ECLI:NL:RBGEL:2018:5425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
C/05/345898 FT RK 18/1651
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om moratorium voor onderbreking waterlevering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot het geven van voorlopige voorzieningen in het kader van een moratorium. Verzoekster, een natuurlijke persoon, heeft een verzoek ingediend om verweerster, VITENS N.V., te verbieden de waterlevering te onderbreken. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een schuldsaneringsregeling, die op 26 november 2018 was aangevraagd. Verweerster had verzoekster gedagvaard om te verschijnen bij de kantonrechter, waarbij zij betaling van een achterstand in waterleveranties vorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een bedreigende situatie, omdat er nog geen rechtsgeldige titel was voor de onderbreking van de waterlevering. De rechtbank overweegt dat verweerster pas tot actie kan overgaan nadat zij een uitspraak van de kantonrechter heeft ontvangen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, omdat er geen dringende noodzaak was voor het gevraagde moratorium. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster de mogelijkheid heeft om opnieuw een verzoek in te dienen indien verweerster toch tot afsluiting overgaat. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. E. Schippers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
rekestnummer: C/05/345898 FT RK 18/1651 ls
datum beschikking: 6 december 2018
vonnis inzake verzoek moratorium afsluiten nutsvoorziening
In de zaak van:
[verzoekster]geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen verzoekster,
tegen
de naamloze vennootschap VITENS N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
hierna te noemen verweerster.

1.1. De gang van zaken en het verzoek

1.1.
Door verzoekster is op 26 november 2018, tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingediend tot het geven van een of meer voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw).
1.2.
Bij exploot van 19 november 2018 heeft Syncasso namens verweerster verzoekster gedagvaard om op dinsdag 4 december 2018 te 11.00 uur te verschijnen bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. Verweerster vordert van verzoekster de betaling van de achterstand inzake de waterleveranties en vordert verder van verzoekster om haar toegang te verlenen tot de woning teneinde de waterleverantie te kunnen onderbreken.
1.3. Het verzoek strekt ertoe verweerster te verbieden de woning van verzoekster af te sluiten en haar te gebieden voort te gaan met de leverantie van water.
1.4. Verweerster heeft op 3 december 2018 een verweerschrift ingediend.
1.5. De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van
4 december 2018 te 13.30 uur, waar verzoekster, bijgestaan door haar beschermingsbewindvoerder, de heer [bewindvoerder], is verschenen.

2.De standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om verweerster te verbieden over te gaan tot het afsluiten van de waterleverantie. Verzoekster heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat zij probeert tot een minnelijke schuldregeling met haar schuldeisers te komen dan wel – als het niet lukt – dat zij om toelating tot de schuldsaneringsregeling zal verzoeken.
2.2.
Bij brief van 3 december 2018 heeft Syncasso namens verweerster de rechtbank laten weten dat er naar haar oordeel geen sprake is van een bedreigende situatie. Verweerster beschikt niet over een geldige titel om tot onderbreking van de levering van water over te gaan. Er is daartoe weliswaar een vordering ingesteld, maar zolang daar niet op is beslist kan er nog geen sprake zijn van een bedreigende situatie. Verweerster wijst er op dat naar haar mening het verzoekschrift onvoldoende onderbouwd en gedocumenteerd is. Aangezien er over het ontstaan en onbetaald laten van alle schulden van verzoekster onvoldoende informatie bekend is kan verweerster niet beoordelen of er voldaan is aan de vereisten van artikel 288, lid 1, sub b en c, van de Fw. Ook is er nog geen minnelijk traject opgestart en is het verweerster niet duidelijk of verzoekster wordt bijgestaan door een persoon die dat traject mag uitvoeren. Tot slot wijst verweerster er op dat verzoekster ondanks diverse sommaties geen enkele betaling aan haar heeft verricht na september 2017 en dat ook de lopende gebruiksvergoeding niet wordt betaald. Dit ondanks het op 15 maart 2016 ingestelde beschermingsbewind. Verzoekster heeft inzake de levering van water tot en met heden een betalingsachterstand laten ontstaan bij verweerster van in totaal € 444,96, te vermeerderen met rente en kosten. Verweerster stelt derhalve belang te hebben bij het realiseren van de onderbreking van de waterlevering om het verder oplopen van de betalingsachterstand te voorkomen.
2.3.
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder aangegeven dat op 4 december 2018 een betaling heeft plaatsgevonden voor de periode van augustus tot november 2018. De voorschotnota voor de periode vanaf november 2018 zal volgens hem vóór 16 december 2018 voldaan worden. Volgens de beschermingsbewindvoerder is de (financiele) situatie van verzoekster inmiddels gestabiliseerd en zijn de brieven met het aanbod om een minnelijke schuldregeling te treffen in het afgelopen weekend verzonden. Desgevraagd geeft de beschermingsbewindvoerder aan dat er in de door verweerster opgestarte procedure bij de kantonrechter op 4 december 2018 om uitstel voor antwoord is verzocht. Verzoekster wil – ondanks dat er nog geen datum voor de onderbreking van de waterleverantie is aangezegd – graag een toewijzing van het moratoriumverzoek om rust te creëeren.

3.3. De beoordeling

3.1.
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of er sprake is van een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 287b, eerste lid en tweede lid, van de Fw. De rechtbank overweegt als volgt.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een bedreigende situatie, zoals in de wet bedoeld. Verweerster heeft weliswaar aangegeven dat zij ten aanzien van verzoekster tot onderbreking van de waterleverantie wenst over te gaan en zij heeft daartoe ook een vordering ingediend bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, maar uit de stukken blijkt dat verweerster pas tot daadwerkelijk handelen wil overgaan nadat zij daartoe een rechtsgeldige titel heeft bekomen van de kantonrechter. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is voorts gebleken dat verzoekster gedagvaard was tegen de zitting van 4 december 2018 en dat haar beschermingsbewindvoerder om uitstel voor antwoord heeft verzocht. Gelet op de lopende procedure bij de kantonrechter is er op dit moment nog geen sprake van een tegen een bepaalde datum aangezegde en voorgenomen daadwerkelijk onderbreking van de waterleverantie. Voorts valt niet uit te sluiten dat, nu verzoekster haar financiën op orde heeft en de termijnbetalingen aan verweerster heeft hervat, verweerster uiteindelijk niet tot afsluiting zal overgaan.
3.3.
De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de gevraagde voorziening toe te wijzen om het minnelijk traject kans van slagen te geven. Naar het oordeel van de rechtbank staat er voor verzoekster niets aan in de weg om vanaf nu met voortvarendheid aan de slag te gaan om te proberen met de schuldeisers een minnelijke regeling te treffen. Mocht verweerster uiteindelijk toch tot afsluiting overgaan, kan een nieuw verzoek worden ingediend.
3.4.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal op een nader te bepalen tijdstip worden beslist.

4.4. Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.