ECLI:NL:RBGEL:2018:501
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwaliteitseisen voor inschrijving van mediators door de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een mediator, en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had verzocht om inschrijving als mediator, maar zijn verzoek werd op 10 mei 2017 afgewezen. Het bezwaar dat hij hiertegen indiende, werd op 25 juli 2017 ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 januari 2018 was eiser aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door H.J. Spiegelenberg.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving als mediator, zoals gesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser betoogde dat de kwaliteitseisen die door verweerder zijn gesteld, onredelijk zijn en de inschrijving van nieuwe mediators bemoeilijken. De rechtbank oordeelde echter dat de eisen die zijn vastgelegd in artikel 33b van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) gerechtvaardigd zijn. Deze eisen zijn bedoeld om de kwaliteit van mediators te waarborgen en om ervoor te zorgen dat burgers kunnen vertrouwen op de kwalificaties van mediators.
De rechtbank concludeerde dat de door verweerder gestelde kwaliteitseisen niet onredelijk zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de eisen niet bedoeld zijn om de inschrijving van nieuwe mediators te beperken, maar om de kwaliteit van de mediationpraktijk te waarborgen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D.J. Post, in aanwezigheid van griffier L.M. Noordam.