ECLI:NL:RBGEL:2018:540

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
C/05/329782 / KG RK 17-1088
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid en zakelijke relaties

In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.G. Roethof, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. drs. A.E.H. Bovy, rechter bij de Rechtbank Gelderland. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn vanwege haar vroegere werkzaamheden als advocaat bij Hekkelman en de zakelijke relaties van Hekkelman met de gemeente Berkelland. Verzoeker voerde aan dat de schijn van partijdigheid werd gewekt door de contacten van de rechter met oud-kantoorgenoten op LinkedIn en het toelaten van een advocaat van een derde belanghebbende tijdens de zitting.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de stelling van vooringenomenheid niet kon worden onderbouwd met concrete feiten. De rechter heeft sinds 2011 niet meer bij Hekkelman gewerkt en er was geen objectieve grond voor de vrees van verzoeker dat de rechter partijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De administratieve fout in de uitnodiging aan verzoeker werd ook niet als voldoende argument voor wraking gezien.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters T.P.E.E. van Groeningen, A.F. Germs-de Goede en M.J.C. van Leeuwen, en werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2018. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/329782 / KG RK 17-1088
Beschikking van 22 januari 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], te [woonplaats] hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. J.G. Roethof,
strekkende tot de wraking van
mr. drs. A.E.H. Bovy,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 23 november 2017 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
- het schriftelijke verweer van de rechter van 7 december 2017,
- de pleitnotitie van mr. Roethof,
- de door verzoeker ter zitting overgelegde stukken.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde,
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, als rechter in de zaak
met nummers AWB 17/1937 en 17/1956 tussen [eiser] en verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst (verder: het college). In deze zaak is door [eiser] en [verzoeker] aan het college verzocht om handhavend op te treden tegen [derde-belanghebbende] .
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, onder verwijzing naar zijn brief van 23 november 2017, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter is als advocaat werkzaam geweest bij Hekkelman (verder: Hekkelman). Zowel Hekkelman als Coffee Fresh Westhoff B.V. hebben al een geruime tijd vóór 2013 een zakelijke relatie met de gemeente Berkelland. Deze relatie bestond al toen de rechter nog werkzaam was voor Hekkelman. De schijn van partijdigheid wordt te meer gewekt door de aan de belanghebbenden verzonden uitnodigingen. In de uitnodiging aan verzoeker staat een andere naam genoemd dan de naam van de rechter. In de uitnodiging aan [eiser] is wel de naam van de behandelend rechter vermeld.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
Het betoog dat de rechter vooringenomen is vanwege haar vroegere werkzaamheden als advocaat bij Hekkelman treft geen doel. Zoals de rechter onweersproken heeft gesteld, is zij reeds geruime tijd (sinds 1 januari 2011) niet meer werkzaam bij Hekkelman en heeft zij geen enkele relatie met de heer Westhoff of zijn bedrijf. Het verband tussen de constatering dat zowel Hekkelman als Coffee Fresh Westhoff B.V. een zakelijke relatie hebben met de gemeente Berkelland en de vrees voor partijdigheid van de rechter omdat zij, zoals gezegd geruime tijd geleden, werkzaam is geweest bij Hekkelman Advocaten is te ver verwijderd om te kunnen leiden tot de conclusie dat objectief bezien de rechter jegens verzoeker vooringenomen is of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat.
3.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aan de door hem aangevoerde gronden nog het volgende toegevoegd. De schijn van partijdigheid wordt volgens verzoeker ook gewekt door het feit dat de rechter via haar LinkedIn-pagina nog contacten heeft met oud kantoorgenoten van Hekkelman Advocaten en ook omdat tijdens de mondelinge behandeling van de zaak de rechter heeft toegestaan dat de heer Haccou namens [derde-belanghebbende] het woord te voeren, zonder dat hij zich heeft gesteld als advocaat of als gemachtigde was aangekondigd. Volgens artikel 8:16, lid 3, Awb moeten alle feiten en omstandigheden die aan een wrakingsverzoek ten grondslag worden gelegd tegelijk worden voorgedragen. Uit die bepaling, in samenhang met lid 4 van dat artikel, volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden, die aan de verzoeker pas nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Niet gesteld of gebleken is dat de bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden pas na het wrakingsverzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Met deze gronden kan daarom geen rekening worden gehouden. De rechtbank merkt hier nog wel over op dat de enkele omstandigheid dat de rechter via haar LinkedIn-pagina is gelinkt aan oud kantoorgenoten niet tot het oordeel kan leiden dat er sprake is van de (schijn van) vooringenomenheid of een gerechtvaardigde vrees daarvoor. Voorts hoeft in het bestuursrecht een gemachtigde zich niet te stellen als advocaat of van te voren aangekondigd te worden. Dat de rechter dus mr. Haccou als gemachtigde heeft toegelaten, kan daarom evenmin wraking rechtvaardigen.
3.4
De rechtbank stelt vast dat verzoeker bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn uitnodiging voor de zitting in de bodemzaak heeft getoond en dat daarin niet de rechter, maar een andere rechter, te weten mr. M.J.M. Verhoeven, als behandelend rechter staat genoemd. In het bodemdossier van de rechtbank staat op een afschrift van de uitnodiging aan verzoeker wél de juiste naam vermeldt. De rechter heeft hierover onweersproken verklaard dat deze administratieve fout waarschijnlijk het gevolg is van het feit dat zij de zitting heeft overgenomen van mr. Verhoeven.
Hoewel de rechtbank het kwalijk vindt dat verzoeker een onjuiste brief heeft ontvangen en in het dossier van de rechtbank een andere brief zit dan de brief die verzoeker heeft ontvangen, is dit geen omstandigheid waaruit volgt dat de rechter vooringenomen was wat betreft verzoeker of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat, ook niet bezien in samenhang met de eerdere besproken omstandigheden.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. T.P.E.E. van Groeningen, A.F. Germs-de Goede, M.J.C. van Leeuwen in tegenwoordigheid van de griffier N.J.H. Klomp en in openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.