op de voorgrond. Geadviseerd wordt derhalve de ten laste gelegde feiten, voor zover bewezen geacht, niet toe te rekenen.
De psychologen [naam 3] en [naam 4] hebben eveneens geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake was van een schizofreniforme stoornis. Verdachte was wantrouwend en achterdochtig en handelde waarschijnlijk vanuit wanen. Ook ervoer verdachte stress en liet hij gedesorganiseerd gedrag zien. Tevens was sprake van impulsief gedrag zonder na te denken over (de gevolgen van) zijn handelen. Nadat verdachte “Allah Akbar” had geroepen werd hij achterna gezeten door een politieagent. Dit kan zijn achterdocht extra geprikkeld hebben. Het gooien van een bloempot naar een politieagent kan gezien worden als een impulsieve reactie van verdachte die op dat moment in de war en achterdochtig was en zich bedreigd voelde. Verdachte is onvoldoende in staat om grip te houden op zijn denken, emoties en gedrag en reageerde ten tijde van het tenlastegelegde vanuit zijn impulsen zonder na te denken over de eventuele oorzaak- gevolgrelaties of gevolgen vanuit eigen handelen. Verdachte beschikt over onvoldoende probleemoplossende vaardigheden en is ten tijde van het tenlastegelegde niet in staat geweest om andere gedragskeuzes te maken. Derhalve wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank sluit zich bij de bevindingen van de deskundigen aan en zal, gelet op het voorgaande, de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwen. Verdachte is dan ook niet strafbaar, zodat de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen strafrechtelijke maatregel opgelegd hoeft te worden, gelet op het lopende civielrechtelijke traject en het feit dat verdachte hieraan coöperatief meewerkt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet zinvol is, nu verdachte zich in een Bopz-traject bevindt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van een op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 december 2017;
- een Pro Justitia rapport van [naam 2] , psychiater, gedateerd 8 november 2017;
- een Pro Justitia rapport van [naam 3] en [naam 4] , beiden gezondheidszorgpsychologen, gedateerd 17 november 2017;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 10 januari 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent, vernieling van een bloempot en heeft gepoogd een bestelbus van [naam 1] te stelen.
Uit de voornoemde Pro Justitia rapporten komt naar voren dat de kans op herhaling van een gewelddadig delict zonder behandeling als hoog wordt ingeschat. De deskundigen achten een behandeling binnen een gedwongen kader noodzakelijk en adviseren plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De reclassering stelt in haar rapport het volgende. Verdachte is na zijn aanhouding, in het kader van een rechterlijke machtiging, klinisch opgenomen geweest bij zorginstelling GGNet. Wegens vooruitgang en stabilisatie in het psychiatrisch beeld van verdachte is de rechterlijke machtiging omgezet in een voorwaardelijke rechterlijke machtiging (die recent met 6 maanden is verlengd). Verdachte woont momenteel bij zijn ouders totdat er plek is gevonden binnen een begeleide wooninstelling. Het volgen van een behandeling en het accepteren van medicatie vormen de voorwaarden van de voorwaardelijke rechterlijke machtiging. De familie van verdachte is bij de behandeling van verdachte betrokken en vormt een beschermende factor. GGNet heeft duidelijke afspraken met verdachte gemaakt onder andere over medicatie. Ook gaat verdachte een deeltijdbehandeling volgen bij GGNet waarbij tevens wordt ingezet op dagbesteding. De reclassering ziet sinds de Pro Justitia- adviezen een significante verbetering bij verdachte: hij is stabieler, heeft geen psychotische klachten meer en is niet meer met politie in aanraking gekomen. De reclassering is van mening dat het ingeslagen behandeltraject vanuit GGNet, waarbij dus tevens wordt ingezet op dagbesteding en begeleid wonen, passend is bij het huidige toestandsbeeld en de problematiek van verdachte. Zij ziet dan ook geen meerwaarde in het opleggen van een strafrechtelijke maatregel. Het huidige ingezette traject verloopt positief, er zijn geen psychotische symptomen en verdachte houdt zich aan de voorwaarden binnen de rechterlijke machtiging. De reclassering acht onderbreking van het huidige traject middels een artikel 37-plaatsing dan ook niet wenselijk.
De rechtbank overweegt dat mede uit het verhandelde ter terechtzitting de conclusie kan worden getrokken dat de door de deskundigen over verdachte uitgebrachte adviezen met betrekking tot de wijze van afdoening niet meer actueel zijn door het tijdsverloop en de ontwikkelingen nadien. Plaatsing in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zou naar het oordeel van de rechtbank dan ook een belemmering kunnen vormen voor het behandelingstraject dat verdachte nu volgt. De rechtbank zal daarom afzien van het opleggen van deze of een andere maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 39, 45, 57, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte het
onder 1 en 2 primairtenlastegelegde van
parketnummer 05/840658-17heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde van parketnummer 05/840658-17 en het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840880-17, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;

bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen, voorzitter, en mr. C.H.M. Pastoors en mr.
A. Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 7.
3.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , pag. 5-6.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 4.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 34-36.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] namens [slachtoffer 4] , pag. 4-5.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 28-29.