ECLI:NL:RBGEL:2018:501

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4692
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwaliteitseisen voor inschrijving van mediators door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een mediator, en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had verzocht om inschrijving als mediator, maar zijn verzoek werd op 10 mei 2017 afgewezen. Het bezwaar dat hij hiertegen indiende, werd op 25 juli 2017 ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 januari 2018 was eiser aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door H.J. Spiegelenberg.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving als mediator, zoals gesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser betoogde dat de kwaliteitseisen die door verweerder zijn gesteld, onredelijk zijn en de inschrijving van nieuwe mediators bemoeilijken. De rechtbank oordeelde echter dat de eisen die zijn vastgelegd in artikel 33b van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) gerechtvaardigd zijn. Deze eisen zijn bedoeld om de kwaliteit van mediators te waarborgen en om ervoor te zorgen dat burgers kunnen vertrouwen op de kwalificaties van mediators.

De rechtbank concludeerde dat de door verweerder gestelde kwaliteitseisen niet onredelijk zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de eisen niet bedoeld zijn om de inschrijving van nieuwe mediators te beperken, maar om de kwaliteit van de mediationpraktijk te waarborgen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D.J. Post, in aanwezigheid van griffier L.M. Noordam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

mr. [eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de raad voor rechtsbijstand te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2017 heeft verweerder het verzoek van eiser om hem in te schrijven als mediator afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J. Spiegelenberg.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder verzocht hem in te schrijven als mediator. Deze inschrijving zorgt er -kort samengevat- voor dat hij in aanmerking komt voor verwijzingen vanuit gerechten of vanuit het Juridisch Loket. Daarvoor kan hij dan, indien nodig, een toevoeging voor een rechtzoekende aanvragen.
Verweerder heeft dit geweigerd, omdat eiser niet heeft voldaan aan de inschrijvingsvoorwaarden. Zo heeft hij geen peer review met goed gevolg afgelegd en heeft hij niet voldaan aan de eis dat in de drie jaar voor de datum van de inschrijving bij verweerder negen mediations op basis van een Mediationovereenkomst voor de MFN-registermediator zijn verricht.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat de door verweerder gehanteerde normen dermate bezwarend zijn dat de inschrijving van nieuwe mediators sterk wordt bemoeilijkt, zo niet onmogelijk wordt gemaakt. Dit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Tijdens telefonisch contact is door een medewerker van verweerder gezegd dat de maatregelen bedoeld zijn om de toestroom van nieuwe mediators te beperken.
3. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving. In geschil is of verweerder deze eisen heeft mogen stellen aan de inschrijving.
4. Verweerder heeft in artikel 33b, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de bevoegdheid gekregen voorwaarden vast te stellen voor inschrijving als mediator. Deze voorwaarden hebben betrekking op de in artikel 33c van de Wrb genoemde onderwerpen. Uit de Memorie van Toelichting bij dit artikel (Kamerstukken II, 2005/06, 30 436 nr. 3, p. 23) blijkt dat het voor een succesvolle bevordering van mediation van belang is dat burgers erop kunnen vertrouwen dat de mediator voldoet aan objectiveerbare kwaliteitscriteria. Verweerder heeft deze criteria neergelegd in de Inschrijvingsvoorwaarden mediators 2017 (de Inschrijvingsvoorwaarden).
De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gestelde kwaliteitseisen niet onredelijk zijn. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder met deze eisen enkel probeert de inschrijving van nieuwe mediators te beperken of onmogelijk te maken.
De beroepsgronden van eiser slagen niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Noordam, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.